ECLI:NL:RBMNE:2022:1146

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
16/156369-21; 16/331908-21 (gev. ttz); 16/307322-19 (vord. tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op winkel met geweld en bedreiging, poging tot zware mishandeling en jeugddetentie

Op 29 maart 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op een winkel in Almere op 14 juni 2021. De verdachte, samen met anderen, heeft met geweld en bedreiging met een alarmpistool en een bijl goederen ter waarde van ongeveer € 12.000,- gestolen. Tijdens de overval werden meerdere slachtoffers bedreigd en gedwongen om mee te werken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging, en het voorhanden hebben van een wapen. Daarnaast was de verdachte betrokken bij een poging tot zware mishandeling op 20 november 2021 in Sassenheim, waar hij samen met anderen een slachtoffer heeft geslagen en getrapt terwijl deze op de grond lag. De rechtbank heeft de verdachte, die nog jong is en gediagnosticeerd met ADHD en een normoverschrijdende gedragsstoornis, veroordeeld tot een jeugddetentie van 144 dagen met aftrek van het voorarrest en een voorwaardelijke PIJ-maatregel. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de reclassering en een behandeltraject.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Lelystad
Parketnummers: 16/156369-21; 16/331908-21 (gev. ttz); 16/307322-19 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 maart 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [2004] ,
thans verblijvende op het adres: [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N. Schapendonk en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. I Stas, advocaat te Almere, alsmede de deskundigen D. Cornelis, werkzaam bij Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE) en G. Pos, werkzaam bij de Raad voor de Kinderbescherming, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16/156369-21
feit 1
op 14 juni 2021 in Almere samen met anderen I-mac(s), I-Books, I-pad(s) en/of I-phone(s), van de winkel [winkel] heeft gestolen met geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] .
feit 2
op 14 juni 2021 in Almere een alarmpistool (een wapen van categorie III, onder 4, van de Wet wapens en munitie) voorhanden heeft gehad;
Parketnummer 16/331908-21
primair
op 20 november 2021 te Sassenheim, gemeente Teylingen, samen met anderen heeft geprobeerd om aan [slachtoffer 6] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem tegen het hoofd te slaan of te stompen, en door te trappen of te schoppen tegen het hoofd en de benen, terwijl die [slachtoffer 6] op de grond lag.
subsidiair
op 20 november 2021 te Sassenheim, gemeente Teylingen, samen met één of meer ander(en) [slachtoffer 6] heeft mishandeld door hem tegen het hoofd te slaan of te stompen, en door tegen het hoofd en de benen te trappen of te schoppen, terwijl die [slachtoffer 6] op de grond lag.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten zoals ten laste gelegd onder parketnummer 16/156369-21 wettig en overtuigend te bewijzen. Voor wat betreft het laatste gedachtestreepje zoals opgenomen in de tenlastelegging van feit 1, te weten het richten van een pistool naar [slachtoffer 4] en daarbij te zeggen “ik ga je neerschieten”, heeft de officier van justitie gewezen op de gedetailleerde verklaring van [slachtoffer 4] . Daartegenover staat de ontkenning van verdachte, maar die is niet nader onderbouwd. De officier van justitie heeft geen reden te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer 4] en is daarom van mening dat ook het laatste gedachtestreepje kan worden bewezen.
De officier van justitie acht tevens het primair onder parketnummer 16/331908-21 tenlastegelegde, te weten het medeplegen van een poging tot zware mishandeling, wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich voor wat betreft de feiten zoals ten laste gelegd onder parketnummer 16/156369-21 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het laatste gedachtestreepje zoals opgenomen in de tenlastelegging van feit 1, te weten het richten van een pistool naar [slachtoffer 4] en/of daarbij te zeggen: “ik ga je neerschieten”. Verdachte ontkent dat hij dat heeft gedaan en het enige bewijsmiddel is de verklaring van aangever.
