ECLI:NL:RBMNE:2022:1213

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 april 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
16/002311-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van amfetaminebezit en wederrechtelijke vrijheidsberoving in Utrecht

Op 1 april 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van amfetamine en het wederrechtelijk beroven van de vrijheid van twee medewerkers van Lister. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 december 2021 in Utrecht 67,83 gram amfetamine in zijn bezit had. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het feit dat hij op 1 september 2020 twee medewerkers van een zorginstelling van hun vrijheid heeft beroofd door de deur van zijn kamer op slot te draaien en hen te beletten te vertrekken. Tijdens de zittingen op 15 en 21 maart 2022 heeft de verdachte zich laten bijstaan door zijn advocaat, mr. B.H.J. van Rhijn. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangevers en de verdachte in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan beide feiten en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden op, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en opname in een zorginstelling. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien de rol van de slachtoffers als zorgverleners en de impact van de gedragingen van de verdachte op hun gevoel van veiligheid. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische problemen van de verdachte en de noodzaak voor behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/002311-22
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1979] te [geboorteplaats] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 15 maart 2022 en 21 maart 2022. Op 21 maart 2022 is de zaak inhoudelijk behandeld. Verdachte is op die terechtzitting in persoon (via een videoverbinding) verschenen en heeft zich laten bijstaan door mr. B.H.J. van Rhijn, advocaat te Doorn.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.
De zaak is gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de andere zaken tegen verdachte met de parketnummers 16/223839-21 en 16/287499-19.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
Feit 1: op 8 december 2021 te Utrecht 67,83 gram amfetamine aanwezig heeft gehad;
Feit 2: op 1 september 2020 te Utrecht [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van hun vrijheid heeft beroofd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Ook acht de officier van justitie het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben een duidelijke verklaring afgelegd, namelijk dat zij door verdachte zijn opgesloten in een kamer. De kamer was door verdachte afgesloten, hij blokkeerde de deur en hij weigerde deze te openen toen hierom gevraagd werd. Verdachte heeft zich hierbij dreigend uitgelaten. Aangevers voelden zich beperkt in hun vrijheid en dit was volgens de officier van justitie ook daadwerkelijk het geval.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 2 ten laste gelegde. Verdachte verklaart dat hij de deur wel gesloten heeft, maar dat hij dit deed omdat hij in een rustige omgeving een persoonlijk onderwerp wilde bespreken. Volgens verdachte kon de deur gewoon geopend worden door middel van een draaislot. Hoewel verdachte door zijn emoties een situatie gecreëerd heeft waarbij de aangevers zich onveilig voelde, had dit wellicht anders gegaan als [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] het gesprek op een andere manier hadden gevoerd.
Verdachte verklaart verder dat hij nooit de dreigingen heeft geuit zoals ten laste gelegd. Ook heeft hij niet de deur geblokkeerd of gehoord dat de medewerkers hebben gevraagd de deur te openen. De raadsman stelt zich op het standpunt dat er onvoldoende wettig en met name overtuigend bewijs is. Ten aanzien van feit 1 refereert hij zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 [1]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte op de zitting van 21 maart 2022 [2] ;
- het proces-verbaal bevindingen, inhoudende de aanhouding van verdachte [3] ;
- de kennisgeving van inbeslagname van verdovende middelen [4] ;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen [5] [6] ;
- het NFI-rapport [7] .
