ECLI:NL:RBMNE:2022:1222
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek niet ontvankelijk wegens te late indiening na eindvonnis
In deze wrakingszaak heeft verzoekster op 14 maart 2022 een verzoek ingediend tot wraking van mr. V. van Dam, de behandelend kantonrechter in de hoofdzaak met zaaknummer 8992856/MC EXPL 21-626. Dit verzoek volgde op een beslissing van de kantonrechter van 2 maart 2022, waarin niet op het verzoek van verzoekster tot aanvulling van een eerder eindvonnis van 3 november 2021 was beslist. De wrakingskamer heeft besloten om geen mondelinge behandeling te houden en heeft de ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek beoordeeld.
De wrakingskamer oordeelt dat verzoekster niet ontvankelijk is in haar wrakingsverzoek. Volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet een verzoek tot wraking worden ingediend zodra de feiten of omstandigheden die tot het verzoek leiden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Verzoekster was op de hoogte van de beslissing van de kantonrechter op 2 maart 2022, maar heeft gewacht tot 14 maart 2022 om haar verzoek in te dienen. Dit tijdsverloop van bijna twee weken is niet voldoende verklaard door verzoekster, die bovendien al eerder wrakingsverzoeken in deze zaak had ingediend. De wrakingskamer concludeert dat verzoekster het verzoek te laat heeft ingediend en verklaart haar daarom niet-ontvankelijk.
De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken op 31 maart 2022. De wrakingskamer heeft de griffier opgedragen deze beslissing te communiceren aan de betrokken partijen en heeft bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet moet worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.