ECLI:NL:RBMNE:2022:1268

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
16.226886.20 en 16.242732.18 (vord. tul) en 16.084676.21 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal met geweld en veroordeling voor poging tot afpersing in vereniging en vernieling

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 april 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 2000, die werd beschuldigd van diefstal met geweld, poging tot afpersing in vereniging en vernieling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal met geweld, maar hem wel veroordeeld voor de poging tot afpersing in vereniging en de vernieling van een auto. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van vrijwillige terugtred, aangezien de verdachte en zijn medeverdachte een dreigende situatie hadden gecreëerd. De verdachte kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden opgelegd, evenals een taakstraf van 120 uren. De rechtbank overwoog dat de ernst van de feiten en het recidiverisico van de verdachte zwaar wogen in de beslissing. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.226886.20 en 16.242732.18 (vord. tul) en 16.084676.21 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.J.J.S. Visser en van hetgeen mr. D. van den Broek, advocaat te Utrecht, namens verdachte naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16.226886.20
1.
op 6 september 2020 te Bussum, samen met een ander, heeft geprobeerd om met geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot afgifte van geld.
Subsidiair is dit ten laste gelegd als het medeplegen van dwang.
2.
op 6 september 2020 te Bussum, samen met een ander, een scooter van het merk Piaggio en/of een JBL speaker en/of een powerbank met geweld en/of bedreiging met geweld heeft gestolen van [slachtoffer 1] .
Parketnummer 16.084676.21
op 11 februari 2021 te Hilversum de linker buitenspiegel van een Renault, type Megane, van [slachtoffer 2] heeft vernield.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16.226886.20 en 16.084676.21 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1, 2 en 3.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot afpersing in vereniging, met uitzondering van de bedreiging met het vuurwapen, de onder 2 ten laste gelegde diefstal in vereniging met geweld ten aanzien van de scooter, en de onder 3 ten laste gelegde vernieling, wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Er is wat betreft het onder 1 ten laste gelegde geen sprake van het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen. Voor het onder 2 ten laste gelegde was er bij verdachte geen oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening van de scooter omdat tussen verdachte en aangever de afspraak was gemaakt dat verdachte de scooter zou repareren. Wat betreft de onder 3 ten laste gelegde vernieling heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak voor feit 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De onder 2 ten laste gelegde wegnemingshandeling, wat de kern is van de tenlastegelegde diefstal, kan namelijk enkel en alleen worden gebaseerd op de verklaring van aangever [slachtoffer 1] . Dat de scooter kort na de wegnemingshandeling onder verdachte omstandigheden bij verdachte en medeverdachte [medeverdachte] is aangetroffen (zonder kentekenplaat, die vervolgens werd aangetroffen in een vuilniszak), ondersteunt de aangifte wat betreft de wegnemingshandeling onvoldoende. De rechtbank kan op grond van die omstandigheden immers niet vaststellen dat hetgeen in de tenlastelegging onder 2 is beschreven daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het ten aanzien van feit 2, naast de verklaring van aangever, ontbreekt aan (steun)bewijs. Er wordt dus niet voldaan aan het wettelijk bewijsminimum.
Bewijsmiddelen voor feit 1 [1]
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 6 september 2020 rond 21.15 uur op zijn scooter reed. Hij zag dat een andere scooter hem tegemoet kwam rijden en hij herkende de personen op deze scooter direct als [medeverdachte] en [verdachte] . Hij had afgelopen zomer een conflict gehad met [medeverdachte] waarbij hij een JBL-speaker van [medeverdachte] kapot had gegooid. [medeverdachte] wilde daarvoor van hem een bedrag van € 180,00 hebben. Vrijwel direct na het passeren, zag hij in zijn buitenspiegel dat de scooter waarop [medeverdachte] en [verdachte] zaten, omkeerde en achter hem aan kwam. Ongeveer ter hoogte van een [locatie 1] in [plaatsnaam 1] passeerde de scooter hem en hij zag dat [verdachte] , die achterop zat, trappende bewegingen naar zijn scooter maakte. Hierbij werd zijn scooter meermalen door de trappen geraakt. Op de [straatnaam 1] ter hoogte van de rotonde met de [straatnaam 2] kwam aangever ten val. Hij zag dat [verdachte] afstapte en zijn kant op rende. [verdachte] riep: ‘Je gaat nu betalen of je geeft nu je scooter af’. Aangever zei toen dat hij geld ging regelen. [verdachte] reed vervolgens op de scooter van aangever en aangever zat achterop, om bij hem thuis geld te gaan halen. [2]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij in de richting van de rotonde [straatnaam 3] – [straatnaam 2] in [plaatsnaam 1] liep. Zij hoorde plotseling een harde klap. Toen zij omkeek, zag zij dat een scooter onderuit was gegaan nabij de rotonde [straatnaam 4] – [straatnaam 2] . Dat gebeurde op een recht stuk. Vervolgens hoorde zij iemand schreeuwen en meerdere scheldwoorden. [3]
De iPhone van [medeverdachte] is onderzocht en daarop zijn WhatsApp-gesprekken gevonden tussen [medeverdachte] en contactpersoon [.] .
