Overwegingen
1. De rechtbank zal in deze uitspraak eerst het beroep over de omgevingsvergunning en vervolgens het beroep over de exploitatievergunning bespreken.
De omgevingsvergunning (UTR 21/2726)
2. Het college stelt zich op het standpunt dat het hier gaat om een zogenaamde gebonden beschikking. Dit betekent dat de aanvraag van de eigenaar voldoet aan de bepalingen uit het voor de locatie geldende bestemmingsplan ‘Binnenstad’ (het bestemmingsplan), het Bouwbesluit 2012, de Bouwverordening van de gemeente Utrecht en de redelijke eisen van welstand.
3. De rechtbank vindt ook dat sprake is van een gebonden beschikking. Wat eiseres aanvoert biedt de rechtbank geen aanknopingspunten dat het standpunt van het college onjuist is.
4. Eiseres heeft niet betwist dat de aanvraag voldoet aan de bepalingen van het Bouwbesluit 2012, de Bouwverordening van de gemeente Utrecht en aan de redelijke eisen van welstand. Tussen partijen is verder niet in geschil dat de grond waarop het terras zal worden gerealiseerd op grond van het bestemmingsplan de bestemming ‘Verkeer-Verblijfsgebied’ heeft en dat binnen deze bestemming – voor zover hier relevant – terrassen en hekwerken met een bouwhoogte van minder dan 3 meter zijn toegestaan.Dat straks door middel van het stalen spijlenhekwerk van 1,25 meter hoog een fysieke scheiding wordt aangebracht tussen het terras en het trottoir waar de doorgaande voetgangers lopen, maakt niet dat de bestemming van de grond wijzigt. Deze bestemming is en blijft (totdat de gemeenteraad van Utrecht de bestemming van de locatie via een bestemmingsplanwijziging een andere bestemming geeft) ‘Verkeer-Verblijfsgebied’.
5. Eiseres voert aan dat omdat om het terras een hekwerk wordt geplaatst, sprake is van een gebouwd terras en gebouwde terrassen zijn op grond van het bestemmingsplan niet toegestaan.
6. De rechtbank stelt voorop dat de term ‘gebouwd terras’ in de regels van het bestemmingsplan niet is gedefinieerd. Ook in de toelichting op het bestemmingsplan is over de betekenis van deze term niets opgenomen. De term zal door het college bij het toetsen van een aanvraag voor een omgevingsvergunning aan het bestemmingsplan dus nader moeten worden ingevuld. De rechtbank kan het college volgen in zijn uitleg dat bij een gebouwd terras gedacht moet worden aan vlonders met daarop een terras of terrasmeubilair van dien aard dat het bouwwerken betreffen die bestemd zijn om ter plaatse te functioneren. De rechtbank vindt dat de term ‘gebouwd terras’ uit het bestemmingsplan betekent dat het terras zelf een bouwwerk moet zijn. Daarvan is hier geen sprake. De eigenaar heeft een omgevingsvergunning voor een bouwwerk in de vorm van een stalen spijlenhekwerk om een terras aangevraagd. Binnen het hekwerk zal los terrasmeubilair worden geplaatst.
7. Er is sprake van een gebonden beschikking. Het college mocht de omgevingsvergunning dus niet weigeren. Bij een gebonden beschikking heeft het college geen ruimte voor een belangenafweging. Het college heeft bij het verlenen van de omgevingsvergunning daarom terecht geen andere belangen, zoals geluid en fietsparkeerplaatsen laten meewegen.
8. De rechtbank zal het beroep van eiseres tegen de omgevingsvergunning ongegrond verklaren.
De exploitatievergunning(UTR 21/2725)
9. Op het moment dat de exploitant haar aanvraag voor de exploitatievergunning indiende, gold de Horecaverordening gemeente Utrecht 2018 (de horecaverordening). Op grond van de horecaverordening weigert de burgemeester een exploitatievergunning als:
de exploitatie of vestiging van een horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan;
niet is voldaan aan de eisen die worden gesteld aan een leidinggevende van een horecabedrijf;
voor het horecabedrijf een vergunning op grond van de Drank - en Horecawet is vereist en deze is geweigerd;
naar het oordeel van de burgemeester de openbare orde, veiligheid of de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf;
redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn.
10. Eiseres voert aan dat in dit geval de weigeringsgronden zoals die in overweging 9 onder a en d staan vermeld van toepassing zijn en de burgemeester de exploitatievergunning daarom had moeten weigeren.
Strijd met het bestemmingsplan
11. Voor de door eiseres gestelde strijd met het geldende bestemmingsplan (weigeringsgrond a) verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hierboven over de omgevingsvergunning heeft overwogen. Daaruit volgt dat deze weigeringsgrond zich hier niet voordoet.
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de burgemeester in het bestreden besluit goed afgewogen en voldoende gemotiveerd waarom volgens haar geen sprake is van een op ontoelaatbare wijze nadelige beïnvloeding van de woon- en leefsituatie rondom het te realiseren terras.
