ECLI:NL:RBMNE:2022:1266
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling van onroerende zaken door heffingsambtenaar
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 1 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres B.V. en de heffingsambtenaar van de belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, die op 15 maart 2021 het bezwaar van eiseres tegen de vastgestelde WOZ-waarden ongegrond had verklaard. De heffingsambtenaar had op 29 februari 2020 de waarde van twee onroerende zaken vastgesteld op respectievelijk € 702.000,- en € 688.000,-, gebaseerd op de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) met als waardepeildatum 1 januari 2019.
Tijdens de zitting op 17 januari 2022, die via een beeldverbinding plaatsvond, heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. D.A.N. Bartels, betoogd dat de vastgestelde waarden te hoog zijn. De heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de waarden taxatiematrixen overgelegd en heeft zich laten vertegenwoordigen door [A], vergezeld door taxateurs [B] en [C]. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld, waaronder de onjuistheden in de objectkenmerken en de hoogte van de huurwaarde per m2 en de kapitalisatiefactor.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde WOZ-waarden niet te hoog zijn. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres verworpen en geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen zes weken na verzending van de uitspraak.