ECLI:NL:RBMNE:2022:1244

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 april 2022
Publicatiedatum
4 april 2022
Zaaknummer
532952 / HA RK 22-29
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond wrakingsverzoek tegen rechter in curateleprocedure

In deze wrakingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 april 2022 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. E.T.M. Schoevaars, de behandelend rechter in een curateleprocedure. Verzoekster, die betrokken was bij de hoofdzaak waarin GGD Flevoland een verzoekschrift had ingediend tot ondercuratelestelling, voerde aan dat de rechter niet naar haar had willen luisteren tijdens de mondelinge behandeling op 7 februari 2022. Het wrakingsverzoek werd ingediend voordat de rechter de feitelijke inhoudelijke behandeling van de zaak had kunnen starten.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek tot wraking ongegrond is. De rechter had de zitting op 7 februari 2022 juist bedoeld om verzoekster de gelegenheid te geven haar standpunt naar voren te brengen. De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid bestond, aangezien verzoekster niet bekend was met het gebruikelijke verloop van de procedure en haar ongenoegen over de gang van zaken niet leidde tot de conclusie dat de rechter vooringenomen was. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter niet de kans had gekregen om de inhoud van de zaak te behandelen voordat het wrakingsverzoek werd ingediend.

De beslissing van de wrakingskamer houdt in dat het verzoek tot wraking wordt afgewezen en dat de procedure in de hoofdzaak moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 532952 / HA RK 22-29
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 1 april 2022
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoekster] ,
wonende op een bij de wrakingskamer bekend adres,
(verder te noemen: verzoekster).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter van deze rechtbank van 7 februari 2022, waarin het wrakingsverzoek is gedaan
- de schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek van mr. E.T.M. Schoevaars van 14 februari 2022.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 18 maart 2022 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Verzoekster is bij de mondelinge behandeling verschenen. Mr. Schoevaars heeft vooraf laten weten niet aanwezig te zullen zijn.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. E.T.M. Schoevaars als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), in de zaak met het zaaknummer 9587463 \ MT VERZ 21-7260 (hierna: de hoofdzaak). De hoofdzaak betreft een verzoekschriftprocedure strekkende tot ondercuratelestelling van verzoekster. Verzoekende partij is GGD Flevoland. In deze hoofdzaak is provisioneel bewind uitgesproken op 20 december 2021. De zitting op 7 februari 2022 diende ervoor om het verzoek van GGD Flevoland verder inhoudelijk te behandelen en partijen, waaronder verzoekster, te horen.
2.2.
Belanghebbenden bij het wrakingsverzoek zijn GGD Flevoland en [bewindsbureau] .
2.3.
Verzoekster heeft het volgende ten grondslag gelegd aan het wrakingsverzoek. In het proces-verbaal van de mondelinge behandeling is opgenomen dat de grond van wraking is dat de rechter niet naar verzoekster luisterde. Tijdens de mondelinge behandeling van de hoofdzaak heeft de rechter – terwijl verzoekster haar uitlegde dat zij het dossier niet had ontvangen – zich tot de andere belanghebbenden gericht en daarmee door verzoekster heen gepraat. De rechter luisterde niet naar wat verzoekster wilde vertellen, aldus verzoekster.
2.4.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij dat de zitting juist bedoeld was om verzoekster de gelegenheid te geven haar standpunt naar voren te brengen, dus om verzoekster te horen. Er is geen sprake van dat zij niet naar verzoekster wilde luisteren.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek is het de wrakingskamer gebleken dat verzoekster niet bekend is met het gebruikelijke verloop van de spoedprocedure waarin provisioneel bewind over het vermogen van verzoekster is ingesteld. Dit heeft haar kennelijk overvallen en dat is vanuit haar standpunt begrijpelijk.
3.3.1.
