ECLI:NL:RBMNE:2022:1221

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
536569 / HA RK 22-72
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek ongegrond in strafzaak tegen verzoekster

In deze wrakingszaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.A. Korver, op 23 maart 2022 een wrakingsverzoek ingediend tegen rechter-commissaris mr. P.M.E. Bernini in de strafzaak met parketnummer 16/700104-16. Het verzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter-commissaris niet voldoende rekening hield met de belangen van verzoekster en dat er een schijn van vooringenomenheid bestond. Tijdens de zitting op dezelfde dag heeft de wrakingskamer, bestaande uit mr. R.C. Stijnen, mr. A.C. van den Boogaard en mr. H.A. Brouwer, het verzoek behandeld. Mr. Korver heeft pleitaantekeningen overgelegd en de gang van zaken rondom de getuigenverhoren toegelicht. De rechter-commissaris had eerder een verzoek tot uitstel van een getuigenverhoor toegewezen, maar weigerde dit ook voor andere getuigen, wat leidde tot de wraking. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter-commissaris om geen regiemoment te houden een procesbeslissing was en geen blijk gaf van vooringenomenheid. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking ongegrond, waarbij zij benadrukte dat de rechterlijke onpartijdigheid niet in het geding was.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 536569 / HA RK 22-72
Schriftelijke uitwerking van de beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 23 maart 2022
op het verzoek in de zin van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) van:
[verzoekster] ,
wonende in [woonplaats] ,
verder te noemen verzoekster,
advocaat mr. R.A. Korver.