Voor wat betreft het feit zoals ten laste is gelegd onder parketnummer 16/331908-21 heeft de verdediging vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde medeplegen van poging tot zware mishandeling wegens gebrek aan bewijs, omdat (1) de verklaring zoals opgenomen in de aangifte niet is gebaseerd op een eigen waarneming, (2) de verklaring van getuige [getuige] niet wordt ondersteund door camerabeelden en (3) er geen letsel zichtbaar was, met uitzondering van een bult op het hoofd van het slachtoffer. Bovendien heeft verdachte zelf gezegd dat hij het slachtoffer “slechts” een klap heeft gegeven en tegen het been heeft getrapt. Hoe de bult bij het slachtoffer is ontstaan, is niet duidelijk geworden, en kan ook veroorzaakt zijn door de val. Het is dan ook onvoldoende duidelijk geworden dat verdachte met anderen meermalen tegen het hoofd/lichaam van het slachtoffer heeft geschopt en dat het niet anders kan zijn dan dat de kans op zwaar lichamelijk letsel aanwezig is geweest. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde mishandeling.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 16/156369-21
Bewijsmiddelen voor de feiten 1 en 2 [1]
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de ten laste gelegde feiten (met uitzondering van het laatste gedachtestreepje van feit 1) bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor de feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 15 maart 2022;
  • het proces-verbaal van aangifte door [aangever] namens [winkel] van 15 juni 2021
- het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 14 juni 2021 [3] , met bijlage;
- het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] van 14 juni 2021 [4] ;
- het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 4] van 14 juni 2021 [5] , met bijlagen;
- het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 5] van 14 juni 2021 [6] , met bijlage;
- het proces-verbaal van bevindingen van 26 augustus 2021 [7] , met bijlage.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bewijsoverweging ten aanzien van het laatste gedachtestreepje van feit 1
Onder feit 1 is als laatste gedachtestreepje het volgende ten laste gelegd: “een pistool, althans een op een pistool/vuurwapen gelijkend voorwerp, naar die [slachtoffer 4] te richten en/of daarbij te zeggen: “ik ga je neerschieten”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking”. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij (als enige) in het bezit was van een alarmpistool. Verdachte heeft echter ontkend zich schuldig te hebben gemaakt aan deze ten laste gelegde handeling.
Aangever [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij op 14 juni 2021 als klant bij [winkel] in Almere aanwezig was om pakketjes op te halen. Toen hij bij de balie stond, kwamen de overvallers binnen. De overvaller met de bijl heeft hem gezegd dat hij zijn telefoon moest neerleggen en moest meelopen naar achteren. Toen hij eenmaal in het magazijn was, ontstond er paniek bij de overvallers omdat een medewerker weg was, waardoor [slachtoffer 4] kon vluchten. Hij heeft zich buiten de winkel verstopt achter zijn bus en terwijl hij de politie telefonisch probeerde te bereiken, kwamen de overvallers de winkel uit. De overvallers zagen hem en één van hen heeft zich naar [slachtoffer 4] toegedraaid, het vuurwapen op hem gericht en hem bedreigd, door te zeggen: “ik ga je neerschieten”. Hij heeft geantwoord dat hij aan het filmen was, is achter de auto die naast zijn bus stond weggedoken en zag dat de overvallers de wapens weggooiden in de bosjes, aldus [slachtoffer 4] .
De rechtbank overweegt dat zij geen reden heeft te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer 4] , zoals hierboven samengevat is weergegeven. [slachtoffer 4] heeft namelijk zeer gedetailleerd verklaard en heeft de verklaring slechts enkele uren na het gebeuren afgelegd. Verdachte heeft daar slechts een ‘kale’ ontkenning tegenover gezet, terwijl hij als enige het vuurwapen in zijn handen heeft gehad. Onder deze omstandigheden hecht de rechtbank geen geloof aan de ontkennende verklaring van verdachte.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en acht (ook) het laatste gedachtestreepje van feit 1 wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 16/331908-21
Bewijsmiddelen [8]
1. Verdachte heeft
ter terechtzitting van 15 maart 2022verklaard:
Het alarm ging af. Ik zag [A] in de keuken staan. Ik ben erheen gegaan. Ik wilde hem pijn doen.