Op 17 augustus 2020 stuurde [medeverdachte] de volgende tekst naar [.] : ‘Oh zie nu dat [slachtoffer 1] in [plaatsnaam 1] is bij de [locatie 2] ". [.] stuurde hierop ‘Wij kunnen ook wel naar [plaatsnaam 1] ’, met daarbij een lachende smile. [medeverdachte] stuurde hierna: ‘Komt goed. Eerst zo ff naar [locatie 3] ’.
Op zondag 6 september 2020 om 21.37 uur stuurde [.] een bericht: ‘Ik kom er nu aan’.
[medeverdachte] stuurde om 21.52 uur: ‘Wacht. We hebben [slachtoffer 1] ’.
[.] stuurde om 21.47 uur: ‘Waar ben je kom ik ook’.
[medeverdachte] stuurde om 21.52 uur: ‘ [slachtoffer 1] zn huis zo. Bel zo nog anders’. [4]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat er wat speelde met [medeverdachte] ; [slachtoffer 1] is [medeverdachte] geld schuldig. Zij zijn achter [slachtoffer 1] aangereden, in eerste instantie om met hem te praten. Hij heeft tegen [slachtoffer 1] gezegd: ‘Je hebt schulden en die moet je oplossen’. [5] Hij heeft [slachtoffer 1] beetgepakt. [6]
[medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat het klopt dat hij een conflict met [slachtoffer 1] had over een JBL-speaker die [slachtoffer 1] kapot had gegooid. [slachtoffer 1] heeft een schuld van € 180,00 bij hem. [verdachte] trapte tegen de scooter van [slachtoffer 1] aan. [slachtoffer 1] is gevallen. [verdachte] wordt op zo’n moment snel boos. [verdachte] heeft [slachtoffer 1] vastgepakt bij zijn helm en tegen [slachtoffer 1] gezegd dat hij moest betalen. [7] Toen ze [slachtoffer 1] tegenkwamen, had [verdachte] tegen hem gezegd dat hij moest omkeren. [verdachte] en [slachtoffer 1] reden samen op een scooter naar het huis van [slachtoffer 1] omdat [slachtoffer 1] had gezegd dat hij thuis geld had. [8] Over het appje naar [.] op 17 augustus 2020 verklaarde [medeverdachte] dat dit was om het over het geld te hebben. [9]
Bewijsoverwegingen voor feit 1
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen die zijn afgelegd door aangever enerzijds en beide verdachten anderzijds elkaar op bepaalde punten tegenspreken, maar op essentiële onderdelen met elkaar overeenstemmen, zodat daaruit de volgende feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid en vastgesteld. Er bestond een conflict tussen aangever en [medeverdachte] met betrekking tot een kapotte JBL-speaker van [medeverdachte] , waarbij aangever geld schuldig was aan [medeverdachte] . Toen [medeverdachte] en [verdachte] aangever onderweg tegenkwamen, zijn zij omgekeerd, achter hem aangereden en naast hem gaan rijden. Daarbij is er, zo volgt uit de verklaringen van aangever en [medeverdachte] , door [verdachte] tegen de scooter van aangever getrapt en is aangever op enig moment ten val gekomen. [verdachte] heeft aangever kort na de val beetgepakt en er is door [verdachte] tegen aangever gezegd dat er betaald moest worden. Uiteindelijk is [verdachte] op de scooter van [slachtoffer 1] , met [slachtoffer 1] achterop, naar het huis van [slachtoffer 1] gereden om daar geld te halen.