Feit 2
Bewijsmiddelen [8]
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende:
Op dinsdag 1 september 2020 kwam de heer [verdachte] naar het kantoor van [instelling] aan de [instelling] te [woonplaats] . Na het HC overleg sprak ik [verdachte] samen met mijn collega [slachtoffer 1] op zijn kamer. Wij vertelden dat we na lang zoeken hadden moeten concluderen dat er geen opvang te vinden was voor zijn hond. Na enige tijd stond [verdachte] op, draaide zijn kamerdeur op slot en ging voor zijn deur staan. [verdachte] zei dat we niet weg mogen en dit probleem hier en nu op gingen lossen. Wij hebben meerdere malen zeer duidelijk gezegd dat hij ons naar buiten moet laten en dit niet oké was. Ik voelde mij opgesloten en kon nog steeds niet goed inschatten waar [verdachte] toe in staat was. Ik ging voor [verdachte] staan en zei dat hij mij naar buiten moet laten. Hij weigerde en wilde opnieuw in gesprek. Hier ging ik niet mee akkoord. [slachtoffer 1] stond op dat moment schuin achter mij. [verdachte] deed even de deur van het slot af en zei dat alleen [slachtoffer 1] kon gaan. [slachtoffer 1] zei niet zonder mij weg te gaan waarop [verdachte] de deur weer op slot draaide. [verdachte] zei dingen als "wacht maar ..." en "je komt er wel achter...". [verdachte] maakte zijn zinnen niet af, echter de dreiging die [verdachte] gevoelsmatig uit waren groot. Vanaf het moment dat [verdachte] zijn deur van het slot haalde en weer op slot draaide voelde ik mij daadwerkelijk beperkt in mijn vrijheid. Alsof ik mij realiseerde dat het serieuzer werd en er geen uitweg was. [9]
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende:
Ik bezocht samen met de herstelcoach [slachtoffer 2] de heer [verdachte] op zijn kamer om een gesprek te voeren over zijn hond. Op een bepaalt moment stond hij op, liep naar zijn deur, draaide deze op slot en ging ervoor staan. Wij vroegen hem de deur te openen en ons eruit te laten. Op dat moment merkte ik dat ik het moeilijk vond in te schatten waar hij verder toe in staat was, en liep de spanning op. Ik realiseerde me dat mijn collega en ik niet weg konden uit de ruimte. [verdachte] gaf op een dreigende manier aan dat wij pas weg mochten als het was opgelost, hij bleef dreigend voor de deur staan. Hij zei dingen als dat wij het wel gingen merken als, we kwamen er wel achter. De spanning liep op, het was niet in te schatten wat zijn volgende actie zou zijn. [verdachte] keek zeer dreigend uit zijn ogen, trok nerveus met zijn mond. Hij wilde mij laten gaan, maar [slachtoffer 2] niet. [verdachte] draaide de deur weer op slot toen ik aangaf dat ik niet zonder mijn collega vertrok. [10]
De verklaring van verdachte op de zitting van 21 maart 2022:
Ik heb de deur dicht gedraaid, omdat ik met de medewerkers in gesprek wilde. Ik kan mij wel voorstellen dat ik dreigend overkwam. [11]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. op 8 december 2021 te Utrecht, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 67,38 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2. op 1 september 2020 te Utrecht opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- naar de deur van de kamer waar verdachte, die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] zich bevonden te lopen en die deur op slot te draaien en
- ( vervolgens) voor die deur te gaan staan en die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] de toegang tot die deur te blokkeren en (daarbij) te zeggen dat die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] pas weg mochten als het probleem (met betrekking tot de zorg van verdachtes hond) zou zijn opgelost, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en
- meerdere malen te weigeren de deur weer open te maken en die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] (samen) te laten vertrekken, toen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] daarom vroegen en
- ( daarbij) tegen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] te zeggen "wacht maar.." en "je komt er wel achter.." en dat die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] "het wel gingen merken als..".
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2: opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van zes maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij reclassering;
  • opname in een zorginstelling;
  • ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname);
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • meewerken aan middelencontrole.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het volgende aangevoerd. Verdachte heeft een lopende zorgmachtiging tot november 2022. Uit het reclasseringsrapport volgt dat zowel Tactus als het NIFP van mening zijn dat verdachte primair een behandeling vanuit de GGZ nodig heeft. Ook kan gedacht worden aan bijzondere voorwaarden, zoals begeleiding vanuit Wittevrouwen, in combinatie met de verplichte GGZ.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van twee medewerkers van [instelling] . Verdachte was met hen in gesprek op zijn kamer en toen zijn emoties opliepen heeft hij de kamerdeur op slot gedraaid en is hiervoor gaan staan. De medewerkers hebben allebei meerdere keren aangegeven dat hij hen naar buiten moest laten gaan, maar dit weigerde hij. Beide medewerkers geven aan dat zij zich angstig voelden en dat zij niet goed konden inschatten waar verdachte mogelijk toe in staat was, mede doordat hij onder invloed van alcohol en verdovende middelen was. De rechtbank vindt dit een zeer ernstig feit. Verdachte heeft de medewerkers in hun persoonlijke vrijheid beperkt en hun gevoel van veiligheid aangetast. Dat de slachtoffers een zorgtaak hadden, onder andere jegens verdachte, maakt het naar het oordeel van de rechtbank nog kwalijker.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het bezit van amfetamine, welke stof verboden is en schadelijk voor de (volks)gezondheid. Het bezit raakt vaak ook de criminaliteit, die samengaat met productie en handel. Dit valt verdachte te verwijten.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende de verdachte van 7 februari 2022. Hieruit blijkt dat verdachte vaker is veroordeeld voor diverse delicten, waaronder geweldsdelicten, en ook vaker is veroordeeld tot een gevangenisstraf.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het psychiatrisch rapport Pro Justitia opgesteld op 19 november 2021 door dr. K. Mioduszewska en dr. T.A. Wouters. Deze rapportage is opgesteld in het kader van de strafzaak met het parketnummer 16/223839-21. Uit de rapportage volgt dat bij verdachte sprake is van een combinatie van een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis in de zin van het bestaan van ernstige persoonlijkheidsproblematiek, van verhoogde kwetsbaarheid voor een psychotische stoornis door een middel, van stoornissen in het gebruik van verschillende middelen (stimulantia, hallucinogene middelen, opioïden, en mogelijk cannabis en alcohol) en van ADHD. Genoemde stoornissen zijn structureel van aard bij verdachte.
