4.3.1Vrijspraak feit 2 primair: (medeplegen van) diefstal van stroom
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 primair ten laste gelegde heeft begaan. Niet is gebleken dat verdachte een substantiële, intellectuele dan wel materiële bijdrage heeft geleverd aan de diefstal van stroom, zodat van medeplegen geen sprake kan zijn. Hoewel verdachte wetenschap moet hebben gehad van de wegneming van stroom buiten de meter om, verdachte heeft immers ter terechtzitting verklaard dat de elektriciteitsrekening voor het hele pand door haar werd betaald en de rekening niet omhoog was gegaan nadat de hennepkwekerij was gestart, is die wetenschap op zichzelf beschouwd onvoldoende voor de conclusie dat verdachte (mede)pleger was van de diefstal van stroom. De rechtbank zal verdachte daarom hiervan vrijspreken.
4.3.2Bewezenverklaring feit 1 primair en feit 2 subsidiair
De verklaring van verdachte
Ik heb de zolder van mijn pand vanaf januari 2015 verhuurd, omdat het financieel niet goed ging. Ik wist dat de zolder zou worden gebruikt voor een hennepkwekerij. Daarmee ben ik akkoord gegaan.
Aantreffen van de hennepplanten
Op het adres [adres 2] , [woonplaats] , staat de volgende persoon ingeschreven: [verdachte] . In voornoemde woning werd op woensdag 24 juni 2015 ter opsporing en inbeslagneming op grond van artikel 9, lid 1 onder b, van de Opiumwet en artikel 96 van het Wetboek van Strafvordering, binnengetreden. Het bleek dat op genoemd adres een hennepkwekerij met planten aanwezig was.In kweekruimte 1 stonden 240 hennepplanten. In kweekruimte 2 stonden 300 hennepplanten.
De aangifte namens [benadeelde]
Op 24 juni 2015 was ik bij het pand [adres 2] te [woonplaats] . Bij controle van de elektrische installatie in de meterkast zag ik dat de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast verbroken was. Ik zag dat er aan de bovenzijde van de hoofdzekering(en) een illegale aansluiting was bijgeplaatst en aangesloten. Deze illegale aansluiting zat aangesloten voor de elektriciteitsmeter zodat alle elektriciteit die via deze illegale aansluiting werd afgenomen niet door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd. Bij het volgen van die illegale aansluiting zag ik dat deze uitkwam in een onderverdeling van elektriciteit van waaruit de aanwezige hennepkwekerijen ongemeten van elektriciteit werden voorzien.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen en partiële vrijspraak
Partiële vrijspraak feit 1 primair: medeplegen van het telen van hennep
De rechtbank heeft uit de bewijsmiddelen kunnen vaststellen dat verdachte de zolder van haar pand aan een ander ter beschikking heeft gesteld terwijl zij wist dat de zolder zou worden gebruikt voor een hennepkwekerij. Naar het oordeel van de rechtbank is echter niet komen vast te staan dat verdachte zelf in de hennepkwekerij werkzaamheden heeft verricht of een andere materiële bijdrage heeft geleverd aan het telen van hennep. Dit is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen van het medeplegen van het telen van hennep. Verdachte zal daarom van het onder feit 1 primair ten laste gelegde worden vrijgesproken, voor zover de tenlastelegging ziet op het (medeplegen van) telen van hennep.
Bewezenverklaring feit 1 primair: medeplegen van het aanwezig hebben van hennepplanten
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte er vanaf het begin van op de hoogte was dat op de zolder in het door haar gehuurde pand waar zij op de eerste verdieping woonachtig was, een hennepkwekerij zou worden opgezet. Zij heeft daarover afspraken gemaakt met personen met wie zij in gesprek is gekomen, omdat zij geldzorgen had. Daarnaast heeft zij afspraken gemaakt over het ontvangen van een maandelijks geldbedrag. Verdachte heeft verder verklaard dat op regelmatige basis, en soms ook in de avond en nacht, niet nader te noemen personen langskwamen om werkzaamheden te verrichten in de hennepkwekerij. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het stadium van medeplichtigheid is gepasseerd en dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de mededader met betrekking tot het opzettelijk aanwezig hebben van de hennepplanten is komen vast te staan. De rechtbank acht dit deel van de tenlastelegging onder feit 1 primair daarom ook wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring feit 2 subsidiair: medeplichtigheid aan diefstal van stroom
De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte op de hoogte was van de diefstal van elektriciteit. Het is een algemeen bekend gegeven dat hennepteelt bijna altijd gepaard gaat met de diefstal van elektriciteit, omdat voor de groei van de hennepplanten veel stroom nodig is. Wie, zoals verdachte, een deel van haar woning ter beschikking stelt aan een ander om daar een hennepkwekerij te beginnen, aanvaardt naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans dat ten behoeve van die kwekerij illegaal elektriciteit wordt afgenomen. Daarbij komt dat verdachte degene was die de rekening voor de elektriciteit in haar pand betaalde. Het moet haar daarom zijn opgevallen dat de rekening na het aanleggen van de hennepkwekerij niet substantieel hoger is geworden. Daarnaast waren in het café kabels van de illegale aftakking van de hennepkwekerij zichtbaar
(pagina 57 van het dossier). Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte als medeplichtige aan de diefstal van elektriciteit kan worden aangemerkt.
Partiële vrijspraak feit 2 subsidiair: pleegperiode
De begindatum kan op grond van het dossier worden gesteld op 1 januari 2015. Het dossier biedt onvoldoende concrete aanknopingspunten dat ook al voor deze begindatum sprake was van medeplichtigheid aan de diefstal van elektriciteit. De rechtbank zal verdachte daarom partieel vrijspreken van de medeplichtigheid aan diefstal in de periode van 1 juli 2011 tot 1 januari 2015.