ECLI:NL:RBMNE:2022:1147

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
16/169195-21; 10/691061-20 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeloverval in vereniging met geweld en bedreiging met geweld tegen meerdere slachtoffers

Op 29 maart 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 juni 2021 samen met anderen een winkel in Almere heeft overvallen. De overval werd gekenmerkt door geweld en bedreiging met een wapen, waarbij de verdachte een bijl en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gebruikte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die op het moment van de overval 18 jaar oud was, zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, waarbij hij samen met medeverdachten de aanwezige klanten en medewerkers bedreigde en dwong om waardevolle goederen, waaronder Apple-producten, af te geven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 222 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden verbonden aan de proeftijd, waaronder een contactverbod met de slachtoffers en medeverdachten, en de verplichting tot behandeling en begeleiding door reclassering. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, maar de uitvoeringsinstantie gewijzigd naar Reclassering Nederland. De beslissing is genomen na zorgvuldige afweging van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die lijdt aan ADHD en een normoverschrijdende gedragsstoornis.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummer: 16/169195-21; 10/691061-20 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 maart 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [2002] ,
thans verblijvende op het adres: [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N. Schapendonk en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. C. Purperhart, advocaat te Rotterdam, alsmede de deskundige R.M. Reemers, jeugdreclasseerder werkzaam bij Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 14 juni 2021 in Almere samen met anderen I-mac(s), I-Books, I-pad(s) en/of I-phone(s), van de winkel [winkel] heeft gestolen met geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor het feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 15 maart 2022;
  • het proces-verbaal van aangifte door [aangever] namens [winkel] van 15 juni 2021
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 14 juni 2021 [3] , met bijlage;
- het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] van 14 juni 2021 [4] ;
- het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 4] van 14 juni 2021 [5] , met bijlagen;
- het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 5] van 14 juni 2021 [6] , met bijlage.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 14 juni 2021 te Almere, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, MacBooks, I-pads en I-phones, die toebehoorden aan [winkel] , heeft weggenomen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- het [winkel] binnen te gaan en
- te roepen tegen die [slachtoffer 1] : “geld, telefoons” en “hier komen” en
- tegen die [slachtoffer 1] te roepen: “stoppen of ik schiet” en
- een bijl te tonen aan die [slachtoffer 4] en die bijl in de richting van die [slachtoffer 4] te houden en tegen die [slachtoffer 4] te zeggen: “leg je telefoon neer”en
- een pistool, althans een op een pistool/vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] te richten en
- die [slachtoffer 1] vast te pakken bij de schouder en die [slachtoffer 1] te dwingen mee te lopen in de richting van het magazijn en
- te roepen tegen die [slachtoffer 1] : “waar liggen die Ipads, waar ligt alles” en
- die [slachtoffer 2] vast te pakken bij zijn nek en die [slachtoffer 2] een pistool, althans een op een pistool/vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer 2] te zetten en tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: “waar is het magazijn, waar is het magazijn” en
- die [slachtoffer 2] te dwingen om mee te lopen naar het magazijn en
- die [slachtoffer 5] een pistool, althans een op een pistool/vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en dat pistool op die [slachtoffer 5] te richten en tegen die [slachtoffer 5] te zeggen: “MacBooks, waar zijn de MacBooks?” en
- tegen die [slachtoffer 5] en die [slachtoffer 2] te zeggen: “Snel, snel, snel” en “opschieten, opschieten, opschieten” en
- die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 5] te laten zitten op hun knieën in het magazijn en
- die [slachtoffer 1] vast te pakken bij de schouder en die [slachtoffer 1] een bijl te tonen en
- uit het magazijn die voornoemde goederen mee te nemen en weg te halen en in een zak te stoppen en
- met medeneming van voornoemde goederen voornoemde winkel te verlaten en
- een pistool, althans een op een pistool/vuurwapen gelijkend voorwerp, naar die [slachtoffer 4] te richten en/of daarbij te zeggen: “ik ga je neerschieten”.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te berechten volgens het jeugdstrafrecht en verdachte te veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 222 dagen met aftrek van het voorarrest waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aan de proeftijd verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Antes in het reclasseringsadvies van 4 maart 2022, met uitzondering van het locatieverbod voor Almere en met toevoeging van een contactverbod met de slachtoffers, te weten:
  • behandeling door De Waag of een soortgelijke zorgverlener;
  • een verblijf bij Multipluszorg te Amsterdam of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang;
  • een contactverbod met de medeverdachten;
  • een contactverbod met de slachtoffers;
  • een locatieverbod voor Rotterdam met elektronische monitoring;
  • een locatiegebod met elektronische monitoring op de Jan Evertsenstraat 471 te Amsterdam op tijdstippen door de reclassering te bepalen, en
  • het volgen van onderwijs,
waarbij de officier van justitie heeft gevorderd Reclassering Nederland opdracht te geven om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte daarbij te begeleiden.
