ECLI:NL:RBMNE:2022:1267

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
16.064735.21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal met geweld en veroordeling voor poging tot afpersing in vereniging

Op 5 april 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2000, die werd beschuldigd van diefstal met geweld en poging tot afpersing in vereniging. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de diefstal met geweld, maar veroordeelde hem voor de poging tot afpersing. De zaak kwam voort uit een incident op 6 september 2020 in Bussum, waar de verdachte samen met een medeverdachte de aangever onder druk zette om geld af te geven. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de poging tot afpersing, waarbij de verdachte en zijn medeverdachte de aangever dreigden en hem dwongen om naar zijn woning te gaan om geld te halen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op die gelijk was aan de duur van het voorarrest, plus een taakstraf van 120 uren. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte aansprakelijk stelde voor immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.064735.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R.J.J.S. Visser en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. H. de Kroon, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.
op 6 september 2020 te Bussum, samen met een ander, heeft geprobeerd om met geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van geld.
Subsidiair is dit ten laste gelegd als het medeplegen van dwang en meer subsidiair als medeplichtigheid hieraan.
2.
op 6 september 2020 te Bussum, samen met een ander, een scooter van het merk Piaggio en/of een JBL speaker en/of een powerbank met geweld en/of bedreiging met geweld heeft gestolen van [slachtoffer] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot afpersing in vereniging, met uitzondering van de bedreiging met het vuurwapen, en de onder 2 ten laste gelegde diefstal in vereniging met geweld ten aanzien van de scooter, wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er onvoldoende wettig bewijs is. Verdachte had ook niet het oogmerk om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen. Evenmin had hij, wat betreft feit 2, het oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening van de scooter. Verdachte was op het moment dat de scooter zou zijn gestolen onderweg naar het huis van zijn grootouders.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak voor feit 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De onder 2 ten laste gelegde wegnemingshandeling, wat de kern is van de tenlastegelegde diefstal, kan namelijk enkel en alleen worden gebaseerd op de verklaring van aangever [slachtoffer] . Dat de scooter kort na de wegnemingshandeling onder verdachte omstandigheden bij verdachte en medeverdachte [medeverdachte] is aangetroffen (zonder kentekenplaat, die vervolgens werd aangetroffen in een vuilniszak), ondersteunt de aangifte wat betreft de wegnemingshandeling onvoldoende. De rechtbank kan op grond van die omstandigheden immers niet vaststellen dat hetgeen in de tenlastelegging onder 2 is beschreven daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het ten aanzien van feit 2, naast de verklaring van aangever, ontbreekt aan (steun)bewijs. Er wordt dus niet voldaan aan het wettelijk bewijsminimum.
Bewijsmiddelen voor feit 1 [1]
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 6 september 2020 rond 21.15 uur op zijn scooter reed. Hij zag dat een andere scooter hem tegemoet kwam rijden en hij herkende de personen op deze scooter direct als [verdachte] en [medeverdachte] . Hij had afgelopen zomer een conflict gehad met [verdachte] waarbij hij een JBL-speaker van [verdachte] kapot had gegooid. [verdachte] wilde daarvoor van hem een bedrag van € 180,00 hebben. Vrijwel direct na het passeren, zag hij in zijn buitenspiegel dat de scooter waarop [verdachte] en [medeverdachte] zaten, omkeerde en achter hem aan kwam. Ongeveer ter hoogte van een [locatie 1] in [plaatsnaam] passeerde de scooter hem en hij zag dat [medeverdachte] , die achterop zat, trappende bewegingen naar zijn scooter maakte. Hierbij werd zijn scooter meermalen door de trappen geraakt. Op de [straatnaam 1] ter hoogte van de rotonde met de [straatnaam 2] kwam aangever ten val. Hij zag dat [medeverdachte] afstapte en zijn kant op rende. [medeverdachte] riep: ‘Je gaat nu betalen of je geeft nu je scooter af’. Aangever zei toen dat hij geld ging regelen. [medeverdachte] reed vervolgens op de scooter van aangever en aangever zat achterop, om bij hem thuis geld te gaan halen. [2]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij in de richting van de rotonde [straatnaam 3] – [straatnaam 2] in [plaatsnaam] liep. Zij hoorde plotseling een harde klap. Toen zij omkeek, zag zij dat een scooter onderuit was gegaan nabij de rotonde [straatnaam 4] – [straatnaam 2] . Dat gebeurde op een recht stuk. Vervolgens hoorde zij iemand schreeuwen en meerdere scheldwoorden. [3]
De iPhone van [verdachte] is onderzocht en daarop zijn WhatsApp-gesprekken gevonden tussen [verdachte] en contactpersoon [.] .
