ECLI:NL:RBMNE:2022:1223

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 april 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
21/2026
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor kap van bomen door gemeente Gooise Meren

In deze zaak hebben eisers, eigenaren van een perceel in [plaats], een omgevingsvergunning aangevraagd voor het kappen van een beuk en een spar. De gemeente Gooise Meren heeft deze vergunning geweigerd, omdat er volgens het college geen reden was om de bomen te kappen. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak op 1 april 2022 behandeld en geconcludeerd dat het bestreden besluit van de gemeente in stand moest blijven. De rechtbank oordeelde dat de beuk geen schade aan de fundering van de woning van eisers veroorzaakte en dat de spar in goede conditie was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de besluitvorming niet zorgvuldig was, omdat eisers niet op de juiste wijze gehoord waren, maar heeft dit gebrek gepasseerd op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank oordeelde dat eisers niet in hun belangen waren geschaad en dat de belangen van het behoud van de bomen zwaarder wogen dan de belangen van eisers bij de kap. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2026

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 april 2022 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , uit [plaats] , eisers

en
het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Gooise Meren, verweerder
(gemachtigde: mr. H. Schuit).

Inleiding

Eisers zijn eigenaar van het perceel aan de [adres] in [plaats] , kadastraal geregistreerd onder nummer [nummer] . Op dit perceel staan een beuk en een spar die eisers willen kappen omdat de beuk zorgt voor schade aan de woning van eisers en de spar niet meer in goede conditie is. Voor het kappen van deze twee bomen hebben eisers volgens artikel 4:11, van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Gooise Meeren (de APV) een omgevingsvergunning nodig voor het vellen of doen vellen van een houtopstand. Eisers hebben daartoe een aanvraag ingediend.
In het besluit van 22 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de omgevingsvergunning geweigerd.
In het besluit van 16 april 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 30 oktober 2020 op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Op de zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft het onderzoek op 13 november 2020 heropend omdat de rechtbank nog niet over voldoende informatie beschikte voor het doen van een uitspraak. De rechtbank heeft de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (StAB) gevraagd om een expertiseonderzoek uit te voeren en de rechtbank te voorzien van de vereiste ontbrekende informatie.
Op 28 oktober 2021 heeft de StAB het gevraagde onderzoeksrapport opgesteld. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om op dit onderzoeksrapport te reageren. Eisers hebben op 10 december 2021 gereageerd op het onderzoeksrapport.
De rechtbank heeft de zaak op 8 maart 2022 op een tweede zitting behandeld. Eisers zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [bomendeskundige] , bomendeskundige.