De officier van justitie heeft tot slot verzocht het bevel tot voorlopige hechtenis bij uitspraak op te heffen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich voor wat betreft de toepassing van het jeugdstrafrecht en de op te leggen straf aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie. Ten aanzien van de aan de proeftijd te verbinden bijzondere voorwaarden is de verdediging van mening dat het van belang is voor het contact met zijn moeder dat het locatieverbod voor Rotterdam, zoals momenteel ook verbonden aan de schorsing van de voorlopige hechtenis, niet aan verdachte wordt gesteld. Met de officier van justitie is de verdediging van mening dat het locatieverbod voor Almere niet nodig is. De verdediging heeft zich voor wat betreft de uitvoeringsinstantie gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Jeugdstrafrecht
De verdachte was ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit 18 jaar oud en dus meerderjarig. Uitgangspunt is dat op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, het volwassenenstrafrecht wordt toegepast, tenzij de rechtbank in bijzondere omstandigheden aanleiding ziet daarvan af te wijken en op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht de bepalingen van het jeugdstrafrecht toe te passen. Hiertoe kan de rechtbank beslissen op grond van de persoon van de verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Uit de Pro Justitia-rapportage van 17 december 2021, opgemaakt door GZ-psycholoog A.I. de Zwart, blijkt dat op grond van de ASR wegingslijst goede argumenten bestaan om het jeugdstrafrecht toe te passen. Deze wegingslijst bestaat uit verschillende clusters met indicaties en contra-indicaties voor de toepassing van het jeugdstrafrecht. Gezien het cluster handelingsvaardigheden kan bij verdachte worden gesteld dat hij, gezien zijn ADHD en bijkomend gebrekkig executief functioneren, nog veel ondersteuning en toezicht nodig heeft om zijn leven op orde te krijgen en te houden en om de gevolgen van zijn handelen te overzien. Hij is nog erg afhankelijk van externe sturing, controle en toezicht. In dit licht wordt op het cluster pedagogische beïnvloeding een pedagogische aanpak voor hem nog zeer wenselijk geacht, aldus De Zwart.
Ook Antes heeft in haar reclasseringsadvies van 4 maart 2022 geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen, nu er bij verdachte sprake is van zeer beperkte handelingsvaardigheden, hij de risico’s van zijn eigen handelen slecht of niet weet in te schatten en hij niet of nauwelijks in staat is om zijn eigen gedrag te organiseren. Daarnaast laat hij zich makkelijk beïnvloeden door vrienden/kennissen. Op het gebied van pedagogische mogelijkheden acht de reclassering continuering van schoolgang noodzakelijk en lijkt verdachte enigszins ontvankelijk voor ondersteuning of beïnvloeding door volwassenen. Hoewel er ook contra-indicaties zijn voor het toepassen van het jeugdstrafrecht, te weten de justitiële voorgeschiedenis, de bij verdachte aanwezige psychopathologie en de aanwijzingen voor een criminele levensstijl, acht de reclassering het aangewezen dat verdachte wordt berecht volgens het jeugdstrafrecht.
Gelet op de voorgaande adviezen, waaruit naar voren komt dat – hoewel er contra-indicaties aanwezig zijn voor het toepassen van het jeugdstrafrecht – er duidelijke indicaties zijn om verdachte onder het jeugdstrafrecht te berechten, zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de officier van justitie en de verdediging en ten aanzien van verdachte het jeugdstrafrecht toepassen. De rechtbank acht hierbij doorslaggevend dat verdachte, gelet op zijn (nog) gebrekkige handelingsvaardigheden, gebaat is bij een pedagogische aanpak, zodat de kans op herhaling kan worden verkleind.
