ECLI:NL:RBMNE:2022:1205

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 april 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
16.326159.21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens oplichting, diefstal en witwassen met betrekking tot spoofing en drugsbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder oplichting, diefstal en witwassen. De verdachte heeft samen met anderen een geraffineerd plan uitgevoerd om voornamelijk oudere slachtoffers te bedriegen door zich voor te doen als medewerkers van een bank. Door middel van valse voorwendselen werden de slachtoffers verleid om hun bankgegevens en pinpassen af te geven, waarna er aanzienlijke bedragen van hun rekeningen werden gepind. De rechtbank oordeelde dat de aard en ernst van de feiten een taakstraf niet passend maakten en legde een gevangenisstraf van 15 maanden op, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. Daarnaast werden de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de rechtbank rekening hield met de schade die de slachtoffers hadden geleden. De verdachte werd ook veroordeeld voor het bezit van drugs, waarbij 95,9 gram hasjiesj werd aangetroffen. De rechtbank benadrukte de impact van de daden van de verdachte op de slachtoffers, die in paniek en stress verkeerden door de oplichting. De rechtbank achtte de bewezenverklaring van de feiten wettig en overtuigend, en de verdachte werd strafbaar verklaard voor zijn daden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.326159.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode 1] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.C.M. Beneken genaamd Kolmer en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer 3] en Slachtofferhulp Nederland namens de benadeelde partij [slachtoffer 5] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er op neer dat verdachte:
feit 1
in de periode van 28 september 2021 tot en met 3 december 2021 in ’s-Gravenhage en/of Nieuwegein en/of Uitgeest en/of Heerhugowaard en/of Heemskerk samen met een ander [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft opgelicht;
feit 2
in de periode van 28 september 2021 tot en met 3 december 2021 in ’s-Gravenhage en/of Nieuwegein en/of Amsterdam samen met een ander, geldbedragen van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gestolen, waarbij gebruik is gemaakt van een valse sleutel;
feit 3
primair:
op 16 oktober 2021 in Noord-Scharwoude, [slachtoffer 6] heeft opgelicht;
subsidiair:op 16 oktober 2021 in Noord-Scharwoude zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen;
feit 4:
op 16 oktober 2021 in Noord-Scharwoude en/of Heerhugowaard een geldbedrag van [slachtoffer 6] heeft gestolen, waarbij gebruik is gemaakt van een valse sleutel;
feit 5:
op 3 december 2021 in Muiden samen met een ander 95,9 gram hasjiesj aanwezig heeft gehad;
feit 6:
op 3 december 2021 in Muiden zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan witwassen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3 primair, 4, 5 en 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 5 ten laste gelegde en hiertoe aangevoerd dat verdachte geen beschikkingsmacht heeft gehad over de aangetroffen hasjiesj. De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4 en 6 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
feit 1
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 13 oktober 2021, genummerd PL1500-2021300306-2, opgemaakt door de politie Eenheid Den Haag, inhoudende een aangifte van [slachtoffer 1] , doorgenummerd pagina’s 110 tot en met 114;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 16 oktober 2021, genummerd PL0900-2021329545-2, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende een aangifte van [slachtoffer 2] , doorgenummerd pagina’s 136 tot en met 139;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 3 december 2021, genummerd PL1100-2021251265-2, opgemaakt door politie Eenheid Noord-Holland, inhoudende een aangifte van [slachtoffer 3] , doorgenummerd pagina’s 59 tot en met 69;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 3 december 2021, genummerd PL1100-2021250939-2, opgemaakt door politie Eenheid Noord-Holland, inhoudende een aangifte van [slachtoffer 4] , doorgenummerd pagina’s 140 tot en met 141;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 3 december 2021, genummerd PL1100-2021250939-3, opgemaakt door politie Eenheid Noord-Holland, inhoudende het verhoor van aangever [slachtoffer 4] , doorgenummerd pagina’s 142 tot en met 149;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 2 december 2021, genummerd PL1100-2021251241-2, opgemaakt door politie Eenheid Noord-Holland, inhoudende een aangifte van [slachtoffer 5] , doorgenummerd pagina’s 150 tot en met 152;