2. [getuige] heeft op 25 november 2021 een getuigenverklaring afgelegd en heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor getuige, onder meer het volgende verklaard:
Op 20 november 2021 bevond ik mij als groepsleiding op groep [groep] van [instelling] . Ik stond met justitiabele [A] en nog een justitiabele af te wassen in de keuken van groep [groep] . Op dat moment ging er een alarm af op een andere groep, waarop de andere aanwezige groepsleiders op groep [groep] op dit alarm reageerden en de verblijfsruimte van groep [groep] verlieten. Het ging heel snel, maar gelijk stonden er drie andere justitiabelen, genaamd [B] , geboren op [2004] , [C] , geboren op [2004] en [verdachte]
, geboren op [2004] , in de keuken. Achter mijn rug hoorde ik dat justitiabele [A] een klap kreeg. Ik zag dat justitiabele [A] op de grond lag in een onnatuurlijke houding en er ‘groggy’ bij lag. Ik zag dat op dat moment justitiabele [verdachte] een trappende beweging richting het hoofd van de op de grond liggende [A] maakte. Dit was geen voorwaartse trap maar echt een omlaag trappende beweging. Hierbij werd justitiabele [A] op het hoofd of in de nek geraakt. Daarna zag ik dat justitiabele [B] een trap tegen het onderlichaam van justitiabele [A] gaf.
Ik zag dat justitiabele [A] even buiten westen viel, ik zag zijn ogen wegdraaien. [9]
3. Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 25 november 2021 onder meer het volgende gerelateerd:
Op 24 november 2021 had ik telefonisch contact met aangeefster [aangeefster] naar aanleiding van het incident wat 20 november 2021 had plaatsgevonden op groep [groep] van [instelling] . Ik vroeg aan [aangeefster] hoe het met het slachtoffer was.
Ik hoorde [aangeefster] het volgende verklaren: “Justitiabele [A] is na het incident behandeld door de bedrijfshulpverlening en heeft daarna ook nog telefonisch contact gehad met een GGD-arts. Naar aanleiding van dit telefonisch contact heeft justitiabele [A] een zogenaamd wekadvies gekregen van de GGD-arts. Justitiabele [A] klaagde toen over hoofdpijn. Wij hadden Justitiabele [A] na het incident zo snel mogelijk een ice-pack gegeven. Vandaag, een paar dagen na het incident, klaagde justitiabele [A] nog over pijn op het hoofd maar niet meer in het hoofd. Ik zag en voelde dat justitiabele [A] nog een behoorlijke bult op zijn hoofd had. ook klaagde justitiabele [A] dat hij sinds het incident achter zijn linkeroor heel veel pijn heeft. Hij kan daar niet op liggen. Ik kon geen zichtbaar letsel waarnemen, behalve de bult op zijn hoofd en dat het achter zijn linkeroor iets roder van kleur was.” [10]
Bewijsoverweging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de tenlastegelegde poging tot zware mishandeling, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte het slachtoffer tegen zijn hoofd heeft getrapt en er ook onvoldoende bewijs is dat sprake was van opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
In de eerste plaats is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het slachtoffer ( [slachtoffer 6] ) tegen het hoofd heeft getrapt toen het slachtoffer op de grond lag. De rechtbank beoordeelt de verklaring van getuige [getuige] namelijk als zeer betrouwbaar. Getuige [getuige] heeft immers gedetailleerd en
begrijpelijk verklaard over wat hij heeft waargenomen. Hij heeft de gedragingen per verdachte beschreven en in dat kader heeft hij verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte een omlaagtrappende beweging in de richting van de nek/het hoofd van het slachtoffer heeft gemaakt. Wat bijdraagt aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring, is het feit dat getuige [getuige] werkzaam is als groepsleider en dat hij de verdachten bij naam kende. Verdachte heeft daarnaast bekend aanwezig te zijn geweest, samen met de twee medeverdachten, en dat hij het slachtoffer pijn wilde doen. Gelet hierop acht de rechtbank de enkele ontkenning van verdachte over de trappende beweging naar het hoofd/de nek van het slachtoffer, niet geloofwaardig.