De hoofdzaak betreft een verzoekschriftprocedure strekkende tot het uitspreken van curatele over een persoon. In spoedeisende gevallen mag de rechter bij de beoordeling van zo’n verzoek een tijdelijke beslissing nemen die inhoudt dat het vermogen van de rechthebbende onder bewind wordt gesteld totdat een beslissing op het verzoek tot curatele kan worden genomen. Een rechter mag dat doen zonder dat een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. Maar vervolgens moet spoedig daarna alsnog een mondelinge behandeling plaatsvinden om de rechthebbende en belanghebbenden op het verzoek tot curatele te horen.
3.3.2.
In deze zaak heeft de rechter na het beoordelen van het verzoekschrift van GGD Flevoland in haar schriftelijke beslissing van 20 december 2021 bepaald dat als tijdelijke maatregel bewind wordt uitgesproken over het vermogen van verzoekster. Daarnaast heeft de rechter bepaald dat een mondelinge behandeling zal plaatsvinden. Deze zitting is eerst gepland als hybride zitting. Op verzoek van verzoekster is de mondelinge behandeling verplaatst naar een fysieke zitting van 7 februari 2022. Uit het dossier volgt dat de rechtbank op 19 januari 2022 het dossier, waaronder het verzoekschrift van GGD Flevoland, per e-mail naar verzoekster heeft gestuurd.
3.3.3.
De mondelinge behandeling van 7 februari 2022 hing dus samen met de spoedbeslissing die de rechter op 20 december 2021 buiten zitting heeft genomen en is bedoeld om verzoekster en de belanghebbenden hierover te horen en vervolgens een definitieve beslissing over de verzochte curatele te nemen. Over de curatele is nog geen beslissing genomen.
3.4.
Als grond voor wraking voert verzoekster aan dat de rechter niet naar haar wilde luisteren, en dat het tot de bodem moet worden uitgezocht waarom de dossiers niet zijn opgestuurd.
3.4.1.
Uit het proces-verbaal van 7 februari 2022 volgt dat de rechter eerst het doel van de zitting van 7 februari 2022 heeft uitgelegd. Daarna is besproken dat de geplande hybride zitting van 19 januari 2022 niet was doorgegaan op verzoek van verzoekster en is aan de orde gekomen of het dossier al dan niet tijdig aan verzoekster is verstuurd. De rechter is tijdens die zitting niet toegekomen aan een inhoudelijke behandeling van het verzoekschrift van GGD Flevoland tot onder curatele stelling van verzoekster, omdat verzoekster de rechter wraakte.
3.4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek is het de wrakingskamer gebleken dat verzoekster tijdens de mondelinge behandeling op 7 februari 2022 haar ongenoegen heeft willen uiten enerzijds over het feit dat zij niet vooraf is gehoord en betrokken is bij de beslissing van 20 december 2021 en anderzijds over het feit dat zij pas nadat zij zelf contact met de rechtbank heeft opgenomen het dossier toegestuurd heeft gekregen. Op de zitting van 7 februari 2022 was op het moment van het wrakingsverzoek nog niet, althans onvoldoende duidelijk dat dit kennelijk ten grondslag lag aan het wrakingsverzoek.
De bezwaren van verzoekster kunnen echter niet leiden tot gegrondverklaring van het wrakingsverzoek. De beslissing van 20 december 2021 is een tijdelijke beslissing, waarover verzoekster nog moest worden gehoord. Daarvoor was nu juist de zitting van 7 februari 2022 bedoeld. Het ongenoegen van verzoekster over de wijze waarop aanvankelijk een hybride zitting is bepaald en over het feit dat het dossier uiteindelijk eerst is toegezonden op haar eigen verzoek maakt niet dat de vrees is gerechtvaardigd dat de rechter vooringenomen jegens verzoekster zou zijn. Het is de wrakingskamer op grond van het proces-verbaal van de zitting van 7 februari 2022 niet gebleken dat de rechter niet naar verzoekster heeft willen luisteren. Verzoekster heeft de rechter gewraakt voordat de feitelijke inhoudelijke behandeling een aanvang had genomen en voordat verzoekster de gelegenheid had gekregen uit te leggen waar het haar precies om ging. Uit al deze omstandigheden kan naar het oordeel van de wrakingskamer geen vooringenomenheid van de rechter worden afgeleid.
3.5.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoekster, de rechter, andere betrokken partijen, en aan de betrokken teamvoorzitter van het team Toezicht waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoekster met zaaknummer zaaknummer 9587463 \ MT VERZ 21-7260 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, en mr. R.M. Berendsen en mr. C.S.K. Fung Fen Chung als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. I.S.J. Goeman-Bruijn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.