ECLI:NL:RBMNE:2022:1167
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak en verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 maart 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. D.A.N. Bartels MRE, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap, waarin de waarde van de woning was vastgesteld op € 340.000,- per 1 januari 2019. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij de rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de waarde niet te hoog was vastgesteld. De rechtbank heeft de taxatiematrix en de toelichting van de heffingsambtenaar als voldoende onderbouwing beschouwd.
De rechtbank heeft ook de argumenten van de eiser, die stelde dat de woning gedateerd was in vergelijking met de referentiewoningen, verworpen. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de verschillen in voorzieningen tussen de woning en de referentiewoningen. Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van de eiser om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, omdat er geen sprake was van een overschrijding van de termijn van twee jaar voor de bezwaar- en beroepsfase.
De uitspraak is openbaar gedaan en de beslissing is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.