Ernst en aard van de feiten
Verdachte heeft zich, samen met twee anderen, schuldig gemaakt aan een overval op een kantoorwinkel, te weten [winkel] in Almere. Hij is bewapend met een bijl de winkel ingegaan en heeft één van de aanwezige klanten getracht een telefoon afhandig te maken. Toen dat niet lukte, is hij achter een medewerkster aangegaan, die probeerde weg te rennen. De mededaders, waarvan eentje een alarmpistool vast had, hebben de andere aanwezige medewerkers op hun knieën laten zitten en gedwongen de waarderuimte te openen, waarna de overvallers de waardevolle Apple goederen hebben overgeladen in een meegenomen hoeslaken. Later is gebleken dat het ging om een grote hoeveelheid telefoons, laptops en tablets met een totale waarde van ongeveer € 12.000,-. Verdachte is er vervolgens met zijn mededaders vandoor gegaan. Hoewel de twee mededaders kort na de overval zijn aangehouden, heeft verdachte weten te vluchten. Hij heeft zich niet gemeld, maar is twee weken na het feit door de politie aangehouden.
Verdachte heeft laten zien dat hij geen enkel respect heeft voor andermans goederen en eigendommen en voor de lichamelijke integriteit van anderen. Hij heeft de slachtoffers veel angst aangejaagd en uit de aangiftes blijkt ook hoe intimiderend deze overval voor hen is geweest. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat gewelddadige overvallen, al helemaal als deze op klaarlichte dag plaatsvinden, de gevoelens van onveiligheid in de samenleving vergroten. De rechtbank acht dit alles zeer ernstig en vindt het bovendien zorgelijk dat verdachte, die nog jong is, zich (voor, zo blijkt hierna, de tweede keer) aan een dergelijk feit schuldig heeft gemaakt en dat alles kennelijk om er zelf financieel op vooruit te gaan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 23 januari 2022. Daaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens een soortgelijk feit. Op 24 november 2020 is verdachte immers door de meervoudige kamer in de rechtbank Rotterdam veroordeeld wegens een overval op een winkel tot een jeugddetentie voor de duur van 131 dagen waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan verbonden verschillende bijzondere voorwaarden, en een werkstraf voor de duur van 60 uren.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van de Pro Justitia-rapportage van 17 december 2021, opgemaakt door GZ-psycholoog A.I. de Zwart.
Uit voornoemde psychologische rapportage volgt dat bij verdachte sprake is van ADHD (matig, gecombineerd beeld). Tevens is bij verdachte een normoverschrijdende gedragsstoornis vastgesteld, met persoonlijkheidstrekken die wijzen op een ontwikkeling richting een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De ADHD en de normoverschrijdende gedragsstoornis speelden ook ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde een rol. Indien het ten laste gelegde feit bewezen wordt verklaard, dan is het advies om het ten laste gelegde feit aan verdachte in verminderde mate toe te rekenen, aldus De Zwart.
De rechtbank neemt deze conclusie over en volgt dit advies. De rechtbank zal verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen ten aanzien van het bewezen verklaarde feit.
Voor wat betreft de aan verdachte op te leggen straf blijkt uit de psychologische rapportage dat het wenselijk is dat verdachte de reeds ingezette behandeling bij De Waag kan voortzetten. Daarnaast zou een verblijf bij Multipluszorg te Amsterdam, waar hij kan profiteren van de pedagogische aanpak en intensieve ondersteuning, passend zijn. Geadviseerd wordt aan verdachte een (deels) voorwaardelijke detentiestraf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
Antes adviseert in haar advies van 4 maart 2022 eveneens bij een veroordeling van verdachte over te gaan tot een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, te weten (1) meldplicht bij Reclassering Nederland, (2) ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke zorgverlener, (3) verblijf bij Multipluszorg te Amsterdam of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, (4) een contactverbod met de medeverdachten, (5) een locatieverbod met elektronische monitoring voor Rotterdam en een straal van vijf kilometer rondom [adres] te [woonplaats] , (6) een locatiegebod met elektronische monitoring op de Jan Evertsenstraat 471 te Amsterdam op tijdstippen door de reclassering te bepalen, en (7) het volgen van onderwijs.
R.M. Reemers, jeugdreclasseerder bij Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, heeft een evaluatieverslag opgesteld ten aanzien van het toezicht op verdachte in het kader van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis. Dit evaluatieverslag heeft zij ter terechtzitting toegelicht. Verdachte heeft een aantal goede stappen gezet en de begeleiding bij Multipluszorg is ook positief gestemd. Verdachte is open, doet mee aan de activiteiten en heeft een goede start gemaakt met school. De behandeling bij De Waag is helaas nog niet begonnen. Een punt van aandacht is de elektronische monitoring van verdachte. Verdachte is een aantal keer te laat geweest of had de enkelband niet (goed) opgeladen. In verband met de afstand en de financiering is het verzoek van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond het toezicht te laten uitvoeren door Reclassering Nederland, aldus Reemers.