Uit het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte het slachtoffer tegen het hoofd heeft getrapt, toen het slachtoffer op de grond lag.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is welk strafbaar feit deze gedraging oplevert. Om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van een poging tot zware mishandeling (zoals primair ten laste is gelegd), is vereist dat verdachte op zijn minst het voorwaardelijk opzet heeft gehad op zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank is van oordeel dat het trappen tegen het hoofd of de nek een aanmerkelijke kans oplevert dat het slachtoffer daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat het hoofd en de nek kwetsbare lichaamsdelen zijn, met daarin vitale onderdelen, zoals de hersenen en vitale bloedvaten, en dat één harde klap of trap tegen het hoofd of nek tot ernstig letsel kan leiden. Het met de voet trappen tegen het hoofd of de nek is in zijn algemeenheid aan te merken als gedrag dat naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zo zeer is gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat de verdachte reeds daarmee de aanmerkelijke kans op het intreden van dit gevolg heeft aanvaard. Naar het oordeel van de rechtbank is dat hier niet anders. Verdachte heeft namelijk met zijn voet een omlaagtrappende beweging gemaakt tegen het hoofd dan wel de nek van het slachtoffer, terwijl het slachtoffer weerloos op de grond lag.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde medeplegen van poging tot zware mishandeling, zoals hierna onder 5 omschreven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Parketnummer 16/156369-21
feit 1
op 14 juni 2021 te Almere, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, MacBooks, I-pads en I-phones, die toebehoorden aan de [winkel] , heeft weggenomen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- het [winkel] binnen te gaan en
- te roepen tegen die [slachtoffer 1] : “geld, telefoons” en “hier komen” en
- tegen die [slachtoffer 1] te roepen: “stoppen of ik schiet” en
- een bijl te tonen aan die [slachtoffer 4] en die bijl in de richting van die [slachtoffer 4] te houden en tegen die [slachtoffer 4] te zeggen: “leg je telefoon neer”en
- een pistool, althans een op een pistool/vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] te richten en
- die [slachtoffer 1] vast te pakken bij de schouder en die [slachtoffer 1] te dwingen mee te lopen in de richting van het magazijn en
- te roepen tegen die [slachtoffer 1] : “waar liggen die Ipads, waar ligt alles” en
- die [slachtoffer 2] vast te pakken bij zijn nek en die [slachtoffer 2] een pistool, althans een op een pistool/vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer 2] te zetten en tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: “waar is het magazijn, waar is het magazijn” en
- die [slachtoffer 2] te dwingen om mee te lopen naar het magazijn en
- die [slachtoffer 5] een pistool, althans een op een pistool/vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en dat pistool op die [slachtoffer 5] te richten en tegen die [slachtoffer 5] te zeggen: “MacBooks, waar zijn de MacBooks?” en
- tegen die [slachtoffer 5] en die [slachtoffer 2] te zeggen: “Snel, snel, snel” en “opschieten, opschieten, opschieten” en
- die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 5] te laten zitten op hun knieën in het magazijn en
- die [slachtoffer 1] vast te pakken bij de schouder en die [slachtoffer 1] een bijl te tonen en
- uit het magazijn die voornoemde goederen mee te nemen en weg te halen en in een zak te stoppen en
- met medeneming van voornoemde goederen voornoemde winkel te verlaten en
- een pistool, althans een op een pistool/vuurwapen gelijkend voorwerp, naar die [slachtoffer 4] te richten en/of daarbij te zeggen: “ik ga je neerschieten”;
feit 2
op 14 juni 2021 te Almere een wapen van categorie III, onder 4, van de Wet wapens en munitie, te weten een alarmpistool merk BBM (Bruni), model 92, kaliber 8mm knal, voorhanden heeft gehad.
Parketnummer 16/331908-21
op 20 november 2021 te Sassenheim, gemeente Teylingen, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 6] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- die [slachtoffer 6] heeft geslagen tegen het hoofd, en
- die [slachtoffer 6] heeft getrapt tegen het hoofd en tegen de benen, terwijl die [slachtoffer 6] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Parketnummer 16/156369-21
feit 1
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van feit 1 en 2 is sprake van eendaadse samenloop.
Parketnummer 16/331908-21
primair
medeplegen van een poging tot zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
  • een jeugddetentie voor de duur van 146 dagen met aftrek van het voorarrest;
  • een plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel), geheel voorwaardelijk onder de voorwaarden dat verdachte:
 meewerkt aan de plaatsing bij orthopedagogisch behandelcentrum De Beele (Pluryn) inclusief de geboden behandeling;
 meewerkt aan een vervolgplaatsing bij Inspire of andere vorm van beschermd of begeleid wonen;
 zich houdt aan een contactverbod met de medeverdachten en de slachtoffers;
 meewerkt aan ambulante vervolgbehandeling/hulpverlening bij De Waag of een soortgelijke instelling, zo lang de reclassering dat nodig acht.
