ECLI:NL:RBMNE:2022:1240

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 januari 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
UTR 21 / 2588-V
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake postbezorging door gemeente Utrecht

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 11 januari 2022 uitspraak gedaan over het verzet van opposante tegen een eerdere uitspraak van 27 september 2021, waarin haar beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. Opposante had het griffierecht niet tijdig betaald, omdat zij niet op de hoogte was van een aangetekende nota die was verstuurd. De rechtbank had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat opposante niet aannemelijk had gemaakt dat zij geen afhaalbericht van PostNL had ontvangen. De zitting over het verzet vond plaats via een beeld- en geluidsverbinding, waarbij de gemachtigde van opposante aanwezig was, maar opposante zelf niet. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht was niet verschenen.

De rechtbank heeft in deze uitspraak het verzet gegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de bewijsstukken die door de gemachtigde van opposante waren overgelegd, aantoonden dat er problemen waren met de postbezorging. De rechtbank heeft vastgesteld dat er redelijke twijfel bestond over de vraag of er een afhaalbericht was achtergelaten. De rechtbank concludeerde dat opposante op een later tijdstip kennis had genomen van de griffierechtnota, wat een geldige reden was voor het te laat betalen van het griffierecht. De eerdere uitspraak van 27 september 2021 is daarmee vervallen, en de rechtbank heeft nog geen beslissing genomen over de proceskosten van opposante, dit zal in de einduitspraak over het beroep gebeuren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21 / 2588-V
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 11 januari 2022 van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[opposante] , te [plaats] , opposante,

(gemachtigde: mr. R.V. Tjon),

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposante heeft ingediend tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (het college).
In de uitspraak van 27 september 2021 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposante is tegen deze uitspraak in verzet gegaan.
De zitting heeft plaatsgevonden via een beeld- en geluidsverbinding op 11 januari 2021. Opposante is niet verschenen, maar haar gemachtigde wel. Het college is niet verschenen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 27 september 2021 het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Opposante heeft het griffierecht niet op tijd betaald, omdat zij niet wist dat er een aangetekende nota was verstuurd. De rechtbank oordeelde dat opposante niet aannemelijk had gemaakt dat zij geen afhaalbericht had ontvangen van PostNL. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposante gelijk heeft met zijn beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 27 september 2021 niet juist was.
3. Volgens opposante is de uitspraak van de rechtbank van 27 september 2021 niet juist. De gemachtigde van opposante geeft aan dat er veel fout gaat rondom de postbezorging bij zijn kantoor. Het komt met regelmaat voor dat poststukken niet worden ontvangen. De gemachtigde van opposante heeft ter onderbouwing van zijn verzetschrift stukken ingediend die gaan over een klachtenprocedure bij PostNL over de postbezorging. Hij heeft aan de Centrale Raad van Beroep in een andere procedure gevraagd of zij onderzoek kunnen laten instellen naar de postbezorging. Hij heeft dit ook gedaan bij de Rechtbank Midden-Nederland. Op 28 oktober 2021 heeft de Klachtencoördinator van de Rechtbank Midden-Nederland een brief verstuurd inzake de vraag om onderzoek te doen naar de postlevering van PostNL. In deze brief is aangegeven dat PostNL de werkprocessen heeft aangepast rondom de aangetekende post zodat er minder sprake is van uitval en de post nauwgezetter wordt verwerkt. De problemen bij PostNL zijn op deze manier bevestigd. Ook is een reactie van PostNL op een van de klachten overlegd. Deze klacht ziet op de zending [nummer] . In deze reactie geeft PostNL aan dat de bezorger heeft getekend voor de aangetekende post en dat de brief vervolgens in de brievenbus is bezorgd. Hiermee wordt aangetoond dat er in het verleden een en ander mis is gegaan rondom de postbezorging en dat het aannemelijk is gemaakt dat er geen afhaalbericht is achtergelaten.
4. De rechtbank is het eens met opposante. De bewijsstukken die opposante heeft overlegd geven aan dat er geen sprake is van een reguliere wijze van postbezorging op poststukken die zijn verstuurd. De klachten naar PostNL zijn van mei 2021 en juni 2021 en dat is rond dezelfde tijd dat het onderhavige beroep is ingediend. Het verzoek om een onderzoek in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep dateert van Juni 2021. Het verzoek bij de Rechtbank Midden-Nederland dateert van 15 juli 2021 en de reactie daarop is van 28 oktober 2021. Met deze verzoeken en klachten is aannemelijk gemaakt dat het bij de gemachtigde van opposante voorkomt dat de postbezorging niet altijd naar behoren plaatsvindt. Hierdoor acht de rechtbank aannemelijk dat de gemachtigde van opposante op een later tijdstip kennis heeft genomen van de griffierechtnota en daardoor met een geldige reden het griffierecht te laat heeft betaald. De rechtbank vindt dat er sprake is van redelijke twijfel dat bij de gemachtigde van opposante geen afhaalbericht is achtergelaten.
5. Dit betekent dat opposante hierover gelijk heeft. Het verzet is dus gegrond en de uitspraak van 27 september 2021 vervalt (artikel 8:55, lid 9, Awb).
6. De rechtbank neemt nu nog geen beslissing over de vergoeding van de proceskosten van opposant. Dit gebeurt pas in de einduitspraak over het beroep.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier
.De beslissing wordt openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.