De op te leggen straf
De oriëntatiepunten die landelijk voor de straftoemeting (LOVS) zijn vastgesteld gaan bij een overval op een winkel uit van een jeugddetentie van vier maanden. Strafverzwarende omstandigheden, zoals de aard en ernst van het fysieke letsel, bedreiging met een wapen of het georganiseerde karakter van de groep, zijn hier nog niet in meegenomen. De ernst van het feit vraagt om het opleggen van een forse jeugddetentie.
De rechtbank stelt vast dat verdachte 192 dagen in voorarrest heeft doorgebracht.
Bij de afweging tussen enerzijds de ernst van het feit en de strafverzwarende omstandigheden (verdachte handelde samen met anderen, twee van de drie verdachten waren bewapend en de overval vond plaats op klaarlichte dag waardoor er meerdere mensen getuige van zijn geweest), en anderzijds de persoon van verdachte zoals hiervoor is beschreven, komt de rechtbank tot de slotsom dat de eis van de officier van justitie passend en geboden is.
Voor wat betreft de bijzondere voorwaarden die aan de proeftijd zullen worden verbonden zal de rechtbank eveneens aansluiting zoeken bij de vordering van de officier van justitie. De rechtbank zal aan de proeftijd niet het locatieverbod voor Almere verbinden. In plaats daarvan zal aan de proeftijd een contactverbod met de slachtoffers worden verbonden, zoals hierna te melden.
Conclusie
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 222 dagen met aftrek van het voorarrest waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan dit voorwaardelijk deel zal de rechtbank de door Antes geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, met uitzondering van het locatieverbod voor Almere en met toevoeging van een contactverbod met de slachtoffers. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Rotterdam van 24 november 2020 is aan verdachte wegens - kort gezegd - diefstal met geweld en het handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie - een jeugddetentie voor de duur van 131 dagen met aftrek van het voorarrest waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren opgelegd. Op 10 augustus 2021 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf gevorderd.
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd over te gaan tot een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf, namelijk 40 dagen, en te bepalen dat deze dagen jeugddetentie worden omgezet in een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 uren. De officier van justitie heeft daarnaast verzocht de uitvoeringsinstantie te wijzigen in die zin dat het toezicht op de naleving van de voorwaarden en de begeleiding van verdachte komt te liggen bij Reclassering Nederland.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich verzet tegen de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf en heeft verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen. Hoewel de beredenering van de officier van justitie begrijpelijk is, is de raadsvrouw bang dat verdachte overvraagd zal worden. Verdachte heeft namelijk ook nog een werkstraf voor de duur van 60 uren open staan. Voor wat betreft de uitvoeringsinstantie heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Hoewel de rechtbank van oordeel is dat de vordering in principe voor toewijzing gereed ligt, acht de rechtbank het, gelet op de straf en maatregel – en de voorwaarden die daaraan zijn verbonden – die zij aan verdachte zal opleggen, niet opportuun de (gedeeltelijke) tenuitvoerlegging van de jeugddetentie te gelasten. Ook een omzetting van de jeugddetentie in een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, acht de rechtbank niet aangewezen. De rechtbank sluit zich wat betreft het risico op overvraging van verdachte aan bij het standpunt van de raadsvrouw.
De rechtbank overweegt dat verdachte met het voorarrest van 192 dagen de consequenties van het opnieuw begaan van een strafbaar feit heeft ervaren. Daarnaast geldt dat de proeftijd ten aanzien van de voorwaardelijke straf in deze strafzaak nog loopt tot 8 december 2023. Verdachte heeft de straf dus nog geruime tijd boven zijn hoofd hangen. Tot slot is ook in onderhavige zaak een jeugddetentie voor de duur van 222 dagen met aftrek van het voorarrest waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren opgelegd, waardoor verdachte bovenop de voorwaardelijke jeugddetentie van 90 dagen nog eens een voorwaardelijke jeugddetentie van 30 dagen als stok achter de deur heeft.
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging dan ook afwijzen.