In het rapport staat verder dat buiten de context van de strafzaak aan verdachte het advies is gegeven actief behandeling te zoeken voor zijn middelengebruik, aangezien dit de belangrijkste ontregelende factor lijkt te zijn.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 23 februari 2022. Daarin staat dat de inzet vanuit de GGZ tot op heden nog niet het gewenste resultaat heeft gehad en dat om te kunnen interveniëren in de middelenproblematiek een langdurige gedwongen opname in een gesloten setting noodzakelijk lijkt. De reclassering sluit zich aan bij een advies van het NIFP waarin staat dat verdachte primair behandeling en begeleiding vanuit de GGZ nodig heeft. In dat kader kan gedacht worden aan een voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij de reclassering;
  • opname in een zorginstelling;
  • ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname);
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • meewerken aan middelencontrole.
Oplegging van straf
De rechtbank is vanwege de hiervoor genoemde persoonlijke omstandigheden van oordeel dat de oplegging van bijzondere voorwaarden met een voorwaardelijke gevangenisstraf de voorkeur heeft boven het ondergaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In zoverre zal de rechtbank afwijken van de lijn waarbij voor deze feiten veelal onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de volgende straf passend en geboden is: een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf, naast de algemene voorwaarden, de volgende bijzondere voorwaarden verbinden:
  • meldplicht bij reclassering;
  • opname in een zorginstelling. De opname duurt maximaal één jaar of zoveel korter als de behandelende kliniek/zorginstelling in samenspraak met de reclassering nodig vindt;
  • ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname);
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • meewerken aan middelencontrole.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
9.2
Het standpunt van de advocaat
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de in beslag genomen amfetamine (G2917891) onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met betrekking tot dit voorwerp is bovendien het onder feit 1 bewezen verklaarde feit begaan.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 57 en 282 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2 en 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van vijf maanden;
- bepaalt dat
de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat veroordeelde de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- als
bijzondere voorwaardengelden dat verdachte:
 zich meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zwarte Woud 2 te Utrecht. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt, en houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering;
 zich laat opnemen in een (forensische) (verslavings)kliniek of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt maximaal één jaar of zoveel korter als de behandelende kliniek/zorginstelling in samenspraak met de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
 zich laat behandelen door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorg verlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Bij terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
 verblijft in een instelling voor beschermd wonen of begeleid wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend aan de klinische behandeling. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
 meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- onttrekt aan het verkeer:
o de amfetamine, goednummer G2917891.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.O. Zuurmond, voorzitter, mr. S.M. Schothorst en mr. A.J.R. Buisman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.T. van den Dool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 april 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 8 december 2021 te Utrecht, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 67,38 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )
2
hij op of omstreeks 1 september 2020 te Utrecht, althans in Nederland, opzettelijk
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door
- naar de enige deur van de kamer waar verdachte en/of die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] zich bevonden te lopen en/of die deur op slot te draaien en/of
- ( vervolgens) voor die deur te gaan staan en/of die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] de toegang tot die deur te blokkeren en/of (daarbij) te zeggen dat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] pas weg mochten als het probleem (met betrekking tot de zorg van verdachtes hond) zou zijn opgelost, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- meerdere malen, althans eenmaal, te weigeren de deur weer open te maken en die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] (samen) te laten vertrekken, toen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] daarom vroegen en/of
- ( daarbij) tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] te zeggen "wacht maar.." en/of "je komt er wel achter.." en/of dat die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] "het wel gingen merken als..", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
( art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn, tenzij anders vermeld, als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 8 december 2021, genummerd 2021385930, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 16. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 21 maart 2022.
3.Proces-verbaal van bevindingen van 8 december 2021, opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , p. 15.
4.Kennisgeving van inbeslagneming van 8 december 2021, opgesteld door [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , p. 10
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn, tenzij anders vermeld, als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 21 december 2021, genummerd 2021385952, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 4. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
6.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 21 december 2021, opgemaakt door [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , p. 1-3.
7.Een geschrift, namelijk: een NFI-rapport van 16 juli 2019, p. 4.
8.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn, tenzij anders vermeld, als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 31 januari 2022, genummerd 2020289696, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 12. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
9.Het proces-verbaal van aangifte van 19 januari 2021, opgemaakt door [verbalisant 6] , p. 3-4.
10.Het proces-verbaal van aangifte van 19 januari 2021, opgemaakt door [verbalisant 6] , p. 6-7.
11.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 21 maart 2022.