ECLI:NL:RBMNE:2022:1247

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
4 april 2022
Zaaknummer
C/16/533906 / KL ZA 22-6
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot inzage in saneringsvergoeding in kort geding met betrekking tot windenergieproject

In deze zaak vorderden de eisers inzage in documenten met betrekking tot de saneringsvergoeding die gedaagden ontvangen van SwifterwinT, in het kader van een windenergieproject. De eisers, grondeigenaren en (erf)pachters, stelden dat zij recht hadden op schadeloosstelling op basis van een overeenkomst uit 1999, waarin afspraken waren gemaakt over de beëindiging van de stroomproductie van windmolens. Gedaagden, die windmolens hadden geplaatst, weigerden inzage te geven, stellende dat er geen recht op schadeloosstelling bestond. De rechtbank oordeelde dat de eisers ontvankelijk waren in hun vordering, maar dat er geen spoedeisend en rechtmatig belang was voor de gevraagde inzage. De rechtbank wees de vorderingen van eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten van gedaagden, die in totaal € 1.330,00 bedroegen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/533906 / KL ZA 22-6
Vonnis in kort geding van 5 april 2022
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiser sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[eiseres sub 4],
wonende te [woonplaats] ,
5.
[eiser sub 5],
wonende te [woonplaats] ,
6.
[eiser sub 6],
wonende te [woonplaats] ,
7.
[eiser sub 7],
wonende te [woonplaats] ,
8.
[eiser sub 8],
wonende te [woonplaats] ,
9.
[eiser sub 9],
wonende te [woonplaats] ,
10.
[eiser sub 10],
wonende te [woonplaats] ,
11.
[eiser sub 11],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. J. de Ruiter te Kampen,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[gedaagde sub 4],
wonende te [woonplaats] ,