13. De burgemeester erkent dat uiteraard sprake zal zijn van enig geluid en enige overlast van het terras, maar dit is volgens haar niet ongebruikelijk in een stedelijke omgeving als de [straat] en niet direct als ongeoorloofde overlast te kwalificeren. De voormalige terrassen aan de [straat] zijn door de herindeling van de [straat] niet meer wenselijk. Het nieuwe terras op de hoek van de [straat] met de [locatie] zal iets groter worden. Op de zitting heeft de eigenaar toegelicht dat het gaat om circa 20 extra stoelen. De burgemeester heeft niet de verwachting dat deze vergroting tot significant meer geluidsoverlast zal leiden. Vanuit akoestisch oogpunt is het terras op de nieuwe locatie een verbetering ten opzichte van de drie terrassen aan de [straat] . Verder heeft de burgemeester meegewogen dat het een terras bij een restaurant betreft. Dit is een relatief lichte vorm van horeca die in de regel weinig overlast met zich meebrengt. Enig geluid is volgens de burgemeester inherent aan het wonen in het centrum van de stad. De burgemeester heeft geen reden om aan te nemen dat de exploitant niet zal voorkomen dat haar bezoekers overlast veroorzaken. Mocht zij hierin toch niet slagen, dan zal de burgemeester bij ontoelaatbare overlast handhavend optreden.
14. Wat eiseres aanvoert brengt de rechtbank niet tot het oordeel dat het standpunt van de burgemeester over de woon- en leefsituatie in de omgeving van de locatie onjuist is.
15. De uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de rechtbank, waarnaar eiseres op de zitting en in haar aanvullende stuk van 7 februari 2022 heeft verwezen, gaan niet over een vergelijkbare situatie als hier aan de orde en kunnen dus niet op deze zaak worden toegepast.
16. Eiseres voert verder aan dat de bestuursorganen van de gemeente Utrecht bij het nemen van hun besluiten de geluidsoverlast door terrassen als gezondheidsgegeven serieus zouden moeten nemen en dat een integrale inventarisatie van horecaoverlast in de gehele Binnenstad zou moeten uitgevoerd. Eiseres verwijst hierbij naar het rapport ‘Stemgeluid van horecaterrassen gemeente Leiden’ van Alcedo van 4 april 2016. Voor de gezondheidsaspecten bij een verstoorde nachtrust verwijst zij naar de notitie ‘Chronobiologische en slaapverstorende effecten van geluidhinder’ van Chrono@Work van 9 maart 2018 en de nota ‘Evenementen met een luidruchtig karakter’ van de Inspectie Milieuhygiëne Limburg van januari 1996.
16. Naar het oordeel van de rechtbank is er op grond van de horecaverordening of andere wetgeving niet vereist dat de burgemeester voordat zij beslist op een aanvraag voor een exploitatievergunning een akoestisch onderzoek laat uitvoeren. Wat eiseres hier aanvoert heeft niet direct betrekking op de locatie en op de exploitatievergunning die nu ter beoordeling aan de rechtbank voorligt, maar is gericht op het verlenen van terrasvergunningen in het algemeen. De rechtbank vindt het aannemelijk dat diverse terrassen in de stad [plaats 1] veel geluid produceren en sluit niet uit dat dit een negatief gevolg voor de gezondheid van omwonenden kan hebben. Maar door eiseres is niet aannemelijk gemaakt dat in dit concrete geval het terras tot een zodanig nadelige beïnvloeding van de woon- en leefsituatie leidt dat de burgemeester de exploitatievergunning had moeten weigeren. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres op de zitting heeft erkend dat de direct omwonenden van de locatie juist positief tegenover de komst van dit specifieke terras op de locatie staan en dat eiseres op de zitting heeft aangegeven dat zij met deze procedure een meer algemeen signaal richting de burgemeester wil afgeven.
18. De weigeringsgrond genoemd onder d doet zich dus ook niet voor.
Strijd met het activiteitenbesluit
19. Eiseres voert ten slotte nog aan dat het terras moet worden aangemerkt als een binnenterrein, de uitzondering uit artikel 2.18 van Activiteitenbesluit Milieubeheer daarom niet van toepassing is en dat dus zal moeten worden voldaan aan de geluidsnormen uit artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit Milieubeheer.
20. Voor zover al sprake zou zijn van een binnenterrein en artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit Milieubeheer hier van toepassing zou zijn, is dit voor de burgemeester geen grond om de exploitatievergunning te weigeren. Als de eigenaar en/of de exploitant handelt in strijd met de algemene bepalingen uit het Activiteitenbesluit Milieubeheer is het gemeentebestuur bevoegd om hiertegen handhavend op te treden.
21. Er is geen sprake van een weigeringsgrond uit de horecaverordening. De burgemeester mocht de exploitatievergunning dus niet weigeren. De rechtbank zal het beroep van eiseres tegen de exploitatievergunning ook ongegrond verklaren.
Conclusie in beide beroepen
22. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.