Deze gang van zaken wordt bevestigd door getuige [getuige] die heeft verklaard over een val met een scooter op een volgens haar niet logische plek, namelijk een recht stuk weg, en geschreeuw. Verdere bevestiging wordt gevonden in het app-verkeer op de telefoon van [medeverdachte] , waaruit blijkt dat [medeverdachte] aangever al eerder wilde aanspreken op het geld dat aangever aan hem verschuldigd was, en dat dit uiteindelijk, op 6 september 2020, ook daadwerkelijk gebeurd is.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat er een voor aangever dreigende situatie is ontstaan. [medeverdachte] en [verdachte] zijn namelijk achter hem aangereden, hebben hem ingehaald en zijn naast aangever gaan rijden, waarbij [verdachte] schoppende bewegingen naar de scooter van aangever heeft gemaakt. Kort daarna kwam aangever ten val en kwam [verdachte] op hem afgelopen. Te midden van deze dreigende situatie is door [verdachte] gezegd dat aangever zijn schulden moest betalen. De onder 1 primair ten laste gelegde poging tot afpersing kan wettig en overtuigend worden bewezen.
De rol van [medeverdachte] is daarbij van voldoende gewicht geweest om een poging tot afpersing ‘in vereniging’ bewezen te verklaren. [medeverdachte] bestuurde immers de scooter en heeft de keuze gemaakt om achter aangever aan te gaan en naast hem te gaan rijden. Het betrof bovendien een conflict tussen [medeverdachte] en aangever, waarbij het [medeverdachte] was die geld van aangever zou krijgen. Hoewel uit het dossier onvoldoende blijkt dat [medeverdachte] jegens aangever geweldshandelingen heeft verricht, is hij er wel bij aanwezig geweest, hetgeen een versterkend effect heeft gehad op de dreiging die er voor aangever van de situatie uit ging. Ten slotte blijkt de betrokkenheid van [medeverdachte] uit zijn appje van 6 september 2020 aan [.] met de tekst ‘we hebben [slachtoffer 1] ’. Dit alles wijst erop dat de rol van [medeverdachte] van voldoende gewicht is geweest om hem als medepleger aan te merken.
Dat door verdachten ook een vuurwapen tevoorschijn is gehaald en daarmee is gedreigd, vindt de rechtbank niet bewezen, zodat verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen voor feit 3
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 26 maart 2021, genummerd PL0900-2021045810-4, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende een bekennende verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina 29;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 11 februari 2021, genummerd PL0900-2021045810-2, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van [slachtoffer 2] , doorgenummerde pagina’s 1 en 2.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. primair
op 6 september 2020 te [plaatsnaam 1] , gemeente Gooise Meren, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld, [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld, dat aan die [slachtoffer 1] toebehoorde,
- met een scooter naast de scooter van die [slachtoffer 1] heeft gereden en
- vervolgens tegen de scooter van die [slachtoffer 1] heeft geschopt en
- vervolgens de helm van die [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgepakt en
- vervolgens die [slachtoffer 1] om geld hebben gevraagd en heeft geroepen dat er betaald zou moeten worden en
- vervolgens met die [slachtoffer 1] naar de woning van die [slachtoffer 1] is gereden om die [slachtoffer 1] geld te laten halen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
op 11 februari 2021 te [plaatsnaam 2] opzettelijk en wederrechtelijk de linker buitenspiegel van de personenauto van het merk Renault, type Megane, met kenteken [kenteken 1] , dat aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

6.1
Het standpunt van de verdediging
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat, indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde poging tot afpersing, er sprake is geweest van een vrijwillige terugtred, zodat het onder 1 primair ten laste gelegde niet als zodanig is te kwalificeren en ontslag van alle rechtsvervolging moet volgen.
6.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat van vrijwillige terugtred geen sprake is. Dat verdachten uiteindelijk afzien van het afpersen van geld en hun plannen wijzigen naar diefstal van de scooter van aangever, maakt niet dat gezegd kan worden dat verdachten tot inkeer zijn gekomen of een tegenhandeling hebben verricht ten gevolge waarvan de afpersing niet is voltooid. Verdachten zijn van het ene misdrijf overgestapt naar het andere.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat van vrijwillige terugtred in de zin van art. 46b van het Wetboek van Strafrecht sprake is indien de verdachte vrijwillig is teruggetreden voordat het misdrijf is voltooid. Of gedragingen van de verdachte toereikend zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn, hangt – mede gelet op de aard van het misdrijf – af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij verdient opmerking dat voor het aannemen van vrijwillige terugtred in geval van een voltooide poging veelal een zodanig optreden van de verdachte is vereist dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten.