Op 17 augustus 2020 stuurde [verdachte] de volgende tekst naar [.] : ‘Oh zie nu dat [slachtoffer] in [plaatsnaam] is bij de [locatie 2] ". [.] stuurde hierop ‘Wij kunnen ook wel naar [plaatsnaam] ’, met daarbij een lachende smile. [verdachte] stuurde hierna: ‘Komt goed. Eerst zo ff naar [locatie 3] ’.
Op zondag 6 september 2020 om 21.37 uur stuurde [.] een bericht: ‘Ik kom er nu aan’.
[verdachte] stuurde om 21.52 uur: ‘Wacht. We hebben [slachtoffer] ’.
[.] stuurde om 21.47 uur: ‘Waar ben je kom ik ook’.
[verdachte] stuurde om 21.52 uur: ‘ [slachtoffer] zn huis zo. Bel zo nog anders’. [4]
Verdachte heeft verklaard dat het klopt dat hij een conflict met [slachtoffer] had over een JBL-speaker die [slachtoffer] kapot had gegooid. [slachtoffer] heeft een schuld van € 180,00 bij hem. [medeverdachte] trapte tegen de scooter van [slachtoffer] aan. [slachtoffer] is gevallen. [medeverdachte] wordt op zo’n moment snel boos. [medeverdachte] heeft [slachtoffer] vastgepakt bij zijn helm en tegen [slachtoffer] gezegd dat hij moest betalen. [5] Toen ze [slachtoffer] tegenkwamen, had [medeverdachte] tegen hem gezegd dat hij moest omkeren. [medeverdachte] reed weg met [slachtoffer] achterop, op de scooter van [slachtoffer] . Ze zouden naar [slachtoffer] zijn huis rijden voor het geld. [slachtoffer] stelde dat voor. En toen gingen ze rijden. Over het appje naar [.] op 17 augustus 2020 verklaarde verdachte dat dit was om het over het geld te hebben. [6]
[medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat er wat speelde met [verdachte] ; [slachtoffer] is [verdachte] geld schuldig. Zij zijn achter [slachtoffer] aangereden, in eerste instantie om met hem te praten. Hij heeft tegen [slachtoffer] gezegd: ‘Je hebt schulden en die moet je oplossen’. [7] Hij heeft [slachtoffer] beetgepakt. [8]
Bewijsoverwegingen voor feit 1
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen die zijn afgelegd door aangever enerzijds en beide verdachten anderzijds elkaar op bepaalde punten tegenspreken, maar op essentiële onderdelen met elkaar overeenstemmen, zodat daaruit de volgende feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid en vastgesteld. Er bestond een conflict tussen aangever en [verdachte] met betrekking tot een kapotte JBL-speaker van [verdachte] , waarbij aangever geld schuldig was aan [verdachte] . Toen [verdachte] en [medeverdachte] aangever onderweg tegenkwamen, zijn zij omgekeerd, achter hem aangereden en naast hem gaan rijden. Daarbij is er, zo volgt uit de verklaringen van aangever en [verdachte] , door [medeverdachte] tegen de scooter van aangever getrapt en is aangever op enig moment ten val gekomen. [medeverdachte] heeft aangever kort na de val beetgepakt en er is door [medeverdachte] tegen aangever gezegd dat er betaald moest worden. Uiteindelijk is [medeverdachte] op de scooter van [slachtoffer] , met [slachtoffer] achterop, naar het huis van [slachtoffer] gereden om daar geld te halen.
