8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Jeugdstrafrecht
De verdachte was ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit 18 jaar oud en dus meerderjarig. Uitgangspunt is dat op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, het volwassenenstrafrecht wordt toegepast, tenzij de rechtbank in bijzondere omstandigheden aanleiding ziet daarvan af te wijken en op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht de bepalingen van het jeugdstrafrecht toe te passen. Hiertoe kan de rechtbank beslissen op grond van de persoon van de verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Uit de Pro Justitia-rapportage van 17 december 2021, opgemaakt door GZ-psycholoog A.I. de Zwart, blijkt dat op grond van de ASR wegingslijst goede argumenten bestaan om het jeugdstrafrecht toe te passen. Deze wegingslijst bestaat uit verschillende clusters met indicaties en contra-indicaties voor de toepassing van het jeugdstrafrecht. Gezien het cluster handelingsvaardigheden kan bij verdachte worden gesteld dat hij, gezien zijn ADHD en bijkomend gebrekkig executief functioneren, nog veel ondersteuning en toezicht nodig heeft om zijn leven op orde te krijgen en te houden en om de gevolgen van zijn handelen te overzien. Hij is nog erg afhankelijk van externe sturing, controle en toezicht. In dit licht wordt op het cluster pedagogische beïnvloeding een pedagogische aanpak voor hem nog zeer wenselijk geacht, aldus De Zwart.
Ook Antes heeft in haar reclasseringsadvies van 4 maart 2022 geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen, nu er bij verdachte sprake is van zeer beperkte handelingsvaardigheden, hij de risico’s van zijn eigen handelen slecht of niet weet in te schatten en hij niet of nauwelijks in staat is om zijn eigen gedrag te organiseren. Daarnaast laat hij zich makkelijk beïnvloeden door vrienden/kennissen. Op het gebied van pedagogische mogelijkheden acht de reclassering continuering van schoolgang noodzakelijk en lijkt verdachte enigszins ontvankelijk voor ondersteuning of beïnvloeding door volwassenen. Hoewel er ook contra-indicaties zijn voor het toepassen van het jeugdstrafrecht, te weten de justitiële voorgeschiedenis, de bij verdachte aanwezige psychopathologie en de aanwijzingen voor een criminele levensstijl, acht de reclassering het aangewezen dat verdachte wordt berecht volgens het jeugdstrafrecht.
Gelet op de voorgaande adviezen, waaruit naar voren komt dat – hoewel er contra-indicaties aanwezig zijn voor het toepassen van het jeugdstrafrecht – er duidelijke indicaties zijn om verdachte onder het jeugdstrafrecht te berechten, zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de officier van justitie en de verdediging en ten aanzien van verdachte het jeugdstrafrecht toepassen. De rechtbank acht hierbij doorslaggevend dat verdachte, gelet op zijn (nog) gebrekkige handelingsvaardigheden, gebaat is bij een pedagogische aanpak, zodat de kans op herhaling kan worden verkleind.
Ernst en aard van de feiten
Verdachte heeft zich, samen met twee anderen, schuldig gemaakt aan een overval op een kantoorwinkel, te weten [winkel] in Almere. Hij is bewapend met een bijl de winkel ingegaan en heeft één van de aanwezige klanten getracht een telefoon afhandig te maken. Toen dat niet lukte, is hij achter een medewerkster aangegaan, die probeerde weg te rennen. De mededaders, waarvan eentje een alarmpistool vast had, hebben de andere aanwezige medewerkers op hun knieën laten zitten en gedwongen de waarderuimte te openen, waarna de overvallers de waardevolle Apple goederen hebben overgeladen in een meegenomen hoeslaken. Later is gebleken dat het ging om een grote hoeveelheid telefoons, laptops en tablets met een totale waarde van ongeveer € 12.000,-. Verdachte is er vervolgens met zijn mededaders vandoor gegaan. Hoewel de twee mededaders kort na de overval zijn aangehouden, heeft verdachte weten te vluchten. Hij heeft zich niet gemeld, maar is twee weken na het feit door de politie aangehouden.
Verdachte heeft laten zien dat hij geen enkel respect heeft voor andermans goederen en eigendommen en voor de lichamelijke integriteit van anderen. Hij heeft de slachtoffers veel angst aangejaagd en uit de aangiftes blijkt ook hoe intimiderend deze overval voor hen is geweest. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat gewelddadige overvallen, al helemaal als deze op klaarlichte dag plaatsvinden, de gevoelens van onveiligheid in de samenleving vergroten. De rechtbank acht dit alles zeer ernstig en vindt het bovendien zorgelijk dat verdachte, die nog jong is, zich (voor, zo blijkt hierna, de tweede keer) aan een dergelijk feit schuldig heeft gemaakt en dat alles kennelijk om er zelf financieel op vooruit te gaan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 23 januari 2022. Daaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens een soortgelijk feit. Op 24 november 2020 is verdachte immers door de meervoudige kamer in de rechtbank Rotterdam veroordeeld wegens een overval op een winkel tot een jeugddetentie voor de duur van 131 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan verbonden verschillende bijzondere voorwaarden, en een werkstraf voor de duur van 60 uren.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van de Pro Justitia-rapportage van 17 december 2021, opgemaakt door GZ-psycholoog A.I. de Zwart.