Uit het strafdossier volgt dat verdachte, na (bedreiging met) geweld en het vragen om geld nabij de rotonde, samen met aangever op diens scooter naar het huis van aangever is gegaan om daar geld van hem te ontvangen. Vast staat ook dat de scooter van aangever in de woning van [verdachte] is aangetroffen. Of de scooter daar is gekomen doordat [verdachte] die heeft weggenomen – zoals door aangever is verklaard – of dat de scooter als borg diende totdat de schuld door aangever betaald zou worden – waar [medeverdachte] in zijn verklaring bij de politie op zinspeelde – of dat er een andere reden voor was, is uit het dossier niet duidelijk geworden. Wel staat vast dat aangever zowel bij de rotonde als bij zijn woning geen geld aan verdachten heeft afgegeven.
Op grond van de hiervoor vermelde omstandigheden verwerpt de rechtbank het beroep op vrijwillige terugtred, omdat niet aannemelijk is geworden dat verdachte zich op een dusdanig moment heeft bedacht en vervolgens zodanig heeft gehandeld, dat zijn terugtred nog geschikt was om het intreden van het gevolg, namelijk de afpersing, te beletten. Dat verdachte zich zou hebben bedacht, is wel door de raadsvrouw gesteld, maar volgt op geen enkele manier uit de door verdachte afgelegde verklaringen. Bovendien, op het moment dat verdachte met aangever op diens scooter wegreed, was er door beide verdachten al een dreigende situatie gecreëerd, waarbij ook geweld is gebruikt, en is in die situatie tegen aangever gezegd dat hij moest betalen. Alleen omdat aangever geen geld bij zich had, is de afpersing niet voltooid. Het is dus niet aan de gedragingen van verdachte te wijten geweest, dat het bij een poging is gebleven. Het enkele feit dat aangever ook bij zijn woning geen geld heeft afgegeven en in de woning van verdachte vervolgens wel de scooter van aangever is aangetroffen, maakt dat niet anders. Verdachte heeft hierover immers geen aannemelijke en geloofwaardige verklaring afgelegd.
Er is ook voor het overige geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden 1) een contactverbod met [slachtoffer 1] en 2) een gebiedsverbod voor de woning van [slachtoffer 1] en een straal van tweehonderd meter daaromheen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte is een kwetsbare jongen, die bovendien niet in een penitentiaire inrichting past. Zij heeft verzocht een jeugddetentie op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest in combinatie met een taakstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing. Het slachtoffer was geld aan zijn medeverdachte verschuldigd en verdachte heeft, samen met zijn medeverdachte, op een dreigende manier het slachtoffer willen dwingen tot afgifte van dat geld. Dit is voor het slachtoffer beangstigend en intimiderend geweest. Verdachte heeft met zijn handelen er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans geld en goederen en voor diens lichamelijke integriteit en gevoelens. Ook indien het slachtoffer daadwerkelijk geld verschuldigd was aan de medeverdachte, rechtvaardigt dat op geen enkele wijze de manier waarop verdachte en zijn medeverdachte hebben gehandeld. Daarnaast heeft verdachte, zonder enige noemenswaardige aanleiding, een buitenspiegel van een auto vernield. Ook daaruit blijkt dat verdachte geen respect heeft voor dat wat van een ander is.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 10 maart 2022 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies van [instelling] van 31 januari 2022. Er is sprake van een delictpatroon in het plegen van vermogens- en drugsgerelateerde delicten. Verdachte is in het kader van het opmaken van het rapport niet verschenen op afspraken met de reclassering. Daaruit wordt geconcludeerd dat verdachte niet gemotiveerd is of openstaat voor begeleiding vanuit [instelling] en een eventueel hulpverleningstraject. Er zou bij verdachte geen stabiliteit zijn op de leefgebieden wonen, werk, financiën en relaties. Nader onderzoek naar zijn middelengebruik is geïndiceerd en daarnaast is diagnostiek geïndiceerd om een goed beeld te krijgen van verdachte en de eventueel benodigde hulpverlening. Echter, door zijn weigerende en niet-meewerkende houding, ziet de reclassering hier geen aanknopingspunten voor. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Geadviseerd wordt om het volwassenenstrafrecht toe te passen en aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Ter terechtzitting is de deskundige [A] van de jeugdreclassering gehoord. Zij heeft verklaard dat verdachte een kwetsbare jongen is, met veel schulden en agressieregulatie-problematiek. Er was op verschillende gebieden veel voor hem geregeld, maar veel is door verdachte weer ongedaan gemaakt en verdachte liet zich uiteindelijk niet meer begeleiden en kwam niet meer op afspraken. De kans is groot dat verdachte recidiveert.