Deze gang van zaken wordt bevestigd door getuige [getuige] die heeft verklaard over een val met een scooter op een volgens haar niet logische plek, namelijk een recht stuk weg, en geschreeuw. Verdere bevestiging wordt gevonden in het app-verkeer op de telefoon van [verdachte] , waaruit blijkt dat [verdachte] aangever al eerder wilde aanspreken op het geld dat aangever aan hem verschuldigd was, en dat dit uiteindelijk, op 6 september 2020, ook daadwerkelijk gebeurd is.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat er een voor aangever dreigende situatie is ontstaan. [verdachte] en [medeverdachte] zijn namelijk achter hem aangereden, hebben hem ingehaald en zijn naast aangever gaan rijden, waarbij [medeverdachte] schoppende bewegingen naar de scooter van aangever heeft gemaakt. Kort daarna kwam aangever ten val en kwam [medeverdachte] op hem afgelopen. Te midden van deze dreigende situatie is door [medeverdachte] gezegd dat aangever zijn schulden moest betalen. De onder 1 primair ten laste gelegde poging tot afpersing kan wettig en overtuigend worden bewezen.
De rol van [verdachte] is daarbij van voldoende gewicht geweest om een poging tot afpersing ‘in vereniging’ bewezen te verklaren. [verdachte] bestuurde immers de scooter en heeft de keuze gemaakt om achter aangever aan te gaan en naast hem te gaan rijden. Het betrof bovendien een conflict tussen [verdachte] en aangever, waarbij het [verdachte] was die geld van aangever zou krijgen. Hoewel uit het dossier onvoldoende blijkt dat [verdachte] jegens aangever geweldshandelingen heeft verricht, is hij er wel bij aanwezig geweest, hetgeen een versterkend effect heeft gehad op de dreiging die er voor aangever van de situatie uit ging. Ten slotte blijkt de betrokkenheid van [verdachte] uit zijn appje van 6 september 2020 aan [.] met de tekst ‘we hebben [slachtoffer] ’. Dit alles wijst erop dat de rol van [verdachte] van voldoende gewicht is geweest om hem als medepleger aan te merken.
Dat door verdachten ook een vuurwapen tevoorschijn is gehaald en daarmee is gedreigd, vindt de rechtbank niet bewezen, zodat verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. primair
op 6 september 2020 te [plaatsnaam] , gemeente Gooise Meren, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld, [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld, dat aan die [slachtoffer] toebehoorde,
- met een scooter naast de scooter van die [slachtoffer] heeft gereden en
- vervolgens tegen de scooter van die [slachtoffer] heeft geschopt en
- vervolgens de helm van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en
- vervolgens die [slachtoffer] om geld heeft gevraagd en heeft geroepen dat er betaald zou moeten worden, en
- vervolgens met die [slachtoffer] naar de woning van die [slachtoffer] is gereden om die [slachtoffer] geld te laten halen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Feit 1 primair:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden 1) een contactverbod met [slachtoffer] en 2) een gebiedsverbod voor de woning van [slachtoffer] en een straal van tweehonderd meter daaromheen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, in verband met de door haar bepleite vrijspraak, niet uitgelaten over een op te leggen straf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing. Het slachtoffer was geld aan hem verschuldigd en verdachte heeft, samen met zijn medeverdachte, op een dreigende manier het slachtoffer willen dwingen tot afgifte van dat geld. Dit is voor het slachtoffer beangstigend en intimiderend geweest. Verdachte heeft met zijn handelen er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans geld en goederen en voor diens lichamelijke integriteit en gevoelens. Ook indien het slachtoffer daadwerkelijk geld verschuldigd was aan verdachte, rechtvaardigt dat op geen enkele wijze de manier waarop verdachte en zijn medeverdachte hebben gehandeld.