ECLI:NL:RBMNE:2022:1156
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen besluit smartengeld
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de korpschef van politie. Eiseres had op 7 december 2020 pro forma bezwaar ingediend tegen een besluit van de korpschef van 29 oktober 2020, waarin smartengeld werd toegekend. Eiseres verzocht om een termijn voor het indienen van de gronden van bezwaar, welke door de korpschef werd bevestigd met een termijn van vier weken. Na het verstrekken van aanvullende stukken op 8 maart 2021, kreeg eiseres drie weken om haar bezwaargronden in te dienen. Echter, eiseres diende pas op 5 april 2021 een verzoek in voor een nadere termijn, wat na de gestelde termijn was. De korpschef verklaarde het bezwaar op 25 mei 2021 niet-ontvankelijk, omdat eiseres geen tijdige gronden had ingediend.
Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was vanwege haar medische situatie. De rechtbank oordeelde dat de korpschef eiseres op de juiste wijze de gelegenheid had geboden om het verzuim te herstellen, maar dat eiseres niet binnen de gestelde termijn had gereageerd. De rechtbank concludeerde dat de korpschef het bezwaar terecht niet-ontvankelijk had verklaard. De onduidelijkheid over een onjuist e-mailadres dat in de correspondentie was vermeld, werd niet als verschoonbare reden voor de termijnoverschrijding geaccepteerd. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.