Overwegingen

Het bestreden besluit
In het bestreden besluit heeft verweerder de geweigerde omgevingsvergunning in stand gelaten. Er is volgens verweerder geen reden om de beuk en de spar te kappen. Het is volgens verweerder onzeker of de schade aan de fundatie van het huis van eisers veroorzaakt wordt door de beuk. De schade aan de fundatie van het huis heeft volgens verweerder een andere oorzaak. Verder is de spar een gezonde en vitale boom die op grotere afstand van het huis staat. Er is geen reden om deze boom te kappen.
Het geschil
Volgens eisers is het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand gekomen. Zo zijn eisers niet gehoord door een onafhankelijke commissie en bevat het verslag van de hoorzitting fouten. Het verslag van de hoorzitting is ook niet ter goedkeuring aan eisers voorgelegd. Verder zijn eisers van mening dat er sprake is van een onzorgvuldig genomen besluit omdat verweerder tijdens de bezwaarfase een interne groendeskundige heeft geraadpleegd. Volgens eisers had een onafhankelijke groendeskundige geraadpleegd moeten worden.
Eisers stellen zich verder op het standpunt dat verweerder na afweging van de betrokken belangen het belang van eisers zwaarder moet laten wegen. Er is onvoldoende rekening gehouden met de ziekte en het gevaar van de spar en de schade die de beuk veroorzaakt aan de woning van eisers. De bomen zijn ook door verweerder zelf niet als waardevol beoordeeld. Daarnaast doen eisers een beroep op het gelijkheidsbeginsel.
Verweerder vindt dat hij een goed besluit heeft genomen en dat het bestreden besluit in stand moet blijven. Het belang van het behoud van de beuk en de spar weegt in dit geval zwaarder dan het belang dat eisers hebben bij de kap van beide bomen. Volgens verweerder zijn er geen belangen die de kap van de beide bomen rechtvaardigen.
Zorgvuldigheid totstandkoming van het bestreden besluitOnafhankelijk horen
Voordat verweerder op een bezwaarschrift beslist, moeten eisers in de gelegenheid zijn geweest om te worden gehoord. Het horen kan door één persoon gebeuren of door meerdere personen. Als het horen gebeurt door meerdere personen, dan eist artikel 7:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dat de meerderheid van deze personen niet bij het primaire besluit betrokken is.
De rechtbank stelt vast dat uit het verslag van de hoorzitting blijkt dat eisers namens verweerder door vijf personen zijn gehoord. Van deze vijf personen waren er drie personen betrokken bij het primaire besluit. Dat is in strijd met artikel 7:5, eerste lid, van de Awb. Dat betekent dat er sprake is van een gebrek in de besluitvorming.
De rechtbank passeert dit gebrek echter met artikel 6:22 van de Awb. Dit artikel biedt de rechtbank de mogelijkheid om een gebrek in de besluitvorming te passeren als aannemelijk is dat een belanghebbende niet in zijn belangen wordt geschaad door het gebrek. De rechtbank is van oordeel dat die situatie zich hier voordoet. Eisers hebben in de bezwaarprocedure en tijdens de hoorzitting hun bezwaren voldoende kenbaar kunnen maken. Dit was niet anders geweest als eisers in overeenstemming met artikel 7:5, eerste lid, van de Awb waren gehoord. Ook tijdens de zittingen in beroep hebben eisers hun bezwaren naar voren kunnen brengen. De rechtbank is van oordeel dat eisers niet in hun belangen zijn geschaad door het gebrek in de besluitvorming. Het passeren van het gebrek leidt niet tot een gegrond beroep. Het passeren van een gebrek heeft wel gevolgen voor de proceskostenveroordeling. Dit legt de rechtbank uit in de conclusie.
Overige aspecten over de onzorgvuldigheid van het bestreden besluit
De rechtbank is van oordeel dat uit de overige door eisers aangevoerde omstandigheden niet blijkt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Een verslag van de hoorzitting bevat een zakelijke weergave van wat er besproken is tijdens de hoorzitting. Eventuele fouten in het verslag van de hoorzitting kunnen niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit op voorhand. Deze fouten kunnen wel een rol spelen bij de inhoudelijke beoordeling van het beroep. Verder is verweerder niet verplicht om het verslag van de hoorzitting eerst aan eisers ter goedkeuring voor te leggen. Ook is verweerder niet verplicht om een externe deskundige te raadplegen. De beroepsgrond slaagt niet.
Onderzoeksrapport StAB