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 15 februari 2022 betreffende verdachte. Daaruit volgt dat verdachte op 22 september 2021 een strafbeschikking opgelegd heeft gekregen, maar niet ter zake van een soortgelijk feit als het onderhavige.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies van 11 maart 2022. Omdat verdachte ontkent, is het niet mogelijk om een inschatting te maken van het recidiverisico. Verdachte heeft weinig bijzonderheden op de leefgebieden en lijkt te functioneren zoals van een jongeman van 21 jaar verwacht mag worden. Hij woont thuis, heeft werk en inkomen, geen schulden en geen verslavingen. De reclassering ziet op het gebied van vrienden het voornaamste risico. Er wordt op dit moment echter geen noodzaak gezien voor het opleggen van bijzondere voorwaarden. De reclassering adviseert daarom een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging uit van een gevangenisstraf van zes maanden. Een strafverminderende omstandigheid is dat het in deze zaak om een poging gaat. Verder weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat verdachte niet het grootste aandeel heeft gehad in het gebeuren en eveneens dat het feit van wat langer geleden is. Daarnaast is uit het reclasseringsrapport gebleken dat verdachte zijn leven goed op de rit lijkt te hebben, en lijkt de kans niet groot dat verdachte zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig zal maken.
Alles afwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest, namelijk drie dagen, in combinatie met een taakstraf van 120 uren passend en geboden. Dit betekent dat verdachte niet opnieuw vast komt te zitten maar dat verdachte wel de consequenties van zijn handelen zal voelen. Gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies ziet de rechtbank geen noodzaak voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 2.700,00. Dit bedrag bestaat uit € 1.200,00 materiële schade en € 1.500,00 immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, hoofdelijk, te vermeerderen met de wettelijke rente, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, in verband met de door haar bepleite vrijspraak, niet uitgelaten over de vordering van de benadeelde partij.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 primair bewezen verklaarde feit immateriële schade heeft geleden. Er is bij de benadeelde partij immers door toedoen van verdachten letsel ontstaan, zodat aan de benadeelde partij een immateriële schadevergoeding kan worden toegekend. De benadeelde partij is immers door toedoen van verdachte en zijn medeverdachte ten val gekomen, en uit het dossier is gebleken dat de benadeelde partij hierdoor letsel heeft opgelopen. Gelet op de schadevergoedingen die in vergelijkbare gevallen worden toegewezen, acht de rechtbank een vergoeding van
€ 250,00 voor de geleden immateriële schade billijk, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 september 2020 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij wat betreft de meer gevorderde immateriële en materiële schade niet-ontvankelijk verklaren, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd. De materiële schade is namelijk alleen onderbouwd met een offerte, waaruit bovendien niet duidelijk wordt welke onderdelen van de offerte een gevolg zijn van het bewezenverklaarde feit. De vordering kan voor het deel dat niet is toegewezen bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 250,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 september 2020 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met vijf dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 45, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 3 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 250,00, bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 september 2020 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, mr. R.A. Hebly en mr. J. van Zeijts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 april 2022.
