ECLI:NL:RBMNE:2022:1260
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van een woning in Utrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning in Utrecht. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. D.A.N. Bartels MRE, had beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, die de WOZ-waarde van de woning had vastgesteld op € 252.000,-. Eiseres betwistte deze waarde en stelde dat de woning, die in 1955 was gebouwd en een woonoppervlakte van 101 m² had, te hoog was gewaardeerd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een online zitting op 21 maart 2022, waar zowel eiseres als verweerder zich lieten vertegenwoordigen.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs had geleverd voor de vastgestelde WOZ-waarde door middel van een taxatiematrix, waarin de woning werd vergeleken met referentiewoningen in de omgeving. De rechtbank concludeerde dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld en dat de argumenten van eiseres niet voldoende waren om tot een ander oordeel te komen. Eiseres had aangevoerd dat de woning eenvoudige voorzieningen had en slechts voor een bedrag van € 20.000,- was opgeknapt, maar de rechtbank volgde de uitleg van de taxateur van verweerder dat de woning na de verbouwing in een voldoende staat verkeerde.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees ook het verzoek van eiseres om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn af, omdat er geen sprake was van een overschrijding. Er werd geen proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht toegewezen. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier mr. C.L. Fix, en is openbaar uitgesproken op 5 april 2022.