26. De rechtbank geeft de omwonenden geen gelijk. In het beleid planologische afwijkingen is geen definitie gegeven van het begrip zelfstandige keuken. In dat geval zoekt de rechtbank aansluiting bij wat in het normaal taalgebruik onder keuken wordt verstaan. Volgens de VanDale moet onder een keuken worden verstaan:
plaats of vertrek in een huis of gebouw, speciaal ingericht om voedsel te bereiden, soms ook wel om er te eten en te wonen. Niet in geschil is dat het bestaande tuinhuisje niet beschikt over een fornuis of over een oven. Dit zijn naar het oordeel van de rechtbank twee wezenlijke elementen waarvan in ieder geval een van beide elementen aanwezig moet zijn voordat een ruimte speciaal ingericht is om voedsel te bereiden. Omdat er geen oven en geen kookstel aanwezig is in het bestaande tuinhuisje, is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een (zelfstandige) keuken.
27. Daarnaast is aan de omgevingsvergunning een voorschrift verbonden waarin de aanwezigheid van een keuken expliciet niet is toegestaan. Indien vergunninghouder alsnog een zelfstandige keuken in het bestaande tuinhuisje zal realiseren, dan wordt er in strijd gehandeld met de verleende omgevingsvergunning. Hiertegen kan het college handhavend optreden. De beroepsgrond slaagt niet.
Is er strijd met een goede ruimtelijke ordening?
28. Volgens de omwonenden is er geen sprake van een goede ruimtelijke ordening met de vestiging van de B&B in het tuinhuisje. De omwonenden wijzen hierbij op meerdere aspecten zoals privacyhinder, geluidsoverlast, parkeeroverlast en permanente bewoning van de B&B.
29. De rechtbank stelt voorop dat uit het beleid planologische afwijkingen volgt dat de vestiging van een B&B in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening wordt geacht als wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 4.3.10.1 van dit beleid. Nu aan de daar gestelde voorwaarden is voldaan volgt de rechtbank de omwonenden niet in hun vrees dat zij onevenredige overlast zullen ervaren van parkeren, geluid of permanente bewoning. Het college is aan de vrees van de omwonenden verder tegemoetgekomen door het verbinden van meerdere voorschriften aan de omgevingsvergunning. Zo is het op grond van de omgevingsvergunning niet toegestaan om overlast te veroorzaken, de B&B voor permanente bewoning te gebruiken en dient er een extra parkeerplaats gerealiseerd te worden op het terrein van vergunninghouder. Ook vindt de rechtbank dat de omwonenden niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij, gelet op het relatief ruime perceel van vergunninghouder en de afstand tot de omwonenden, onevenredige privacyhinder zullen ondervinden van de B&B op grond waarvan de omgevingsvergunning geweigerd had moeten worden.
30. De rechtbank merkt daarbij op dat het college verantwoordelijk is voor het houden van toezicht op de naleving van de voorschriften uit de omgevingsvergunning. Als blijkt dat de voorschriften uit de omgevingsvergunning niet worden nageleefd, dan kunnen de omwonenden een verzoek om handhaving indienen. Het college is in beginsel verplicht om handhavend op te treden indien de vergunningsvoorschriften niet worden nageleefd. De beroepsgrond slaagt niet
Conclusie
31. Het beroep is gegrond omdat het college ten onrechte niet alle omwonenden ontvankelijk heeft verklaard. Het bestreden besluit wordt vernietigd voor zo ver een aantal omwonenden niet-ontvankelijk zijn verklaard.
32. Het college heeft zich daarnaast in redelijkheid op het standpunt gesteld dat de vestiging van de B&B niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Dat betekent dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand gelaten worden.
33. Omdat het beroep gegrond is, krijgen de omwonenden een vergoeding voor de proceskosten die zij in beroep hebben gemaakt. Het college moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,-.
34. Er is geen reden voor toekenning van een proceskostenveroordeling in bezwaar. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden proceskosten alleen vergoed als het primaire besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Het ontvankelijk verklaren van het bezwaar van alle omwonenden had niet geleid tot een ander bestreden besluit omdat alle omwonenden hetzelfde bezwaarschrift hebben ingediend.