In navolging van hetgeen ter terechtzitting is besproken en de vordering van de officier van justitie zal de rechtbank de uitvoeringsinstantie wijzigen van Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond in Reclassering Nederland.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat van de jeugddetentie
  • stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
  • als voorwaarden gelden dat verdachte:
 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
 op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig acht;
 op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , tenzij het herstelbemiddeling betreft, zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig acht;
 zich zal laten behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, waarbij geldt dat de behandeling op 17 maart 2022 start, de behandeling de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt duurt en verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
 zal verblijven bij Multipluszorg te Amsterdam of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, waarbij geldt dat het verblijf reeds is gestart en het verblijf de gehele proeftijd duurt of zoveel korter als de reclassering nodig vindt en verdachte zich houdt aan de huisregeling en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
 zich niet zal bevinden in Rotterdam, waarbij geldt dat verdachte dient mee te werken aan elektronische controle op dit locatieverbod en hij niet naar het buitenland gaat zonder toestemming van de reclassering, zolang het openbaar ministerie dit noodzakelijk acht;
 op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zal zijn op het verblijfadres, waarbij geldt dat:
o de reclassering de precieze tijdstippen vaststelt in overleg met verdachte, die mede afhankelijk zullen zijn van de dagbesteding;
o verdachte dient mee te werken aan elektronische controle op dit locatiegebod en hij niet naar het buitenland gaat zonder toestemming van de reclassering;
o het alleen mogelijk is het huidige verblijfadres ( [adres] te [woonplaats] ) te veranderen indien de reclassering daarvoor toestemming geeft;
o het openbaar ministerie het locatiegebod kan laten vervallen;
 onderwijs zal volgen, waarbij geldt dat indien hij geen onderwijs volgt, hij een inspanningsverplichting heeft ten aanzien van het vinden en behouden van andere zinvolle dagbesteding, zoals werk;
waarbij de politie wordt opgedragen toezicht te houden op naleving van de contactverboden;
waarbij Reclassering Nederland opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden (met uitzondering van de contactverboden) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 10/691061-20
  • wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging;
  • wijzigt de bijzondere voorwaarden in die zin dat de Reclassering Nederland opdracht wordt gegeven om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte daarbij te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.C. Kool, voorzitter, mrs. H. den Haan en R.A. Hebly, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.A. Batelaan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 maart 2022.
Mr. Den Haan is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 juni 2021 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, één of meerdere I-mac(s) en/of één of meerdere I-Book(s) en/of één of meerdere
I-pad(s) en/of één of meerdere I-phone(s), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan de [winkel] , heeft/hebben weggenomen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- het [winkel] binnen te gaan en/of
- te roepen/te zeggen tegen die [slachtoffer 1] : “geld, telefoons” en/of “hier komen”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te roepen/te zeggen: “stoppen of ik schiet”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- een bijl te tonen aan die [slachtoffer 4] en/of die bijl in de richting van die [slachtoffer 4] te houden en/of tegen die [slachtoffer 4] te zeggen: “leg je telefoon neer”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- een pistool, althans een op een pistool/vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] en/of op die [slachtoffer 3] te richten en/of
- die [slachtoffer 1] vast te pakken bij de schouder en/of die [slachtoffer 1] te dwingen mee te lopen in de richting van het magazijn en/of
- te roepen tegen die [slachtoffer 1] : “waar liggen die Ipads, waar ligt alles”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 2] vast te pakken bij zijn nek en/of schouder en/of die [slachtoffer 2] een pistool, althans een op een pistool/vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer 2] te zetten en/of tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: “waar is het magazijn, waar is het magazijn”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 2] te dwingen om mee te lopen naar het magazijn en/of
- die [slachtoffer 5] een pistool, althans een op een pistool/vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en/of dat pistool op die [slachtoffer 5] te richten en/of tegen die [slachtoffer 5] te zeggen: “Mac-books, waar zijn de mac-books?”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 2] te zeggen: “Snel, snel, snel” en/of “opschieten, opschieten, opschieten”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 5] te laten zitten op hun knieën in het magazijn en/of
- die [slachtoffer 1] vast te pakken bij de schouder en/of die [slachtoffer 1] een bijl, althans een op een bijl gelijkend voorwerp, te tonen en/of
- uit het magazijn die voornoemde goederen mee te nemen en/of weg te halen en/of in een zak te stoppen en/of
- met medeneming van de tas/zak met de voornoemde goederen voornoemde winkel te verlaten en/of
- een pistool, althans een op een pistool/vuurwapen gelijkend voorwerp, naar die [slachtoffer 4] te richten en/of daarbij te zeggen: “ik ga je neerschieten”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
(
art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt processen-verbaal. Die processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 augustus 2021, doorgenummerde dossierpagina’s 1-533, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, Districtsrecherche Flevoland, onderzoek Gamelan/MD2R021081. Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
2.Pagina’s 166-177.
3.Pagina’s 185-189.
4.Pagina’s 192-195.
5.Pagina’s 198-204.
6.Pagina’s 205-210.