In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen een besluit van het UWV. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 9 februari 2021, waarin het UWV had besloten dat zij niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering. Het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond bij het bestreden besluit van 29 oktober 2021. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarna de rechtbank de zaak op zitting heeft behandeld met behulp van een beeldverbinding. Eiseres nam telefonisch deel aan de zitting, terwijl de gemachtigde van het UWV aanwezig was.
De rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsartsen de relevante informatie van de huisarts en psycholoog in hun beoordeling hadden meegenomen. Eiseres had geen andere medische informatie overgelegd die de beoordeling van het UWV in twijfel trok. De rechtbank benadrukte dat de subjectieve ervaring van eiseres met haar klachten niet doorslaggevend was in de context van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling. Aangezien het beroep ongegrond werd verklaard, was er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter K. de Meulder, in aanwezigheid van griffier L.S. Lodder.