1.De procedure

1.1.
Mr. Korver heeft op 23 maart 2022 namens verzoekster de rechter-commissaris mr. P.M.E. Bernini gewraakt in de strafzaak met parketnummer 16/700104-16 waarin verzoekster verdachte is.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 23 maart 2022 behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer). Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • mr. R.A. Korver namens verzoekster;
  • mr. P.M.E. Bernini;
  • mr. G.P.N. Robben, officier van justitie.
1.3.
Mr. Korver heeft namens verzoekster op de wrakingszitting pleitaantekeningen overgelegd.
1.4.
Op 23 maart 2022 heeft de wrakingskamer een mondelinge beslissing gegeven op het wrakingsverzoek van verzoekster. Het onderstaande vormt de in die beslissing toegezegde nadere schriftelijke uitwerking daarvan en is op 29 maart 2022 vastgesteld.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. P.M.E. Bernini als behandelend rechter-commissaris (verder: de rechter), in de strafzaak met het parketnummer 16/700104-16. Dit betreft een strafzaak waarin verzoekster als verdachte is aangemerkt. De officier van justitie heeft - na een door het gerechtshof gehonoreerde artikel 12 Sv-procedure - gevorderd dat de rechter-commissaris de onderzoekshandelingen zal heropenen en een aantal getuigen zal horen. Mr. Korver heeft bij brief van 16 maart 2022 aan de rechter onder meer verzocht het getuigenverhoor van getuige [getuige 1] uit te stellen, omdat hij deze getuige wenst te confronteren met uitlatingen van andere getuigen in deze zaak. Deze getuigen zijn al gehoord, maar de verklaringen staan nog niet opgenomen in processen-verbaal. De rechter heeft bij brief van 17 maart 2022 dit uitstelverzoek ten aanzien van getuige [getuige 1] toegewezen. De op 23 maart 2022 geplande verhoren van getuigen [getuige 2] (verder: [getuige 2] ) om 09.00 uur en [getuige 3] (verder: [getuige 3] ) om 13.30 uur zouden wel doorgaan. Bij e-mail van 21 maart 2022 heeft mr. Korver aan de rechter laten weten dat hij ook [getuige 2] en [getuige 3] wil confronteren met de uitlatingen van andere getuigen in deze zaak. Hij heeft daarom primair verzocht de getuigenverhoren uit te stellen en subsidiair enkele delen van het verhoor van die getuigen met voorrang te laten verbaliseren. Bij e-mail van 22 maart 2022 heeft de rechter laten weten dat de agenda van de rechter uitstel niet toelaat en dat er geen griffiers beschikbaar zijn die op korte termijn de processen-verbaal van de eerder gehoorde getuigen kunnen uitwerken. Mr. Korver heeft daarna op 22 maart 2022 geprobeerd telefonisch contact te zoeken met de rechter. Omdat hij de rechter niet kon bereiken heeft hij aan de griffier gevraagd om aan de rechter door te geven dat hij voorafgaand aan het verhoor van getuige [getuige 2] één en ander met de rechter zou willen bespreken. Op 23 maart 2022 om 09.00 uur bij aanvang van het verhoor van [getuige 2] heeft mr. Korver aan de rechter gevraagd om zijn verzoek tot uitstel nogmaals te bespreken in een soort regiemoment. De rechter wilde hieraan niet meewerken en het verhoor starten. Hij heeft de rechter toen primair verzocht om zijn verzoek aan te horen, subsidiair zich te verschonen en meer subsidiair heeft hij aangekondigd anders de rechter te zullen wraken. De rechter heeft het primaire en subsidiaire verzoek afgewezen. Mr. Korver heeft toen namens verzoekster de rechter gewraakt.
2.2.
Verzoekster heeft het volgende ten grondslag gelegd aan het wrakingsverzoek. Door de hiervoor weergegeven gang van zaken bestaat bij verzoekster niet langer het gevoel dat er recht wordt gedaan aan haar belangen en artikel 6 van het EVRM. Voor de rechter lijkt planningsdruk belangrijker te zijn dan waarheidsvinding. De eisen van zorgvuldigheid en beginselen van een behoorlijke procesorde worden geweld aangedaan als een onderzoeksrechter niet eens wil luisteren naar een toelichting van een verzoek. Hoewel het verzoek tot verplaatsing van het verhoor van getuige [getuige 1] wel is toegewezen, is dat geen reden om nu niet te willen luisteren naar het verzoek van verzoekster/mr. Korver. Bovendien zijn er voorafgaand aan de getuigenverhoren in deze zaak al meer problemen geweest, onder andere de chaotische dossieropbouw en het feit dat de getuigen die al zijn gehoord lijken te zijn beïnvloed. Deze getuigen hebben namelijk besprekingen gehad met het Openbaar Ministerie en ook stukken gekregen. Het is daarom voor de verdediging van verzoekster van belang dat zij weet wat de getuigen hebben verklaard en waar de besprekingen met het Openbaar Ministerie over zijn gegaan. Op die manier kan de verdediging dit ook voorhouden aan de getuigen die nog gehoord moeten worden.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. Op de zitting heeft zij toegelicht dat de verhoren al zes maanden in de agenda staan. Bovendien is het verhoor van één van de getuigen al eerder uitgesteld door een agendafout bij mr. Korver. Voor wat betreft getuige [getuige 1] heeft de rechter het verzoek toegewezen, maar nu wil hij ook de andere getuigenverhoren uitstellen. De waarheidsvinding is leidend, maar er moet ook rekening worden gehouden met wat agenda-technisch mogelijk is op het kabinet. Het verzoek tot uitstel is daarom afgewezen, maar mr. Korver weet dat als hij het nodig vindt, hij kan verzoeken om de getuigen die nu staan ingepland opnieuw te horen. Dat de rechter bij de aanvang van het verhoor niet is tegemoet gekomen aan het telefonische verzoek van mr. Korver voor een regiemoment is een procesbeslissing. Dat is geen grond voor wraking. Daarbij heeft mr. Korver de rechter onder druk gezet door het wrakingsverzoek voorwaardelijk in te dienen, als een soort pressiemiddel. Dat is misbruik van het wrakingsinstrument. De rechter vraagt de wrakingskamer daaraan de nodige conclusies te verbinden.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 512 Sv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
Persoonlijke vooringenomenheid bij de rechter tegenover verzoekster is niet gesteld of gebleken. Onderzocht moet daarom worden of uit het optreden van de rechter blijkt dat zij vooringenomen is of dat zij die schijn heeft gewekt. Naar het oordeel van de wrakingskamer is dat niet het geval.
3.4.
De beslissing van de rechter om voorafgaand aan het getuigenverhoor van [getuige 2] geen regiemoment te houden met mr. Korver moet worden aangemerkt als procesbeslissing. Een als negatief ervaren procesbeslissing is geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking van de rechter die de betreffende beslissing heeft genomen. Alleen als (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid, kan dit tot een ander oordeel leiden. Naar het oordeel van de wrakingskamer is daar in dit geval geen sprake van. Verzoekster heeft in dit kader nog gewezen op eerdere voorvallen die volgens haar maken dat in dat licht bezien er wel reden is voor wraking. Deze voorvallen zijn op zichzelf bezien echter te laat aangevoerd om als onderbouwing van het wrakingsverzoek te kunnen dienen. Bovendien ziet de wrakingskamer niet dat deze gebeurtenissen een zodanige inkleuring geven aan de procesbeslissing van de rechter dat het op vooringenomenheid duidt.
3.5.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.
3.6.
Anders dan door de rechter is gevraagd is de wrakingskamer van oordeel dat in dit geval geen sprake is van misbruik van het wrakingsmiddel. De wrakingskamer ziet daarom geen aanleiding om een wrakingsverbod op te leggen aan verzoekster.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoekster, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, en aan de betrokken teamvoorzitter van het team Strafrecht, waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoekster met parketnummer 16/700104-16 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.C. Stijnen, voorzitter, en mr. A.C. van den Boogaard en mr. H.A. Brouwer, als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.