De straf
Anders dan de raadsvrouw ziet de rechtbank in de persoonlijkheid van verdachte of in de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan geen gronden om verdachte volgens het jeugdstrafrecht te veroordelen. Verdachte lijkt niet (meer) vatbaar voor pedagogische beïnvloeding, en er is geen sprake van een gezinssituatie. De documentatie van verdachte vormt ook een contra-indicatie voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Ten slotte is het argument dat een penitentiaire inrichting geen passende plek voor verdachte is, maar een justitiële jeugdinrichting wel, op zichzelf geen reden voor toepassing van het jeugdstrafrecht.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging uit van een gevangenisstraf van zes maanden. Strafverzwarende factoren, zoals dat het feit in vereniging is begaan en er sprake is van recidive, zijn hier nog niet in meegenomen. Verder weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee dat verdachte het grootste aandeel in het gebeuren heeft gehad. Een strafverminderende omstandigheid is dat het om een poging gaat. Ook weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat het feit van wat langer geleden is. Wat betreft de vernieling is de rechtbank van oordeel dat de kennelijke lichtzinnigheid waarmee verdachte dit misdrijf heeft gepleegd strafverzwarend is. Een strafverminderende omstandigheid is dat de aard en de omvang van dit feit van geringere ernst zijn.
De rechtbank zal aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, maar zij ziet in het hoge recidiverisico wel aanleiding en noodzaak voor een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarmee wordt beoogd verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan. Ter terechtzitting kwam ter sprake dat de reclassering het toezicht dat tijdens de schorsing van verdachte is opgelegd, retour heeft gemeld. Hoewel de rechtbank hier niet nader over is geïnformeerd, past dit wel bij het beeld dat volgt uit de adviesrapportage van [instelling] . Gelet op dat advies en het gegeven dat het schorsingstoezicht niet is gelopen zoals dat zou moeten, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om aan deze voorwaardelijke straf de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden te verbinden.
Om verdachte de consequenties van zijn handelen te laten voelen, zal daarnaast aan hem een taakstraf van 120 uren worden opgelegd.
De voorlopige hechtenis
Voornoemde brengt mee dat het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.

9.BESLAG

Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp dat aan verdachte toebehoort, te weten een stiletto met stootplaat, onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Het voorwerp is bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feit aangetroffen. Dit voorwerp kan bovendien dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven, dan wel tot belemmering van de opsporing daarvan.

10.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 2.700,00. Dit bedrag bestaat uit € 1.200,00 materiële schade en € 1.500,00 immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 174,99. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen, waarbij ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] een hoofdelijke veroordeling moet volgen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 1] aangevoerd dat de vordering zowel wat betreft de materiële als de immateriële schade onvoldoende is onderbouwd. Met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 2] heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [slachtoffer 1]
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 primair bewezen verklaarde feit immateriële schade heeft geleden. Er is bij de benadeelde partij immers door toedoen van verdachten letsel ontstaan, zodat aan de benadeelde partij een immateriële schadevergoeding kan worden toegekend. De benadeelde partij is immers door toedoen van verdachte en zijn medeverdachte ten val gekomen, en uit het dossier is gebleken dat de benadeelde partij hierdoor letsel heeft opgelopen. Gelet op de schadevergoedingen die doorgaans in vergelijkbare gevallen worden toegewezen, acht de rechtbank een vergoeding van € 250,00 voor de geleden immateriële schade billijk, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 september 2020 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij wat betreft de meer gevorderde immateriële en materiële schade niet-ontvankelijk verklaren, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd. De materiële schade is namelijk alleen onderbouwd met een offerte, waaruit bovendien niet duidelijk wordt welke onderdelen van de offerte een gevolg zijn van het bewezenverklaarde feit. De vordering kan voor het deel dat niet is toegewezen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 250,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 september 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met vijf dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
De vordering van [slachtoffer 2]
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 3 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 174,99 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 februari 2021 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 174,99, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 februari 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met twee dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de politierechter te Midden-Nederland van 11 februari 2020 (parketnummer 16.242732.18) is verdachte een jeugddetentie van elf dagen voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal de vordering worden toegewezen, met dien verstande dat verdachte ouder is dan 18 jaar en er geen reden meer is om bij verdachte uit te gaan van het jeugdstrafrecht. De rechtbank zal, in plaats van het tenuitvoerleggen van de jeugddetentie, een taakstraf van 22 uren gelasten.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36d, 36f, 45, 57, 312, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 4 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer: 1 STK Stiletto;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 250,00, bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 september 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 174,99, bestaande uit een vergoeding voor materiële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 174,99 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met twee dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16.242732.18
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 11 februari 2020 opgelegde voorwaardelijke vrijheidsstraf toe;
- gelast in plaats van de vrijheidsstraf het verrichten van een taakstraf voor de duur van 22 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 11 dagen hechtenis;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, mr. R.A. Hebly en mr. J. van Zeijts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 april 2022.