Op grond van de APV moet verweerder bij de aanvraag voor het kappen van de beuk en de spar een belangenafweging maken tussen de belangen van eisers en het belang bij het behoud van de beuk en de spar. Bij deze belangenafweging houdt verweerder rekening met de in de APV omschreven waarden die van belang zijn voor het behoud van de bomen. [1]
10. De rechtbank heeft aan de StAB advies gevraagd over de feitelijke situatie van de spar en de beuk. De rechtbank heeft dit advies gevraagd mede naar aanleiding van een door eisers ingebracht bouwtechnisch rapport van [adviesbureau] . De StAB is gevraagd om op basis van de algemene vraagstelling advies uit te brengen en daarbij zowel de groen- als bouwkundige kant van de zaak te belichten. Meer specifiek is verzocht om in kaart te brengen wat de bouwkundige gevolgen zijn van de beuk voor de woning van eisers. Op 29 oktober 2021 heeft de StAB advies aan de rechtbank uitgebracht.
11. In dit advies heeft de StAB geconcludeerd dat na een inspectie van de fundering is gebleken dat er geen wortels van de beuk zijn aangetroffen die zorgen voor schade aan de fundering van de woning van eisers. In het verlengde van de dikke wortel van de beuk die richting de gevel loopt, is geen scheurvorming in het metselwerk aangetroffen. De StAB heeft ook geen aanwijzing van een opwaartse druk als gevolg van de zware boomwortel. Verder is niet gebleken dat het grondwater dat de wortels van de beuk aan de bodem onttrekken, leidt tot schade aan de fundering van de woning van eisers. De StAB heeft geconstateerd dat er geen schade is die te herleiden is tot de beuk. Op grond van de aangetroffen omstandigheden is het volgens de StAB ook niet te verwachten dat de beuk de komende vijf tot tien jaar schade zal veroorzaken aan de woning van eisers.
12. Ten aanzien van de spar concludeert de StAB dat de kroon vitaal is, er sprake is van vruchtzetting, en dat in de spar dennenappels gevormd worden. Dat duidt op een goede sapstroom in de boom en op een goed transport van water en voedingsstoffen vanuit de wortels door de stam naar de uiteinden van de takken. Er zijn geen sporen waargenomen van aantasting door schimmels of ziekten. Ook zijn er geen barsten in de bast of zwammen aangetroffen die duiden op een slechte conditie van de spar. Wel is geconstateerd dat de spar niet op een optimale manier groeit door een beperkte lichtinval aan één zijde. Deze ontwikkeling is op zichzelf niet schadelijk voor de gezondheid van de spar maar draagt niet bij aan een esthetisch beeld van de spar. Al met al wordt door de StAB vastgesteld dat er sprake is van een gezonde, rechtstaande boom. Gelet op de vorm van de boom en het ontbreken van zwammen of tekenen van andere ziekten is het niet waarschijnlijk dat de boom gevoelig is voor windworp of op korte termijn zal omvallen.
13. De rechtbank neemt het door de StAB uitgebrachte advies en de daarin opgenomen overwegingen als uitgangspunt bij de beoordeling van de inhoudelijke beroepsgronden van eisers. De StAB is namelijk een onafhankelijk adviseur die op verzoek van de rechtbank adviezen uitbrengt over (niet-juridische) aspecten in een geschil. De StAB heeft bij het uitbrengen van het advies geen belang bij een bepaalde uitkomst van het advies. Eisers hebben bovendien geen argumenten aangevoerd die leiden tot de conclusie dat het rapport van de StAB onjuistheden bevat, innerlijk tegenstrijdig is of onzorgvuldig tot stand is gekomen. Dat zal de rechtbank hierna verder toelichten.
Belangenafweging in het bestreden besluitBelangenafweging met betrekking tot de beuk
14. Eisers stellen zich op het standpunt dat hun belang bij het kappen van de beuk zwaarder weegt dan het belang bij het behouden van de beuk. Bovendien stellen eisers dat het onderzoek van StAB onzorgvuldig is verricht. Ter onderbouwing van dit standpunt hebben eisers nog foto’s overgelegd van hun eigen graafwerkzaamheden ter plaatse.
15. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt mocht stellen dat het belang van het behoud van de beuk zwaarder weegt dan het belang dat eisers hebben bij het kappen van de beuk. De rechtbank baseert zich daarbij op het onderzoeksrapport van de StAB. De foto’s die eiseres na het opstellen van het advies van de StAB naar de rechtbank hebben gestuurd, brengen de rechtbank niet op andere gedachten. De StAB heeft in het onderzoeksrapport al een reactie gegeven op deze foto’s. Deze foto’s komen overeen met de bevindingen die door (de deskundige die is ingeschakeld door) StAB ter plaatse zijn gedaan. De zichtbare wortels op de foto’s van eisers hebben eenzelfde orde van grootte als op de locatie is geconstateerd en vastgelegd op foto’s van de StAB. Wortels van die omvang kunnen volgens het rapport van de StAB door gaten in het metselwerk heen, maar kunnen geen schadeveroorzakende krachten uitoefenen op het metselwerk. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan deze conclusie in het rapport van de StAB.
16. De rechtbank is van oordeel dat eisers verder niet aannemelijk hebben gemaakt dat de beuk zorgt voor een onevenredige vermindering van de lichtinval in de woning van eisers op grond waarvan de beuk alsnog gekapt moet worden.
Belangenafweging met betrekking tot de spar
17. Eisers stellen zich op het standpunt dat de spar in slechte conditie is door ziekte en dat de spar een gevaar vormt voor de omgeving door vallende dennenappels en takken. Hierin had verweerder reden moeten zien om de kap van de spar toe te staan via een omgevingsvergunning, aldus eisers.
18. De rechtbank geeft eisers ook op dit punt geen gelijk, gelet op de conclusies van de StAB over de spar uit overweging 12 hiervoor. Hieraan heeft verweerder toegevoegd dat eisers een zorgplicht hebben voor de spar en verantwoordelijk zijn voor het onderhoud van de spar. Bij goed onderhoud aan de spar is er volgens verweerder geen gevaar voor de omgeving. De rechtbank vindt dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat het belang bij het behoud van de spar zwaarder weegt dan het belang dat eisers hebben bij de kap van de spar.
Conclusie
19. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat de belangen van eisers bij de kap van de beuk en de spar minder zwaar wegen dan het belang dat bestaat bij het behoud van de beuk en de spar. Dat de beuk en de spar geen belangrijke natuur- of cultuurhistorische waarden vertegenwoordigen, is geen reden om alsnog een omgevingsvergunning te verlenen voor de kap van beide bomen nu er geen goede reden bestaat om de beide bomen te kappen. De beroepsgrond slaagt niet.
Gelijkheidsbeginsel
20. Eisers doen een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Volgens eisers is er op 100 meter van hun huis een omgevingsvergunning verleend voor de kap van meerdere bomen. Ook is er een omgevingsvergunning verleend voor de kap van vier monumentale eiken in de directe omgeving. Verweerder had daarom ook een omgevingsvergunning aan eisers moeten verlenen, aldus eisers.
21. De rechtbank stelt voorop dat een beroep op het gelijkheidsbeginsel in het geval van eisers alleen kan slagen als er sprake is van een gelijk geval waarin verweerder wel een omgevingsvergunning heeft verleend, onder dezelfde omstandigheden. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van gelijke gevallen. Bij de door eisers aangehaalde bomen die gekapt zijn in de openbare ruimte was sprake van andere omstandigheden. De door eisers aangedragen gevallen zijn naar het oordeel van de rechtbank dus niet vergelijkbaar met de situatie van eisers. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
22. Eisers zijn in strijd met artikel 7:15, eerste lid, van de Awb gehoord op de hoorzitting. De rechtbank passeert dit gebrek via artikel 6:22 van de Awb.
23. Verweerder mocht zich na afweging van de betrokken belangen op het standpunt stellen dat de belangen van eisers geen reden zijn om een omgevingsvergunning te verlenen voor de kap van de beuk en de spar. Eisers kunnen ook niet met succes een beroep doen op het gelijkheidsbeginsel.
24. Het beroep is ongegrond.
Griffierecht en proceskosten
25. Omdat de rechtbank een gebrek in de besluitvorming heeft gepasseerd, bestaat er aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten die eisers hebben gemaakt. Deze proceskosten bedragen € 683,65 en bestaan uit het opstellen van een deskundigenrapport van [adviesbureau] . Verweerder moet deze kosten aan eisers vergoeden. Ook moet verweerder het door eisers betaalde griffierecht aan hen vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 683,65,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. T.E.G. van Heukelom, griffier. De beslissing is genomen op 1 april 2022 en zal openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.In artikel 4:11, vierde lid, van de APV staan deze waarden genoemd.