Mrs. Van Zeijts en Van Zwet zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 6 september 2020 te Bussum, gemeente Gooise Meren, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte(n) en/of zijn mededader(s) en/of een derde toebehoorde(n),
- met een scooter naast de scooter van die [slachtoffer] heeft/hebben gereden, en/of
- ( vervolgens) tegen de scooter van die [slachtoffer] heeft/hebben geschopt (waardoor die [slachtoffer] ten val kwam), en/of
- ( vervolgens) in de buik/maag, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer] heeft/hebben getrapt/geschopt en/of heeft geslagen/gestompt, en/of
- ( vervolgens) de helm van die [slachtoffer] heeft/hebben vastgepakt en/of de helm van het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben afgetrokken, en/of
- ( vervolgens) in het gezicht van die [slachtoffer] heeft/hebben gekrabd, en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen (gelijkend voorwerp) tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben gehouden, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] om geld heeft/hebben gevraagd en/of heeft/hebben geroepen dat er betaald zou moeten worden en/of heeft/hebben geroepen “je gaat nu betalen, of jij geeft je scooter af”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking, en/of
- ( vervolgens) met die [slachtoffer] naar de woning van die [slachtoffer] is/zijn gereden om die [slachtoffer] geld te laten halen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 september 2020 te Bussum, gemeente Gooise
Meren, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld en/of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] , wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, niet te doen
en/of te dulden, te weten naar zijn ( [slachtoffer] ) woning te gaan om geld te halen, door (tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen)
- met een scooter naast de scooter van die [slachtoffer] te rijden, en/of
- ( vervolgens) tegen de scooter van die [slachtoffer] te schoppen (waardoor die [slachtoffer] ten val kwam), en/of
- ( vervolgens) in de buik/maag, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer] te trappen/schoppen en/of te slaan/stompen, en/of
- ( vervolgens) de helm van die [slachtoffer] vast te pakken en/of de helm van het hoofd van die [slachtoffer] af te trekken, en/of
- ( vervolgens) in het gezicht van die [slachtoffer] te krabben, en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen (gelijkend voorwerp) tegen het hoofd van die [slachtoffer] te houden, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] om geld te vragen en/of te roepen dat er betaald zou moeten worden en/of te roepen “je gaat nu betalen, of je geeft je scooter af”, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking, en/of
- ( vervolgens) met die [slachtoffer] naar de woning van die [slachtoffer] te rijden om die [slachtoffer] geld te laten halen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 6 september 2020 te Bussum, gemeente Gooise Meren, in elk geval in Nederland, een ander, te weten [slachtoffer] , door geweld en/of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] , wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te
dulden, te weten naar zijn ( [slachtoffer] ) woning te gaan om geld te halen, door –
- tegen de scooter van die [slachtoffer] te schoppen (waardoor die [slachtoffer] ten val kwam), en/of
- ( vervolgens) in de buik/maag, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer] te trappen/schoppen en/of te slaan/stompen, en/of
- ( vervolgens) de helm van die [slachtoffer] vast te pakken en/of de helm van het hoofd van die [slachtoffer] af te trekken, en/of
- ( vervolgens) in het gezicht van die [slachtoffer] te krabben, en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen (gelijkend voorwerp) tegen het hoofd van die [slachtoffer] te houden, en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] om geld te vragen en/of te roepen dat er betaald zou moeten worden en/of te roepen “je gaat nu betalen, of je geeft je scooter af’, althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking, en/of
- ( vervolgens) met die [slachtoffer] naar de woning van die [slachtoffer] te rijden om die [slachtoffer] geld te laten halen;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 6 september 2020 te Bussum en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door - met een scooter (met [medeverdachte] als passagier) achter [slachtoffer] aan te rijden en/of - (vervolgens) met een scooter (met [medeverdachte] als passagier) naast die [slachtoffer] te gaan rijden en/of
- ( vervolgens) met een scooter [medeverdachte] bij die [slachtoffer] af te zetten en/of naar die [slachtoffer] te brengen;
2
hij op of omstreeks 6 september 2020 te Bussum, gemeente Gooise Meren, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
een scooter van het merk Piaggio, met kenteken [kenteken] , en/of een JBL speaker en/of een powerbank, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren, door met die [slachtoffer] en zijn scooter naar de woning van die [slachtoffer] te rijden en/of (vervolgens) die [slachtoffer] (als passagier) van zijn scooter af te duwen en/of (vervolgens) met de scooter van die [slachtoffer] weg te rijden.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 9 september 2020, genummerd 2020290832, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 144. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 9 t/m 10.
3.Pagina 49 t/m 50.
4.Pagina 123.
5.Pagina 108 en 109.
6.Pagina 119 en 121.
7.Pagina 67, 68, 69 en 70.
8.Pagina 78.