ECLI:NL:RBMNE:2022:1158

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
UTR 21/4696
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering na beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft eiser, die zich op 4 januari 2019 ziek meldde, aanvankelijk een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontvangen. Na het bereiken van de maximale WW-uitkeringsduur op 18 januari 2019, ontving hij een uitkering op basis van de Ziektewet. Op 18 januari 2021 heeft eiser een WIA-uitkering aangevraagd bij het Uwv, dat de aanvraag beoordeelde door middel van dossieronderzoek en gesprekken met eiser. De verzekeringsarts stelde een functionele mogelijkhedenlijst (FML) op, waarin de arbeidsbeperkingen van eiser werden vastgelegd. De arbeidsdeskundige van het Uwv duidde vervolgens drie functies die eiser, ondanks zijn beperkingen, nog zou kunnen vervullen, en berekende dat eiser 22,63% arbeidsongeschikt was.

Op 5 mei 2021 besloot het Uwv dat eiser niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, waarop een nieuw onderzoek volgde. De arts bezwaar en beroep paste de FML aan, wat leidde tot een nieuwe beoordeling van de arbeidsongeschiktheid, die nu op 18,33% werd vastgesteld. Het Uwv verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond bij besluit van 25 oktober 2021, waarna eiser beroep instelde bij de rechtbank.

De rechtbank behandelde de zaak op 7 maart 2022 en oordeelde dat het Uwv op zorgvuldige wijze had gehandeld. De rechtbank benadrukte dat het aan eiser was om aan te tonen dat de medische beoordeling onjuist was, wat hij niet had gedaan. De rechtbank concludeerde dat de medische rapporten van de verzekeringsartsen aan de eisen voldeden en dat de arbeidsdeskundige de juiste functies had geselecteerd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor eiser geen recht had op een WIA-uitkering en er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4696
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. el Ahmadi),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).

Inleiding

Eiser ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toen hij zich op
4 januari 2019 ziek meldde.
Op 18 januari 2019 heeft eiser de maximale WW-uitkeringsduur bereikt. Eiser heeft aanvankelijk een voorschot en vervolgens een uitkering op grond van de Ziektewet ontvangen.
Op 18 januari 2021 heeft eiser bij het Uwv een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd.
Het Uwv heeft de aanvraag van eiser beoordeeld. Een verzekeringsarts heeft dossieronderzoek verricht, heeft een telefonisch spreekuur gehouden op 24 februari 2021 en een fysiek spreekuur op 17 maart 2021 met lichamelijk en psychisch onderzoek en er is medische informatie bij de huisarts opgevraagd. Een verzekeringsarts heeft beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn en heeft deze beperkingen opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het Uwv drie functies geduid die eiser, ondanks zijn beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft ook nog twee reservefuncties geduid. De arbeidsdeskundige heeft berekend wat de verdiencapaciteit is en aan de hand daarvan heeft hij berekend dat eiser 22,63% arbeidsongeschikt is.
Op 5 mei 2021 heeft het Uwv besloten dat eiser niet in aanmerking komt voor een
WIA-uitkering.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Naar aanleiding van het bezwaar hebben een arts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het Uwv een nieuw onderzoek gedaan. De arts bezwaar en beroep heeft aanleiding gezien om de FML aan te passen en meer beperkingen op te nemen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op basis van de nieuwe FML één geselecteerde voorbeeldfunctie en één geselecteerde reservevoorbeeldfunctie verworpen. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep een nieuwe voorbeeldfunctie en een nieuwe reservevoorbeeldfunctie geselecteerd. Dit heeft geleid tot een aanpassing van de mate van arbeidsongeschiktheid naar 18,33%. Eiser blijft daarmee nog steeds minder dan 35% arbeidsongeschiktheid.
Bij besluit van 25 oktober 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit van 5 mei 2021 ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Beoordelingskader
2. Het Uwv mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. Dit brengt mee dat de manier waarop iemand zelf zijn gezondheidsklachten ervaart, geen toereikende grondslag vormt voor het aannemen van een hogere mate van arbeidsongeschiktheid.
Beroepsgronden
3. De gemachtigde van eiser heeft een kort beroepschrift ingediend, gedateerd 26 november 2021, waarin hij heeft aangegeven dat hij aanvullende beroepsgronden wil indienen. Hoewel het beroep ontvankelijk was en het aan (de gemachtigde van) eiser was om tijdig de aanvullende beroepsgronden in te dienen, heeft de rechtbank de gemachtigde van eiser (onverplicht) op 2 december 2021 (bijna drie maanden voor de zitting) een brief gestuurd waarin is vermeld dat de beroepsgronden moeten worden meegedeeld. In de zittingsagenda van 18 februari 2022 heeft de rechtbank de gemachtigde van eiser meegedeeld dat er geen aanvullende beroepsgronden zijn ontvangen. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiser aangegeven dat het vanwege omstandigheden niet is gelukt aanvullende gronden in te dienen. De rechtbank is van oordeel dat het in strijd is met de goede procesorde om pas op de zitting de aanvullende gronden mede te delen. Het ligt immers op de weg van (de gemachtigde van) eiser om tijdig gronden in te dienen, dan wel tijdig uitstel te vragen van de zitting. De rechtbank zal daarom alleen de gronden bespreken die eiser heeft genoemd in het beroepschrift van 26 november 2021.
Medische beoordeling
4. Eiser voert aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn mogelijkheden onjuist heeft vastgesteld en dat daarom de nieuwe FML ook niet juist is. Eiser ervaart meer beperkingen dan in de FML zijn opgenomen.
5. De rechtbank stelt vast dat de arts bezwaar en beroep het medische rapport heeft gebaseerd op dossieronderzoek, het verslag van de hoorzitting in bezwaar en de informatie die werd verkregen tijdens de bezwaarprocedure. Op basis daarvan is gemotiveerd welke beperkingen er zijn aangenomen. Het is de specifieke deskundigheid van een arts om de klachten te vertalen in beperkingen bij het uitvoeren van werkzaamheden. Eiser heeft in beroep geen objectiveerbare medische informatie overgelegd, die aanleiding geeft tot twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling. Aan de manier waarop eiser zelf zijn klachten ervaart, hoe begrijpelijk ook, kan in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geen doorslaggevende betekenis toekomen.
Arbeidskundige beoordeling
6. Tegen de arbeidskundige beoordeling heeft eiser verder geen specifieke beroepsgronden naar voren gebracht, behalve dan dat vanwege zijn beperkingen de geduide functies niet passend voor hem zijn.
7. De rechtbank wijst er allereerst op dat een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zelf geen medisch onderzoek verricht en dus mag uitgaan van de juistheid van de beoordeling van een arts. In dit geval heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op grond van de medische beoordeling van de arts bezwaar en beroep beoordeeld of eiser nog kan werken, en zo ja, hoeveel eiser daarmee dan kan verdienen.
Nu uit het voorgaande volgt dat de rechtbank de medische beoordeling juist acht, bestaat er geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de geselecteerde functies op 1 januari 2021 ongeschikt voor hem zouden zijn.
Conclusie
8. Het Uwv heeft eiser de WIA-uitkering terecht geweigerd. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
9. Omdat het beroep ongegrond is, bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
10. De rechter heeft op de zitting gewezen op de mogelijkheid tegen deze uitspraak in hoger beroep te gaan. Dit kan op de manier zoals onderaan dit proces-verbaal staat omschreven.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2022 door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van L.S. Lodder, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.