Mrs. Van Zeijts en Van Zwet zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16.226886.20
1
hij op of omstreeks 6 september 2020 te Bussum, gemeente Gooise Meren, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte(n) en/of zijn mededader(s) en/of een derde toebehoorde(n),
- met een scooter naast de scooter van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gereden, en/of
- ( vervolgens) tegen de scooter van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geschopt (waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam), en/of
- ( vervolgens) in de buik/maag, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer 1] heeft/hebben getrapt/geschopt en/of heeft geslagen/gestompt, en/of
- ( vervolgens) de helm van die [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgepakt en/of de helm van het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft/hebben afgetrokken, en/of
- ( vervolgens in het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gekrabd, en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen (gelijkend voorwerp) tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gehouden, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] om geld heeft/hebben gevraagd en/of heeft/hebben geroepen dat er betaald zou moeten worden en/of heeft/hebben geroepen “je gaat nu betalen, of jij geeft je scooter af”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking, en/of
- ( vervolgens) met die [slachtoffer 1] naar de woning van die [slachtoffer 1] is/zijn gereden om die [slachtoffer 1] geld te laten halen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 september 2020 te Bussum, gemeente Gooise Meren, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer 1] , door geweld en/of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met
geweld en/of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer 1] , wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten naar zijn ( [slachtoffer 1] ) woning te gaan om geld te halen, door (tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen)
- met een scooter naast de scooter van die [slachtoffer 1] te rijden, en/of
- ( vervolgens) tegen de scooter van die [slachtoffer 1] te schoppen (waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam), en/of
- ( vervolgens) in de buik/maag, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer 1] te trappen/schoppen en/of te slaan/stompen, en/of
- ( vervolgens) de helm van die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of de helm van het hoofd van die [slachtoffer 1] af te trekken, en/of
- ( vervolgens) in het gezicht van die [slachtoffer 1] te krabben, en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen (gelijkend voorwerp) tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te houden, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 1] om geld te vragen en/of te roepen dat er betaald zou moeten worden en/of te roepen “je gaat nu betalen, of je geeft je scooter af”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking, en/of
- ( vervolgens) met die [slachtoffer 1] naar de woning van die [slachtoffer 1] te rijden om die [slachtoffer 1] geld te laten halen;
2
hij op of omstreeks 6 september 2020 te Bussum, gemeente Gooise Meren, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, een scooter van het merk Piaggio, met kenteken [kenteken 2] , en/of een JBL speaker en/of een powerbank, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft/hebben weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechteljk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door met die [slachtoffer 1] en zijn scooter naar de woning van die [slachtoffer 1] te rijden en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] (als passagier) van zijn scooter af te duwen en/of (vervolgens)
met de scooter van die [slachtoffer 1] weg te rijden.
Parketnummer 16.084767.21
hij op of omstreeks 11 februari 2021 te Hilversum opzettelijk en wederrechtelijk de linker buitenspiegel van de personenauto van het merk Renault, type Megane, met kenteken [kenteken 1] , in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 9 september 2020, genummerd 2020290832, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 144. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 9 t/m 10.
3.Pagina 49 t/m 50.
4.Pagina 123.
5.Pagina 67, 68, 69 en 70.
6.Pagina 78.
7.Pagina 108 en 109.
8.Pagina 119.
9.Pagina 119 en 121.