Uit voornoemde psychologische rapportage volgt dat bij verdachte sprake is van ADHD (matig, gecombineerd beeld). Tevens is bij verdachte een normoverschrijdende gedragsstoornis vastgesteld, met persoonlijkheidstrekken die wijzen op een ontwikkeling richting een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De ADHD en de normoverschrijdende gedragsstoornis speelden ook ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde een rol. Indien het ten laste gelegde feit bewezen wordt verklaard, dan is het advies om het ten laste gelegde feit aan verdachte in verminderde mate toe te rekenen, aldus De Zwart.
De rechtbank neemt deze conclusie over en volgt dit advies. De rechtbank zal verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen ten aanzien van het bewezen verklaarde feit.
Voor wat betreft de aan verdachte op te leggen straf blijkt uit de psychologische rapportage dat het wenselijk is dat verdachte de reeds ingezette behandeling bij De Waag kan voortzetten. Daarnaast zou een verblijf bij Multipluszorg te Amsterdam, waar hij kan profiteren van de pedagogische aanpak en intensieve ondersteuning, passend zijn. Geadviseerd wordt aan verdachte een (deels) voorwaardelijke detentiestraf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
Antes adviseert in haar advies van 4 maart 2022 eveneens bij een veroordeling van verdachte over te gaan tot een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, te weten (1) meldplicht bij Reclassering Nederland, (2) ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke zorgverlener, (3) verblijf bij Multipluszorg te Amsterdam of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, (4) een contactverbod met de medeverdachten, (5) een locatieverbod met elektronische monitoring voor Rotterdam en een straal van vijf kilometer rondom [adres] te [woonplaats] , (6) een locatiegebod met elektronische monitoring op de Jan Evertsenstraat 471 te Amsterdam op tijdstippen door de reclassering te bepalen, en (7) het volgen van onderwijs.
R.M. Reemers, jeugdreclasseerder bij Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, heeft een evaluatieverslag opgesteld ten aanzien van het toezicht op verdachte in het kader van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis. Dit evaluatieverslag heeft zij ter terechtzitting toegelicht. Verdachte heeft een aantal goede stappen gezet en de begeleiding bij Multipluszorg is ook positief gestemd. Verdachte is open, doet mee aan de activiteiten en heeft een goede start gemaakt met school. De behandeling bij De Waag is helaas nog niet begonnen. Een punt van aandacht is de elektronische monitoring van verdachte. Verdachte is een aantal keer te laat geweest of had de enkelband niet (goed) opgeladen. In verband met de afstand en de financiering is het verzoek van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond het toezicht te laten uitvoeren door Reclassering Nederland, aldus Reemers.
De op te leggen straf
De oriëntatiepunten die landelijk voor de straftoemeting (LOVS) zijn vastgesteld gaan bij een overval op een winkel uit van een jeugddetentie van vier maanden. Strafverzwarende omstandigheden, zoals de aard en ernst van het fysieke letsel, bedreiging met een wapen of het georganiseerde karakter van de groep, zijn hier nog niet in meegenomen. De ernst van het feit vraagt om het opleggen van een forse jeugddetentie.
De rechtbank stelt vast dat verdachte 192 dagen in voorarrest heeft doorgebracht.
Bij de afweging tussen enerzijds de ernst van het feit en de strafverzwarende omstandigheden (verdachte handelde samen met anderen, twee van de drie verdachten waren bewapend en de overval vond plaats op klaarlichte dag waardoor er meerdere mensen getuige van zijn geweest), en anderzijds de persoon van verdachte zoals hiervoor is beschreven, komt de rechtbank tot de slotsom dat de eis van de officier van justitie passend en geboden is.
Voor wat betreft de bijzondere voorwaarden die aan de proeftijd zullen worden verbonden zal de rechtbank eveneens aansluiting zoeken bij de vordering van de officier van justitie. De rechtbank zal aan de proeftijd niet het locatieverbod voor Almere verbinden. In plaats daarvan zal aan de proeftijd een contactverbod met de slachtoffers worden verbonden, zoals hierna te melden.
Conclusie
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 222 dagen met aftrek van het voorarrest waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan dit voorwaardelijk deel zal de rechtbank de door Antes geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, met uitzondering van het locatieverbod voor Almere en met toevoeging van een contactverbod met de slachtoffers. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.