5.[gedaagde sub 5] ,

wonende te [woonplaats] ,
6.
[gedaagde sub 6],
wonende te [woonplaats] ,
7.
[gedaagde sub 7],
wonende te [woonplaats] ,
8.
[gedaagde sub 8],
wonende te [woonplaats] ,
9. de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 9] .,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
10.
[gedaagde sub 10], vennoot van [gedaagde sub 9] .
wonende te [woonplaats] ,
11.
[gedaagde sub 11], vennoot van [gedaagde sub 9] .
wonende te [woonplaats] ,
12.
[gedaagde sub 12], vennoot van [gedaagde sub 9] .
wonende te [woonplaats] , Bondsrepubliek Duitsland,
13.
[gedaagde sub 13], vennoot van [gedaagde sub 9] .
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. N. Robijn - Meijer te Middelharnis.
Partijen worden hierna Eisers en Gedaagden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de op 28 januari 2022 betekende dagvaarding met 6 producties,
  • de brief van 8 maart 2022 namens Gedaagden met 4 producties,
  • de namens Gedaagden ingediende productie 5,
  • de mondelinge behandeling op 22 maart 2022,
  • de pleitnota namens Eisers
  • de pleitnota namens Gedaagden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn grondeigenaren, (erf)pachters en grondgebruikers van agrarische bedrijven aan de [straat 1] en [straat 2] (Eisers) en de [straat 3] en [straat 4] (Gedaagden) in [woonplaats] .
2.2.
In 1996/1997 zijn er plannen ontstaan windenergie op te wekken. Zowel Eisers als Gedaagden wilden windmolens opstellen. De gemeente [woonplaats] stond het realiseren van één lijnopstelling van windmolens toe. Gedaagden hebben windmolens geplaatst, waardoor Eisers geen windmolens konden plaatsen. Partijen hebben hierover afspraken met elkaar gemaakt in een overeenkomst van 12 februari 1999 (hierna: de Overeenkomst).
2.3.
In artikel 12 van de Overeenkomst staan afspraken over enkele situaties waarin de stroomproductie van de windmolens stopt:
‘Beëindiging stroomproductie
12.a. Ieder der ondergetekenden sub A. genoemd(de rechtbank voegt toe: bedoeld zijn Gedaagden)
, die sub A.3, A.1 en A.6 genoemd handelend als gemeld, is te allen tijde op ieder door hem/haar gewenst moment gerechtigd en bevoegd de productie van stroom met behulp van zijn windmolen(s) in het onderhavige windmolenproject voorgoed te beëindigen, zonder dat uit deze definitieve beëindiging enige verplichting tot schadevergoeding hoe ook genaamd kan voortvloeien jegens de belanghebbenden(de rechtbank voegt toe: bedoeld zijn Eisers)
of één van hen.
12.b. Als gevolg van een dergelijke definitieve beëindiging van de stroomproductie als hiervoor onder 12.a. bedoeld, eindigt op datzelfde moment tevens de betalingsverplichting van de desbetreffende producent jegens de belanghebbenden.
12.c. Bij onteigening, dan wel geheel of gedeeltelijke verkoop ter voorkoming van onteigening van het windmolenproject of een gedeelte daarvan, dienen de belanghebbenden naar verhouding van ieders participatie schadeloos te worden gesteld door de desbetreffende deelnemer(s) in de projectgroep(de rechtbank voegt toe: bedoeld zijn Gedaagden)
die onteigend word(t)(en), dan wel verko(o)p(t)(en) ter voorkoming van onteigening.
12.d. Indien de stroomproductie door de projectgroep geheel of gedeeltelijk wordt
beëindigd en voortzetting door oprichting van molens c.q. andere vormen van grondgebonden energieopwekking mogelijk is, hebben de eigenaren/erfpachter/pachter van gronden aan beide zijden van de Rivierduintocht evenveel rechten op realisatie van die plannen. Bij gedeeltelijke stopzetting behoudt de projectgroep voor de resterende molens haar rechten.
2.4.
Op regionaal niveau is in november 2017 het Projectplan Blauw (hierna: het Project) opgesteld, met als ambitie het saneren en vervangen van de bestaande windmolens. De windmolens van Gedaagden vallen onder het Project. De windmolens van Gedaagden zijn ongeveer een jaar geleden weggehaald.
2.5.
De initiatiefnemers van het Project zijn SwifterwinT en Nuon Vattenfall. Partijen zijn lid geworden van de Vereniging SwifterwinT. De afspraken tussen partijen en de Vereniging SwifterwinT over het Project staan in de overeenkomst Vereniging SwifterwinT van mei 2017. In deze overeenkomst staat onder andere dat de windmolen-eigenaren een jaarlijkse of eenmalige vergoeding krijgen, vanwege de vroegtijdige sanering van de bestaande windturbines (hierna: de saneringsvergoeding).
2.6.
Op 22 november 2021 hebben Eisers aan Gedaagden gevraagd inzage te geven in de omvang van de saneringsvergoeding, zodat Eisers - kort samengevat - schadeloos gesteld konden worden op basis van artikel 12.c van de Overeenkomst. Op 16 december 2021 hebben Gedaagden - kort samengevat - gereageerd dat zij geen inzage kunnen verstrekken en dat zij daartoe - en tot het schadeloos stellen van Eisers - ook niet verplicht zijn omdat artikel 12.a en 12.b van de Overeenkomst van toepassing zijn.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen om Gedaagden bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijk - waarbij een prestatie door één van de Gedaagden de anderen vrijwaart - te veroordelen:
I. binnen een week na betekening van het vonnis aan Eisers inzicht te geven in alle gegevens die noodzakelijk zijn om de (sanerings)vergoedingen, betalingen en verkoopopbrengsten van de windturbines van Gedaagden te bepalen,
II. waaronder in ieder geval vallen de (concept)overeenkomsten, gespreksverslagen en regelingen met SwifterwinT in verband met de saneringsregeling op grond van bijlage 3A van de overeenkomst van de Vereniging SwifterwinT,
III. onder verbeurte van een dwangsom van € 2.000,00 per dag voor iedere dag dat Gedaagden niet aan de veroordeling onder I en II voldoen, met een maximum van € 1.000.000,00.
3.2.
Gedaagden voeren verweer. Zij concluderen Eisers niet-ontvankelijk te verklaren of de vorderingen af te wijzen, met veroordeling van Eisers in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De ontvankelijkheid van Eisers in de vorderingen

