Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De overwegingen
In een eerdere collectieve actie (onder de WCAM, artikel 3:305a BW oud), gestart in 2017 door Stichting Car Claim tegen (onder meer) Volkswagen, heeft rechtbank Amsterdam op 14 juli 2021 einduitspraak gedaan (hierna: de SCC-procedure).
De kantonrechter heeft daarop op 16 juni 2021 beslist dat Volkswagen nu eerst de gelegenheid krijgt een incident tot verwijzing naar de rechtbank Amsterdam in te dienen en dat de beslissing over het aanhoudingsverzoek dan wordt gecombineerd met een beslissing over de verwijzing. Na de conclusiewisseling over het verwijzingsincident heeft, op verzoek van de kantonrechter, een aktewisseling plaatsgevonden over de eventuele implicaties voor deze zaak van de einduitspraak van 14 juli 2021 van rechtbank Amsterdam in de SCC-procedure.
C-343/19, ECLI:EU:C:2020:534 Verein für Konsumenteninformation/VW) om de plaats waar de auto is gekocht. Voor [A] is dat Nederland: toen hij zijn tweedehands Volkswagen Passat kocht bij autodealer [onderneming] was deze al voorzien van de sjoemelsoftware. De Nederlandse rechter is dus bevoegd om van het geschil kennis te nemen. Omdat [A] in [plaatsnaam] woont, is de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, de bevoegde rechter.
Daarnaast is Volkswagen van mening dat deze zaak verknocht is met de collectieve actie-procedure in Amsterdam en dat dat consistentie van de uitspraken wenselijk en doelmatig maakt.
Volkswagen benadrukt ook dat zij een aanzienlijk belang heeft bij een uniforme behandeling van alle vorderingen over de diesel-kwestie. Volgens haar volgt uit de Memorie van Toelichting bij de WAMCA dat het ook het systeem van de WAMCA is dat een collectieve procedure met voorrang moet worden behandeld op individuele procedures, die dan zo nodig opgeschort kunnen worden.
In haar laatste akte heeft Volkswagen opgemerkt dat zij haar verwijzingsverzoek niet langer baseert op de SCC-procedure, omdat deze inmiddels niet meer aanhangig is bij de rechtbank Amsterdam doordat op 14 juli 2021 einduitspraak is gedaan in die zaak.
litispendentie) of als de zaak verknocht is aan een zaak die al bij een andere gewone rechter van gelijke rang aanhangig is (
verknochtheid, connexiteit).
litispendentie: er is geen sprake van procedures tussen dezelfde partijen. De Stichting is geen partij bij de DEJ-procedure die in Amsterdam loopt. De omstandigheid dat een uiteindelijke uitspraak in die procedure op grond van de WAMCA ook gezag van gewijsde heeft voor [A] /de Stichting maakt niet dat [A] of de Stichting als partij bij die procedure kan worden beschouwd. Dit wordt als volgt toegelicht. Op dit moment is de stand van zaken in de DEJ-procedure dat nog beslist moet worden of daarop de WAMCA van toepassing is. Als de DEJ-procedure onder het bereik van de WAMCA valt, zal daarna de vraag moeten worden beantwoord of [A] /de Stichting valt onder de groep personen van wie de belangen in de collectieve vordering worden behartigd, zoals de rechtbank Amsterdam die dan “nauw moet omschrijven”. Mocht [A] /de Stichting onder die groepsbeschrijving vallen, bestaat nog de mogelijkheid van opt-out, wat dan tot gevolg zou hebben dat de procedure geen gevolg heeft of tot gebondenheid leidt voor diegene die hebben gekozen voor opt-out. Dit betekent dat, in ieder geval op dit moment, niet gezegd kan worden dat sprake is van dezelfde partijen en daarmee van lititspendentie, zodat op die grond de vordering tot verwijzing niet kan worden toegewezen.
verknochtheid/connexiteitdie verwijzing naar de rechtbank Amsterdam mogelijk maakt. Voor verwijzing op deze grond is in ieder geval niet vereist dat het moet gaan om procedures tussen dezelfde partijen. Wel moet het gaan om identieke feitelijke of juridische geschilpunten of daarmee in ieder geval zodanige samenhang vertonen dat consistentie van de uitspraken wenselijk is. Anders dan Volkswagen is de kantonrechter van oordeel dat de feitelijke en juridische geschilpunten in de DEJ-procedure en deze procedure niet zodanig identiek zijn of zodanig samenhangen dat consistentie van de uitspraken wenselijk is. Deze zaak gaat in de kern alleen over één individuele schadevergoedingsvordering op grond van onrechtmatig handelen (waarvoor een verklaring voor recht en een bedrag aan schadevergoeding wordt gevraagd), terwijl in de DEJ-procedure behalve schadevergoeding ook talloze andere vorderingen tegen diverse gedaagde partijen moeten worden beoordeeld, zoals diverse verklaringen voor recht, vernietiging, ontbinding en zaaksvervanging. In feite is de enige overlap tussen beide procedures te vinden in de grondslag van de aansprakelijkheid ten opzichte van Volkswagen; onrechtmatige daad. Qua schade verschillen de zaken namelijk ook: in deze zaak zal de schade concreet moeten worden begroot terwijl, als de DEJ-procedure een WAMCA-zaak blijkt te zijn, er dan voor de rechter alleen ruimte is om de schade abstract vast te stellen. Wat de kantonrechter hierbij ook in aanmerking heeft genomen is dat de WAMCA ook de mogelijkheid open laat voor het (op termijn) voeren van individuele procedures. Tot slot geldt ook hier dat op dit moment nog niet vaststaat dat de WAMCA van toepassing is op de DEJ-procedure waardoor er in ieder geval geen direct gevaar bestaat voor tegenstrijdige beslissingen. Ook op deze grond kan dus geen verwijzing plaatsvinden naar de rechtbank Amsterdam.
- kort gezegd - onwenselijk dat alle zaken over de diesel-kwestie door verschillende rechters in het land worden behandeld en beoordeeld en vordert dat deze zaak wordt aangehouden totdat [A] (of de Stichting namens hem) gebruik heeft gemaakt van de opt-out mogelijkheid in de DEJ-procedure en er vervolgens een jaar is verstreken overeenkomstig de regeling in de WAMCA).
Wachten op het stadium van de opt-out periode in de DEJ-procedure leidt tot een jarenlange vertraging. De rechter moet ook heel terughoudend zijn met het toewijzen van het verzoek om aanhouding, dat kan alleen om klemmende redenen. Die heeft Volkswagen niet aangevoerd. Volgens de Stichting heeft aanhouden ook geen zin omdat het nog maar de vraag is of de vordering van de Stichting (voor [A] ) in temporeel opzicht wel onder de WAMCA zou vallen: de WAMCA is van toepassing op gebeurtenissen die op of na 15 november 2016 hebben plaatsgevonden, terwijl de motor, de EA 189, waar het hier en in de DEJ-procedure om gaat in 2015 door Volkswagen van de markt is gehaald.
Volgens de Stichting moet onredelijke vertraging van de procedure voorkomen worden.
3.De beslissing
woensdag 29 juni 2022 (of desgevraagd een eerdere roldatum)om partijen de gelegenheid te geven zich uit te laten zoals vermeld in rechtsoverweging 2.20;