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 maart 2022;
feit 2
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 13 oktober 2021, genummerd PL1500-2021300306-2, opgemaakt door de politie Eenheid Den Haag, inhoudende een aangifte van [slachtoffer 1] , doorgenummerd pagina’s 110 tot en met 114;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 16 oktober 2021, genummerd PL0900-2021329545-2, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende een aangifte van [slachtoffer 2] , doorgenummerd pagina’s 136 tot en met 139;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 3 december 2021, genummerd PL1100-2021251265-2, opgemaakt door politie Eenheid Noord-Holland, inhoudende een aangifte van [slachtoffer 3] , doorgenummerd pagina’s 59 tot en met 69;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 3 december 2021, genummerd PL1100-2021250939-2, opgemaakt door politie Eenheid Noord-Holland, inhoudende een aangifte van [slachtoffer 4] , doorgenummerd pagina’s 140 tot en met 141;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 3 december 2021, genummerd PL1100-2021250939-3, opgemaakt door politie Eenheid Noord-Holland, inhoudende het verhoor van aangever [slachtoffer 4] , doorgenummerd pagina’s 142 tot en met 149;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 2 december 2021, genummerd PL1100-2021251241-2, opgemaakt door politie Eenheid Noord-Holland, inhoudende een aangifte van [slachtoffer 5] , doorgenummerd pagina’s 150 tot en met 152;
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 maart 2022;
feit 3, primair
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 21 oktober 2021, genummerd PL1100-2021219485-2, opgemaakt door politie Eenheid Noord-Holland, inhoudende een aangifte van [slachtoffer 6] , doorgenummerd pagina’s 6 tot en met 9;
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 maart 2022;
feit 4
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 4 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 21 oktober 2021, genummerd PL1100-2021219485-2, opgemaakt door politie Eenheid Noord-Holland, inhoudende een aangifte van [slachtoffer 6] , doorgenummerd pagina’s 6 tot en met 9;
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 maart 2022;
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 5 [1]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben in een
proces-verbaal van bevindingenhet volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 3 december 2021 bevonden wij, verbalisanten ons op de openbare weg te Muiden. Wij zagen een voertuig stilstaan. Wij zagen dat het kenteken van het voertuig [kenteken] betrof; een zilverkleurige Seat Leon. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , sprak de bestuurder aan en vroeg hem om zijn rijbewijs. Hierop zag ik dat hij mij een rijbewijs overhandigde en gaf hij zich op te zijn:
---- [verdachte] ---- geboren op [2000] , wonende [adres 1] te [woonplaats] . Ik, verbalisant [verbalisant 2] , sprak de man die op de bijrijderstoel van het voertuig zat aan. Ik vroeg naar zijn naam en geboorte datum. Ik hoorde de man zeggen: " [medeverdachte] , geboren op [2002] ." Op het moment dat [medeverdachte] uitstapte zag ik, verbalisant [verbalisant 2] , op de grond van de bijrijdersstoel een mes met een rood lemmet liggen. Ik zag dat op het mes een bruine kleur te zien was. Ik zag dat naast het mes twee in plastic verpakte bruine blokjes lagen. Ik herkende deze blokjes direct als zijnde hasj. Hierop vorderde ik, verbalisant [verbalisant 1] , van [verdachte] ook de uitlevering van drugs wat hij bij zich zou kunnen dragen, danwel in zijn auto zou kunnen hebben liggen. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , zag dat [verdachte] terug de auto instapte en dat hij iets in het middenconsole wilde pakken of wegleggen. Ik, verbalisant [verbalisant 1] , vroeg aan verbalisant [verbalisant 2] of hij vanaf zijn zijde aan het voertuig even mee wilde kijken naar [verdachte] , omdat hij met zijn rug half gedraaid zat, en ik zodoende niet goed kon zien wat hij deed. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , scheen met de zaklamp in de richting van [verdachte] en zag dat hij uit zijn schoudertasje meerdere lege gripzakjes haalde en deze tussen de bestuurders- en bijrijdersstoel gooide. [2]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft in een
proces-verbaal onderzoek verdovende middelenhet volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 3 december 2021 kreeg ik van [verbalisant 1] een partij van vermoedelijk hasjiesj aangeboden om te wegen en te testen op de aanwezigheid van THC, de werkzame stof in hennep en hasjiesj, vermeld op lijst II van de Opiumwet.
De partij bestond uit 2 grote blokken en wat kleinere brokjes en werd aangeboden in een doorzichtig gripzakje. Ik herkende de structuur, geur en de kleur van de vermoedelijke hasjiesj als de typische kenmerken van hasjiesj. Ik zag op een blok een deel van een zwarte sticker zitten met daarop de woorden "Louis Vuitton". Ik woog de partij in zijn geheel en zag dat het netto gewicht van de hasjiesj 95,9 gram betrof. Ik zag dat de hasjiesj bestonden uit 2 grotere blokken van respectievelijk 46,54 gram en 25 gram en daarnaast kleinere brokjes van gemiddeld 1,1 gram. Ik stelde van de hasjiesj een monster veilig dat ik vervolgens onderwierp aan een test. De test gaf een reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj, vermeld op lijst II van de Opiumwet. [3]
De
verklaring van verdachteter terechtzitting van 18 maart 2022:
Op 3 december 2021 waren [medeverdachte] en ik gewoon in de auto aan het chillen. Ik wist dat er drugs in de auto lagen.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 5
Uit de bewijsmiddelen volgt dat in een door verdachte bestuurde auto een hoeveelheid van 95,9 gram hasjiesj is aangetroffen. De vraag is of verdachte de drugs samen met een ander aanwezig heeft gehad. De medeverdachte heeft bekend dat de drugs van hem waren. Verdachte heeft verklaard dat hij samen met de medeverdachte in de auto aan het chillen was en dat hij ermee bekend was dat er drugs in zijn auto lagen, ook al waren ze niet van hem Verdachte wist dus dat de drugs in zijn auto lagen en als het hij had gewild, had hij zijn medeverdachte [medeverdachte] , die kennelijk eigenaar van de drugs was, kunnen verzoeken de auto te verlaten en de drugs mee te nemen. Natuurlijk had hij ook gewoon de drugs weg kunnen gooien als hij deze niet in zijn auto had gewild. Deze omstandigheden zijn reeds voldoende om verdachte het voorhanden hebben van drugs te kunnen verwijten. Daar komt nog eens bij dat verdachte toen de politie hem verzocht de auto uit te komen, nog geprobeerd heeft om diverse lege gripzakjes, die doorgaans gebruikt worden om drugs in te stoppen voor de verkoop, weg te gooien. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat zowel verdachte als zijn medeverdachte [medeverdachte] wetenschap hadden van de hasjiesj en beschikkingsmacht hadden over de hasjiesj.. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van medeplegen.
De rechtbank acht derhalve het onder 5 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
feit 6
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 6 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 3 december 2021, genummerd PL0900-2021380432-28, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, inhoudende een proces-verbaal van bevindingen van de doorzoeking van een personenauto, Seat Leon met kenteken [kenteken] , doorgenummerd pagina’s 20 en 21;
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 maart 2022.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
in de periode van 28 september 2021 tot en met 3 december 2021 te 's-Gravenhage en Nieuwegein en Uitgeest en Heerhugowaard en Heemskerk, telkens tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en
door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft
bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens,
te weten een of meerdere pinpassen/creditcards, (bijbehorende) pincodes en/of een mobiele
telefoon (Samsung A50) en/of Ipad, door
- die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] telefonisch te benaderen en

zich voor te doen als medewerker van een bank en

- die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] te melden dat er sprake zou
zijn van een hack en/of ongebruikelijke transacties zouden plaatsvinden op de
rekening(en) van die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en
- die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] te melden dat zij de hack
en/of niet geautoriseerde transactie(s) konden (doen) stoppen door hun pinpas
en/of creditcard en/of pincode en/of mobiele telefoon en/of Ipad (in een enveloppe
te doen en) te verstrekken aan een koerier (van [.] );
feit 2
in de periode van 28 september 2021 tot en met 3 december 2021 te 's-Gravenhage en Nieuwegein en Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
geldbedragen (van in totaal 7660 euro en/of 2470 euro en 4990 euro) die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] toebehoorden hebben weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader(s) dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door:
- onbevoegd te pinnen met de bankpas (behorende bij [rekeningnummer 2] )

en/of creditcard van die [slachtoffer 1] ;

- onbevoegd te pinnen met de bankpas van die [slachtoffer 2] ;
- onbevoegd te pinnen met de bankpas (pasnummer [pasnummer 1] behorende bij

[rekeningnummer 3] ) van die [slachtoffer 3] ;

feit 3, primair
op 16 oktober 2021 te Noord-Scharwoude, gemeente Langedijk,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door
listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking
stellen van gegevens, te weten een pinpas en een (bijbehorende) pincode,
door
- die [slachtoffer 6] telefonisch te benaderen en zich voor te doen als medewerker van de

Rabobank en

- die [slachtoffer 6] te melden dat er fraude was gepleegd met de betaalrekening van die

[slachtoffer 6] en

- die [slachtoffer 6] te melden dat hij zijn bankpas in een enveloppe moest doen, zijn
naam en adres op de enveloppe moest schrijven en iemand langs zou komen om
deze op te halen en
- de enveloppe op te halen en die [slachtoffer 6] te verzoeken zijn pincode tweemaal in te

spreken;

feit 4
op 16 oktober 2021 te Noord-Scharwoude, gemeente Langedijk en Heerhugowaard, een geldbedrag (van in totaal 7.940,- euro), die geheel aan [slachtoffer 6] toebehoorde heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd te pinnen met de bankpas (pasnummers [pasnummer 2] en/of [pasnummer 3] behorende bij [rekeningnummer 1] ) van die [slachtoffer 6] ;
feit 5
op 3 december 2021 te Muiden, gemeente Gooise Meren, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 95,9 gram, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,;
feit 6
op 3 december 2021, te Muiden, gemeente Gooise Meren, (van) meerdere pinpassen/creditcards, (bijbehorende) pincodes en een mobiele telefoon (Samsung A50) en Ipad(s), heeft verworven en voorhanden heeft gehad en gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist dat die voorwerpen - onmiddellijk - afkomstig waren uit eigen misdrijf;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
feit 3, primair
oplichting;
feit 4
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 5
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 6
witwassen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 130 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsrapport minus het contactverbod met de medeverdachte;
- een taakstraf van 240 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd zich te kunnen vinden in de strafeis van de officier van justitie. Daarnaast heeft de raadsman verzocht de voorlopige hechtenis van verdachte bij de uitspraak op te heffen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in een tijdsbestek van korter dan drie maanden meerdere malen schuldig gemaakt aan het medeplegen van oplichting en het medeplegen van diefstal door middel van valse sleutels. Dit deed verdachte samen met anderen door het gebruik van een vaste en kennelijk succesvolle “modus operandi”. De slachtoffers zijn allen op leeftijd (tussen de 67 en 85 jaar oud) en werden gebeld door iemand die zich voordeed als helpdeskmedewerker van hun bank met een verhaal dat criminelen bezig waren om geld van hun bankrekening te halen. Vervolgens kregen de slachtoffers instructies om enige diefstal te voorkomen. De slachtoffers dienden hiervoor hun bankpassen diagonaal door te knippen, een bepaald computerprogramma te downloaden, daarin gegevens in te vullen waaronder hun pincodes en de bankpassen mee te geven aan een persoon, te weten verdachte, die zich had verkleed als [.] -bezorger en die deze speciaal zou komen ophalen, zogenaamd namens de bank. De slachtoffers werd op het hart gedrukt de (zogenaamde) [.] -bezorger alleen te vertrouwen als deze een bepaalde code kon doorgeven. De slachtoffers waren zich er niet van bewust dat de zogenaamde helpdeskmedewerker samenspande met de zogenaamde [.] -bezorger (verdachte dus). De personen die als slachtoffer zijn genoemd in de tenlastelegging hebben dit alles in paniek en stress gedaan waarna er van sommigen van hen ook daadwerkelijk geld van de bankrekeningen werd gehaald.
Verdachte was een belangrijke en onmisbare schakel in het oplichten van de slachtoffers door zich voor te doen als [.] -bezorger en de bankpassen, creditcards en in sommige gevallen zelfs persoonlijke goederen, zoals een telefoon en een I-Pad bij de slachtoffers thuis op te halen. Verdachte is bij één slachtoffer ook gedurende enige tijd binnen geweest. Vervolgens reed verdachte door naar pinautomaten waarbij hij grote sommen geld pinde. Uit de aangiftes en vorderingen tot schadevergoeding blijkt dat de slachtoffers, die op leeftijd zijn, erg zijn aangedaan. Hun vertrouwen in de medemens is sterk aangetast. Eén van de slachtoffers heeft naar aanleiding van deze oplichting in overleg met zijn familie besloten zijn financiële zelfstandigheid op te geven en deze over te dragen aan zijn familie, om herhaling te voorkomen. Een aantal slachtoffers heeft ook schade geleden zoals hierna zal worden besproken. Verdachte werd gedreven door eigen geldelijk gewin en heeft zich niet bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers. Verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan witwassen en het in bezit hebben van een grote hoeveelheid softdrugs.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:
  • het op zijn naam gestelde uittreksel Justitiële documentatie van 7 februari 2022;
  • een reclasseringsadvies van 8 maart 2022, opgemaakt door [A] , reclasseringswerker.
Uit het hiervoor genoemde uittreksel Justitiële documentatie blijkt dat verdachte als volwassene niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De reclassering adviseert bij een veroordeling een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een contactverbod met de medeverdachte, meewerken aan schuldhulpverlening, meewerken aan middelencontrole en dagbesteding.
De straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de soort en zwaarte van de op te leggen straf met name gelet op de straffen die doorgaans worden opgelegd in vergelijkbare zaken. Verdachte heeft zich intensief en geraffineerd beziggehouden met de bewezenverklaarde feiten en hierbij meerdere slachtoffers gemaakt. Verdachte heeft daarbij een grove inbreuk gemaakt op de privacy van de slachtoffers. Er werd in hun betalingsgegevens en in hun computers gekeken en verdachte is bij en zelfs in hun woning geweest. Er is geen reden om aan te nemen dat verdachte zou zijn gestopt als hij niet was aangehouden. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan. . De verklaring van verdachte dat hij achteraf spijt heeft en blij is dat hij is betrapt heeft de rechtbank gehoord, maar legt nauwelijks gewicht in de schaal. De rechtbank betrekt daarbij dat verdachte ook geen openheid heeft willen geven over het georganiseerde verband waarbinnen deze feiten kennelijk zijn gepleegd, zodat niet uitgesloten is dat opnieuw kwetsbare personen slachtoffer worden van vergelijkbare feiten.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de bewezenverklaarde feiten, mede vanuit een oogpunt van normbevestiging en generale preventie, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigt. Feiten als deze lenen zich, gelet op de georganiseerde, berekende en zeer lucratieve aard ervan en gelet op het leed dat ze bij de slachtoffers veroorzaken, in beginsel niet voor een taakstraf. Daarom vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie onvoldoende recht doen aan de ernst van de feiten. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 15 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.
Voorlopige hechtenis
Gelet op de duur van de gevangenisstraf die aan verdachte zal worden opgelegd, is opheffing van de voorlopige hechtenis niet aan de orde. De rechtbank heeft ambtshalve de (hernieuwde) schorsing van de voorlopige hechtenis tot de datum van deze uitspraak bevolen Voor een hernieuwde schorsing ziet de rechtbank nu geen aanleiding; gelet op de opgelegde straf weegt het strafvorderlijk belang inmiddels zwaarder dan het persoonlijk belang van verdachte

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht tot de verbeurdverklaring van de volgende in beslag genomen goederen:
  • [.] -jas (goednummer 2915456);
  • agenda met notities (goednummer 2915460);
  • random-readers (goednummer 2915461);
  • weegschaal (goednummer 2915469);
  • envelop [slachtoffer 3] (goednummer 2915475);
  • envelop [slachtoffer 4] (goednummer 2915466).
De officier van justitie heeft verzocht tot het onttrekken aan het verkeer van het volgende in beslag genomen goed:
- hasjiesj (goednummer 2915470).
De officier van justitie heeft verzocht tot het retourneren aan beslagene [verdachte] van de volgende in beslag genomen goederen:
  • auto inclusief autosleutel (goednummer 2899532);
  • tas (heren) (goednummer 2915462);
  • grijze iPhone (kapot) (goednummer 2915464);
  • Lebara simkaarten (goednummer (2915465);
  • jas (goednummer 2915467);
  • jas (goednummer 2915471);
  • blauwe iPhone (goednummer 2915472);
  • 4 pillen (goednummer 2915473);
  • pinpassen (goednummer 2915466);
  • schoen maat 41 (goednummer 2915477).
De officier van justitie heeft verzocht tot het retourneren aan aangever [slachtoffer 2] van het volgende in beslag genomen goed:
- tablet (goednummer 2918347).
De officier van justitie heeft verzocht tot het bewaren van de volgende in beslag genomen goederen voor de rechthebbende:
  • bevrijdingsmunt 40 jaar (goednummer 2915458);
  • tablet (geen eigenaar bekend).
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het beslag niet uitgelaten.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • [.] -jas (goednummer 2915456);
  • agenda met notities (goednummer 2915460);
  • random-readers (goednummer 2915461);
  • envelop [slachtoffer 3] (goednummer 2915475);
  • envelop [slachtoffer 4] (goednummer 2915466)
verbeurd verklaren.
Met behulp van deze voorwerpen zijn de onder 1, 2, 3 primair, en 4 bewezen verklaard feiten begaan.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten hasjiesj (goednummer 2915470)
onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Met betrekking tot dit voorwerp is bovendien het onder 5 bewezen verklaarde feit begaan.
Ook de weegschaal (goednummer 2915469) zal worden onttrokken aan het verkeer. Deze is bij het onderzoek naar feit 5 in beslag genomen en kan dienen tot het begaan of voorbereiden van soortgelijke (Opiumwet)feiten.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • auto inclusief autosleutel (goednummer 2899532);
  • tas (heren) (goednummer 2915462);
  • grijze iPhone (kapot) (goednummer 2915464);
  • Lebara simkaarten (goednummer (2915465);
  • jas (goednummer 2915467);
  • jas (goednummer 2915471);
  • blauwe iPhone (goednummer 2915472);
  • 4 pillen (goednummer 2915473);
  • pinpassen (goednummer 2915466);
  • schoen maat 41 (goednummer 2915477).
Teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal teruggave gelasten van het in beslag genomen voorwerp, te weten tablet (goednummer 2918347), aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van dit voorwerp kan worden aangemerkt.
Bewaring in beslag genomen voorwerpen
Met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • bevrijdingsmunt 40 jaar (goednummer 2915458);
  • tablet (geen eigenaar bekend);
kan geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt. De rechtbank zal daarom de bewaring ten behoeve van de rechthebbenden van deze voorwerpen gelasten.

10.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer 3]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 645,-. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
[slachtoffer 4]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 100,79. Dit bedrag bestaat uit € 0,79 materiële schade en € 100,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 5]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 500,-. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
Rabobank
Rabobank heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.710,-. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van [slachtoffer 3]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering toegewezen kan tot een bedrag van € 584,- met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering,
Ten aanzien van [slachtoffer 4]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering toegewezen kan worden, met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van [slachtoffer 5]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering toegewezen kan worden met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van Rabobank
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen niet nader uitgelaten.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 3]
Vast staat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten: reiskosten naar [plaatsnaam 2] , nieuwe telefoon, mapje telefoon, verschonen PC en reiskosten naar de politie in [plaatsnaam 3] ter hoogte van in totaal € 584,00 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 584,00 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 december 2021 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft een bedrag van € 60,00 betreffende een verkeersboete – wegens het ontbreken van een voldoende rechtstreeks verband – afwijzen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 3] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 584,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 december 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 11 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[slachtoffer 4]
Vast staat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 1 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De schade ter hoogte van in totaal € 100,79 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 100,79 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 december 2021 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 4] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 100,79, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 december 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 2 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
[slachtoffer 5]
Vast staat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 1 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De schade ter hoogte van in totaal € 500,- komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 500,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 december 2021 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 5] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 2 december 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Rabobank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. Het gaat hier om verplaatste schade, die toewijsbaar is. De schade ter hoogte van in totaal € 2.710,- komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 2.710,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36d, 36f, 47, 57, 311, 326, 420bis van het Wetboek van Strafrecht en
  • 3 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3 primair, 4, 5, en 6 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2, 3 primair, 4, 5, en 6 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
15 (vijftien) maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
3 (drie) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen drie werkdagen na de uitspraak bij [instelling] zal melden op het adres [adres 2] ( [postcode 2] ) te [plaatsnaam 1] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* mee zal werken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
* mee zal werken aan controle van het gebruik van hasj om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* zich zal inzetten voor het verkrijgen en behouden van een dagbesteding, in de vorm van scholing en/of arbeid. Indien geïndiceerd door de toezichthouder verleent hij medewerking aan arbeidstoeleiding;
* mee zal werken bij het maken van een netwerkanalyse.
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • [.] -jas (goednummer 2915456);
  • agenda met notities (goednummer 2915460);
  • random-readers (goednummer 2915461);
  • envelop [slachtoffer 3] (goednummer 2915475);
  • envelop [slachtoffer 4] (goednummer 2915466);
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • hasjiesj (goednummer 2915470);
  • weegschaal (goednummer 2915469);
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • auto inclusief autosleutel (goednummer 2899532);
  • tas (heren) (goednummer 2915462);
  • grijze iPhone (kapot) (goednummer 2915464);
  • Lebara simkaarten (goednummer (2915465);
  • jas (goednummer 2915467);
  • jas (goednummer 2915471);
  • blauwe iPhone (goednummer 2915472);
  • 4 pillen (goednummer 2915473);
  • pinpassen (goednummer 2915466);
  • schoen maat 41 (goednummer 2915477);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het volgende voorwerp:
 tablet (goednummer 2918347);
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbenden van de volgende voorwerpen:
  • bevrijdingsmunt 40 jaar (goednummer 2915458);
  • tablet (geen eigenaar bekend);
Benadeelde partijen
De vordering van [slachtoffer 3]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 584,- en wijst het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat € 584,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 11 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
De vordering van [slachtoffer 4]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van € 100,79;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat € 100,79 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 2 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
De vordering van [slachtoffer 5]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 5] toe tot een bedrag van € 500,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat € 500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
De vordering van Rabobank
  • wijst de vordering van Rabobank toe tot een bedrag van € 2710,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan Rabobank van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Loots, voorzitter, mrs. R.P.P. Hoekstra en D. Lunenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. Tason Avila, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 april 2022.
Mr. Tason Avila en mr. Lunenburg zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op (een of meer tijdstippen) gelegen in of omstreeks de periode van 28september tot en met 3 december 2021 te 's-Gravenhage en/of Nieuwegein en/ofUitgeest en/of Heerhugowaard en/of Heemskerk, althans in Nederland(telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelendoor het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/ofdoor listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1]en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeftbewogen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens,te weteneen of meerdere pinpassen/creditcards, (bijbehorende) pincodes en/of een mobieletelefoon (Samsung A50) en/of Ipad,door- die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] telefonisch te benaderen enzich voor te doen als medewerker van een bank en/of- die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] te melden dat er sprake zouzijn van een hack en/of ongebruikelijke transacties zouden plaatsvinden op derekening(en) van die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of- die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] te melden dat zij de hacken/of niet geautoriseerde transactie(s) konden (doen) stoppen door hun pinpasen/of creditcard en/of pincode en/of mobiele telefoon en/of Ipad (in een enveloppete doen en) te verstrekken aan een koerier (van [.] );
feit 2hij op (een of meer tijdstippen) gelegen in of omstreeks de periode van 28september tot en met 3 december 2021 te 's-Gravenhage en/of Nieuwegein en/ofAmsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,(een) geldbedrag(en) (van in totaal 7660 euro en/of 2470 euro en/of 4990 euro), inelk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of[slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde(n) heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zichwederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich detoegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg tenemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van eenvalse sleutel,door:- onbevoegd te pinnen met de bankpas (behorende bij [rekeningnummer 2] )en/of creditcard van die [slachtoffer 1] ;- onbevoegd te pinnen met de bankpas van die [slachtoffer 2] ;- onbevoegd te pinnen met de bankpas (pasnummer [pasnummer 1] behorende bij[rekeningnummer 3] ) van die [slachtoffer 3] ;
feit 3hij, op of omstreeks 16 oktober 2021 te Noord-Scharwoude, gemeente Langedijk,althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelendoor het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of doorlistige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,[slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikkingstellen van gegevens, te weten een pinpas en een (bijbehorende) pincode,door - die [slachtoffer 6] telefonisch te benaderen en zich voor te doen als medewerker van deRabobank en/of- die [slachtoffer 6] te melden dat er fraude was gepleegd met de betaalrekening van die[slachtoffer 6] en/of- die [slachtoffer 6] te melden dat hij zijn bankpas in een enveloppe moest doen, zijnnaam en adres op de enveloppe moest schrijven en iemand langs zou komen omdeze op te halen en/of- de enveloppe op te halen en die [slachtoffer 6] te verzoeken zijn pincode tweemaal in tespreken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zoukunnen leiden:hij op of omstreeks 16 oktober 2021, te Noord-Scharwoude, gemeente Langedijk(van) een pinpas en/of een (bijbehorende) pincode, althans een of meervoorwerpen- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,en/of- gebruik heeft gemaaktterwijl hij, verdachte, wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk -afkomstig was/waren uit enig/eigen misdrijf;
feit 4hij op of omstreeks 16 oktober 2021 te Noord-Scharwoude, gemeente Langedijken/of Heerhugowaard,een geldbedrag (van in totaal 7.940,- euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel often dele aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeftweggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijlverdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of datweg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valsesleutel, door onbevoegd te pinnen met de bankpas (pasnummers [pasnummer 2] en/of [pasnummer 3]behorende bij [rekeningnummer 1] ) van die [slachtoffer 6] ;
feit 5hij op of omstreeks 3 december 2021 te Muiden, gemeente Gooise Meren, althans inNederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 95,9 gram, in elk geval een hoeveelheidvan meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars enplantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijntoegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwetbehorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van diewet;
feit 6hij op of omstreeks 3 december 2021, te Muiden, gemeente Gooise Meren tezamenen in vereniging met een of meer anderen, althans alleen(van) een of meerdere pinpassen/creditcards, (bijbehorende) pincodes en/of eenmobiele telefoon (Samsung A50) en/of Ipad(s), althans een of meer voorwerpen- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,en/of- gebruik heeft gemaaktterwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijsmoest(en) vermoeden dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstigwas/waren uit enig/eigen misdrijf.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 8 december 2021, genummerd PL0900-2021380527, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 290. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 11 en 12.
3.Pagina 26.