4.1.
Gedaagden hebben aangevoerd dat Eisers niet-ontvankelijk zijn. Zij stellen allereerst dat de maatschap van de heer [gedaagde sub 7] (hierna: [gedaagde sub 7] ) en niet [gedaagde sub 7] in privé gedagvaard had moeten worden. Ten tweede stellen zij dat als gevolg hiervan niet alle partijen gedagvaard zijn, terwijl er sprake is van een ondeelbare rechtsverhouding tussen de partijen bij de Overeenkomst. Het verweer van Gedaagden slaagt niet, hierna wordt dit oordeel uitgelegd.
4.2.
Anders dan gedaagden stellen, is in dit geval geen sprake van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Het is namelijk niet rechtens noodzakelijk dat de beslissing voor alle betrokkenen bij de Overeenkomst hetzelfde luidt. Eisers vorderen inzage in de stukken over - kort gezegd - de (sanerings)vergoeding. Wanneer niet alle gedaagden of betrokkenen bij Overeenkomst (maar slechts enkelen) veroordeeld zouden worden tot het geven van inzage in stukken, ontstaat er geen probleem. Ook als het dus klopt dat niet alle gedaagden op de juiste manier in deze procedure zijn gedagvaard, zijn Eisers nog steeds ontvankelijk ten opzichte van de overige gedaagden. Deze uitkomst verschilt van de beslissing in het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 11 augustus 2015 tussen partijen. Dat komt omdat het in die procedure ging om een andere vordering.
4.3.
Omdat de vordering van Eisers zal worden afgewezen, zoals hierna wordt uitgelegd, kan in het midden blijven of Eisers konden volstaan met het dagvaarden van [gedaagde sub 7] . Bij de afzonderlijke beoordeling van dit verweer bestaat, gelet op het inhoudelijke oordeel in dit vonnis, geen belang.
De vordering tot inzage
4.4.
Nu Eisers ontvankelijk zijn in hun vordering, wordt deze inhoudelijk behandeld.
4.5.
Om met kans op succes inzage in stukken te vorderen in kort geding, moet aan enkele vereisten worden voldaan (artikel 254 en artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Er moet sprake zijn van (1) een spoedeisend belang en (2) een rechtmatig belang bij de inzage. Verder moeten de stukken waarin inzage wordt gevraagd (3) voldoende specifiek zijn en ten slotte is vereist dat (4) de gevraagde stukken zien op een rechtsbetrekking waarbij de eisers partij zijn. Als aan deze vereisten is voldaan, kan inzage in de stukken alsnog worden afgewezen vanwege gewichtige redenen of omdat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder inzage in de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
Wat oordeelt de rechtbank?
4.6.
De gevorderde inzage zal worden afgewezen, omdat een spoedeisend en rechtmatig belang ontbreken. Of aan de overige vereisten - die Gedaagden ook hebben betwist - is voldaan, kan in het midden blijven. Hierna wordt dit oordeel uitgelegd.
De toelichting
4.7.
Eisers vragen - kort gezegd - inzage in stukken waaruit blijkt wat de hoogte van de saneringsvergoeding is die Gedaagden van SwifterwinT krijgen. Zij stellen dat zij een rechtmatig belang hebben bij inzage, zodat partijen daarna met elkaar in overleg kunnen gaan over de schadeloosstelling aan Eisers of zodat Eisers weten hoe zij een vordering tot schadeloosstelling tegen Gedaagden moeten insteken. Dit is onvoldoende om van een rechtmatig belang te spreken. Aan de vraag of Eisers een rechtmatig belang hebben bij inzage in de hoogte van de saneringsvergoeding, gaat namelijk de vraag vooraf óf Eisers recht hebben op een schadeloosstelling. Over het antwoord op die vraag verschillen partijen juist van mening. Eisers vinden dat zij recht hebben op een schadeloosstelling. Volgens hen was er geen volledige vrijheid voor Gedaagden de stroomproductie van de windmolens te beëindigen, omdat er zou worden onteigend als Gedaagden niet vrijwillig meewerkten aan het saneren van de windmolens. Eisers beroepen zich daarom op de schadeloosstelling in artikel 12.c van de Overeenkomst. Gedaagden vinden dat geen recht bestaat op een schadeloosstelling. Volgens hen hebben zij vrijwillig - en niet gedwongen door onteigening of door verkoop - de stroomproductie van de windmolens beëindigd. Zij beroepen zich daarom op artikel 12.a en 12.b van de Overeenkomst, in welke situatie Eisers geen schadeloosstelling krijgen. De vraag of Eisers recht hebben op een schadeloosstelling op grond van artikel 12 van de Overeenkomst, is in deze procedure niet voorgelegd. Daarover kan in dit kort geding met de huidige informatie van partijen ook geen oordeel worden gegeven. Deze vraag gaat over de uitleg van de Overeenkomst en die beoordeling zou het bestek van een voorlopige voorziening in kort geding te buiten gaan.
4.8.
Het voorgaande brengt ook mee dat er geen spoedeisend belang bestaat bij de inzagevordering. Nu niet vast staat dat Eisers door Gedaagden schadeloos gesteld moeten worden, is niet aannemelijk gemaakt waarom de hoogte van de vergoeding met spoed inzichtelijk moet zijn en de bodemprocedure niet afgewacht kan worden. Op de mondelinge behandeling hebben Eisers nog aangevoerd dat zij er baat bij hebben om spoedig inzage te krijgen, omdat er anders in het overleg van Gedaagden met SwifterwinT beslissingen worden genomen die niet teruggedraaid kunnen worden. Maar ook die stelling gaat er van uit dat Eisers een vergoeding krijgen, welke vraag (nog) niet beantwoord is.
Proceskosten
4.9.
Omdat Eisers ongelijk krijgen, moeten zij de proceskosten van Gedaagden vergoeden. De kosten aan de zijde van Gedaagden worden begroot op € 314,00 voor het griffierecht en € 1.016,00 voor het salaris advocaat conform de Aanbeveling tarieven kort gedingen kantonzaken en handelszaken. In totaal zijn de proceskosten € 1.330,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Eisers in de proceskosten, aan de zijde van Gedaagden tot op heden begroot op € 1.330,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Burgers en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2022. [1]

Voetnoten

1.type: