ECLI:NL:RBMNE:2022:1189

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 april 2022
Publicatiedatum
30 maart 2022
Zaaknummer
16/110808-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het opzettelijk niet naar waarheid verstrekken van gegevens aan schuldhulpverlening

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 april 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in Marokko en wonende in Nederland. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk niet naar waarheid verstrekken van gegevens aan schuldhulpverlening in de periode van 28 november 2016 tot en met 31 oktober 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging niet bewezen kon worden, omdat het bestanddeel 'verstrekking of tegemoetkoming' in de zin van artikel 227a van het Wetboek van Strafrecht niet kon worden aangetoond. De rechtbank oordeelde dat de gelden die de Stichting aan de verdachte verstrekte, zijn eigen verdiende gelden waren en geen uitkering van een instantie. De officier van justitie had betoogd dat het schuldhulpverleningstraject zelf als 'verstrekking of tegemoetkoming' moest worden aangemerkt, maar de rechtbank wees dit af. De rechtbank concludeerde dat de (gedeeltelijke) kwijtschelding van schulden door schuldeisers niet als verstrekking of tegemoetkoming kon worden aangemerkt, omdat dit zou neerkomen op het uitlokken van een gunst, wat niet onder de reikwijdte van artikel 227a Sr valt. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten en gelastte de teruggave van de inbeslaggenomen vrachtauto aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/110808-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1982] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M.C.V. Fellinger en hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. F.N. Dijkers, advocaat te Diemen, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
in de periode van 28 november 2016 tot en met 31 oktober 2020 in [plaatsnaam] met een ander(en), anders dan valsheid in geschrift, opzettelijk niet naar waarheid gegevens heeft verstrekt aan de [stichting] , [A] , [B] en/of de gemeente [gemeente] , waardoor hij zichzelf of een ander kon bevoordelen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde feit vanaf 8 oktober 2018 tot en met 31 oktober 2020 wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van de volgende onderdelen:
“verklaard dat hij een vermogen had van nul euro bij aanvang van het schuldhulptraject”en
“niet gemeld en/of verzwegen dat hij op 5 juni 2018 een vrachtauto met kenteken [kenteken] heeft aangekocht (door middel van contante betaling van
€ 10.890,-).
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde feit, primair vanwege het ontbreken van opzet. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte nooit opzettelijk gegevens heeft achterhouden en nooit tot doel heeft gehad zichzelf te bevoordelen. Subsidiair is vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van enige onderbouwing ten aanzien van de stelling dat een bedrag van € 24.815,90 is kwijtgescholden. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld of er schulden zijn voldaan en of er bedragen zijn kwijtgescholden. Meer subsidiair heeft de raadsman betoogd dat het aangaan van een schuldhulpverleningstraject niet valt onder het bestanddeel “enige verstrekking of tegemoetkoming” in de zin van artikel 227a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Voor een bewezenverklaring voor het opzettelijk niet naar waarheid gegevens verstrekken in de zin van artikel 227a Sr is onder meer vereist dat de valse gegevensverstrekking gericht dient te zijn aan degene door wie of door wiens tussenkomst enige verstrekking of tegemoetkoming wordt verleend.
De rechtbank leidt uit de wetsgeschiedenis af dat de totstandkoming van artikel 227a Sr onder meer als achtergrond had de harmonisatie van diverse strafbepalingen in sociale zekerheidswetten en verwante wetten en dat in dat verband met verstrekking of tegemoetkoming is bedoeld een op geld waardeerbare uitkering, zoals uitkeringen krachtens enige sociale zekerheidswet, subsidies of verzekeringsgelden, dan wel op geld waardeerbare uitkeringen in natura, zoals medische hulpmiddelen of het verrichten van diensten. In de Memorie van Toelichting op artikel 227a Sr wordt, voor zover hier van belang, vermeld dat frauduleuze informatieverschaffing die bijvoorbeeld gunsten van particulieren uitlokt, niet binnen het bereik van deze bepaling valt (maar wel uit andere hoofde strafbaar kan zijn). [1]
De rechtbank stelt in onderhavige zaak de volgende feiten en omstandigheden vast. Uit het dossier volgt dat verdachte op 17 juli 2017 een overeenkomst tot budgetbeheer en een overeenkomst tot schuldregeling heeft gesloten met de [stichting] (hierna: de Stichting). Uit hoofde van deze twee overeenkomsten was verdachte verplicht om een volledige en juiste opgave van zijn vermogen te doen en wijzigingen in zijn financiële omstandigheden mede te delen aan de Stichting. Ook was hij verplicht om ten behoeve van de uitvoering van het financieel beheer door de Stichting zijn volledige inkomen over te maken naar een betalingsrekening op zijn naam bij de Stichting. De Stichting betaalde vanaf deze rekening de vaste lasten en maakte, eveneens vanaf deze rekening, wekelijks een bedrag aan leefgeld en een reiskostenvergoeding over naar verdachte. De Stichting mocht op grond van de overeenkomsten een vergoeding voor haar diensten bij verdachte in rekening brengen. Het dan nog resterende bedrag was bedoeld voor de aflossing van de schulden van verdachte aan de schuldeisers. In augustus 2018 is (door tussenkomst van de Stichting) ten aanzien van deze schulden een minnelijke regeling bereikt. Als verdachte aan deze schuldregeling zou voldoen, zou de restschuld door de schuldeisers aan verdachte worden kwijtgescholden.
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen de Stichting ten behoeve van verdachte heeft gedaan niet is aan te merken als een ‘verstrekking of tegemoetkoming’ aan verdachte in de zin van artikel 227a Sr. De gelden die de stichting aan verdachte heeft verstrekt, waren immers zijn eigen uit arbeidsloon verdiende gelden en geen uitkering van een instantie. De officier van justitie heeft aangevoerd dat het schuldhulpverleningstraject zelf als de ‘verstrekking of tegemoetkoming’ moet worden aangemerkt. Voor zover zij daarmee de inspanningen van de Stichting heeft bedoeld geldt dat verdachte voor deze diensten een vergoeding verschuldigd was, en reeds daarom niet als een verstrekking of tegemoetkoming kunnen worden aangemerkt.
Ten slotte kan de (gedeeltelijke) kwijtschelding van de schulden door de schuldeisers in het kader van de minnelijke regeling niet worden aangemerkt als verstrekking of tegemoetkoming. Immers, zelfs als zou komen vast te staan dat verdachte door het opzettelijk verstrekken van foutieve gegevens over zijn inkomen of vermogen ervoor heeft gezorgd dat zijn schuldeisers - grotendeels particulieren - zijn schulden geheel of gedeeltelijk hebben kwijtgescholden, dan heeft dit te gelden als het uitlokken van een gunst en daarover is, zoals hiervoor is overwogen, in de Memorie van Toelichting nu juist bepaald dat dit niet onder de reikwijdte van het wetsartikel 227a Sr valt.
Voorgaande leidt tot het eindoordeel dat het ten laste gelegde bestanddeel “verstrekking of tegemoetkoming” niet kan worden bewezen, zodat verdachte reeds daarom moet worden vrijgesproken. Gelet hierop kunnen de overige verweren van de raadsman door de rechtbank onbesproken worden gelaten.

5.BESLAG

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij repliek verzocht om het inbeslaggenomen voorwerp, de vrachtauto met kenteken [kenteken] (omschrijving: G2236013A, blauw/wit, merk: Daf Fan Cf 75), aan verdachte te retourneren.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de vrachtauto met kenteken [kenteken] (omschrijving: G2236013A, blauw/wit, merk: Daf Fan Cf 75) aan verdachte te retourneren.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de inbeslaggenomen vrachtauto met kenteken [kenteken] (omschrijving: G2236013A, blauw/wit, merk: Daf Fan Cf 75).

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen vrachtauto met kenteken [kenteken] (omschrijving: G2236013A, blauw/wit, merk: Daf Fan Cf 75).
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Lunenburg, voorzitter, mrs. R.P.P. Hoekstra en A.M. Loots, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.Z. Turan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 april 2022.
Mr. S.Z. Turan is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks 28 november 2016 tot en met 31 oktober 2020 in de gemeente [gemeente] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, anders dan door valsheid in geschrift, opzettelijk niet naar waarheid één of meer gegevens heeft verstrekt aan de Stichting “ [stichting] ” ( [.] ) en/of [A] en/of [B] en/of de gemeente [gemeente] , zijnde degene door wie of door wiens tussenkomst een verstrekking of tegemoetkoming werd verleend, te weten – zakelijk weergegeven - een minnelijke schuldregeling van de gemeente [gemeente] en/of waarbij (binnen deze schuldregeling) door voornoemde Stichting een wekelijks bedrag van € 100,-- (leefgeld) en/of € 49,55 (reiskosten) aan verdachte werd uitgekeerd, in ruil voor het kwijtschelden van het resterende bedrag (te weten (ongeveer) € 24.815,80) van zijn, verdachtes, schuld, immers heeft hij, verdachte,
- verklaard dat hij een vermogen had van nul euro bij aanvang van het schuldhulptraject en/of
- niet gemeld en/of verzwegen dat hij beschikte en/of beschikt had over een bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] en/of
- niet gemeld en/of verzwegen dat er ten laste van voornoemd rekeningnummer contante opnames hebben plaatsgevonden en/of
- niet gemeld en/of verzwegen dat hij op 5 juni 2018 een vrachtauto met kenteken [kenteken] heeft aangekocht (door middel van contante betaling van € 10.890,--),
zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat de verstrekte gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op die verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 1994/95, 23993, nr. 3, p. 10.