De officier van justitie heeft gevorderd te bepalen dat aan SAVE de opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden. Daarnaast heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het daaraan gekoppelde toezicht gevorderd. Ten aanzien van de voorlopige hechtenis heeft de officier van justitie gevorderd het bevel tot voorlopige hechtenis bij vonnis op te heffen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich voor wat betreft de aan verdachte op te leggen straf aangesloten bij de officier van justitie. Voor wat betreft de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf/maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de strafbare feiten
Verdachte heeft zich, samen met twee anderen, schuldig gemaakt aan een overval op een kantoorwinkel, te weten het [winkel] in Almere. Hij is met een alarmpistool de winkel ingegaan, heeft zijn wapen ter hand genomen en is over de toonbank gesprongen, waarna hij één van de medewerkers heeft vastgepakt en hem naar het magazijn heeft gedwongen. Eén van zijn mededaders had een bijl vast. Achterin de winkel hebben de overvallers enkele aanwezige medewerkers op hun knieën laten zitten en gedwongen de waarderuimte te openen, waarna de overvallers de waardevolle Apple goederen hebben overgeladen in een meegenomen hoeslaken . Later is gebleken dat het ging om een grote hoeveelheid telefoons, laptops en tablets met een totale waarde van ongeveer € 12.000,-. Verdachte is er vervolgens met zijn mededaders vandoor gegaan.
Door deze handelwijze heeft verdachte laten zien dat hij geen enkel respect heeft voor andermans goederen en eigendommen en evenmin voor de lichamelijke integriteit van anderen. Hij heeft de slachtoffers veel angst aangejaagd en uit de aangiftes blijkt ook hoe intimiderend deze overval voor hen is geweest. De rechtbank acht dit alles zeer ernstig en vindt het bovendien zorgelijk dat verdachte, die nog jong is, zich aan een dergelijk feit schuldig heeft gemaakt en dat alles kennelijk enkel om er zelf financieel op vooruit te gaan.
Daarnaast heeft verdachte een wapen, te weten een alarmpistool, voorhanden gehad. Doordat dit voorwerp een sprekende gelijkenis vertoont met een echt vuurwapen is dit voorwerp geschikt voor bedreiging of afdreiging, waar verdachte het ook voor heeft gebruikt. Tegen het bezit van dergelijke wapens dient derhalve streng te worden opgetreden.
Terwijl verdachte reeds in de justitiële jeugdinrichting [instelling] verbleef, heeft hij zich aldaar opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, te weten het medeplegen van poging tot zware mishandeling. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte zelfs binnen een dergelijke detentieomgeving geweld niet schuwt. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 27 december 2021, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens een (poging tot) straatroof. Verdachte heeft daar een leerstraf voor opgelegd gekregen voor de duur van 36 uren en een voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 20 uren met een proeftijd van 2 jaren. Binnen deze proeftijd heeft verdachte zich dus opnieuw schuldig gemaakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van:
  • de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming van 11 maart 2022, opgemaakt door G. Pos;
  • de psychiatrische rapportage van 9 maart 2022, opgemaakt door kinder- en jeugdpsychiater K.F.J. Vonhögen;
  • de psychologische rapportages van 22 november 2021 en 7 maart 2022, opgemaakt door gezondheidszorgpsycholoog A.I. de Zwart;
  • de rapportages van SAVE van 14 februari 2022 en 7 maart 2022, opgemaakt door
D. Cornelis.
De psychiatrische rapportage van 9 maart 2022
Uit voornoemde psychiatrische rapportage volgt dat verdachte op jonge leeftijd is gediagnosticeerd met ADHD. Het huidige onderzoek bevestigt deze diagnose. Verder komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een normoverschrijdende-gedragsstoornis en dat hij een disharmonisch intelligentieprofiel heeft, waarbij zijn performale vaardigheden (zoals praktisch inzicht, problemen oplossen en ruimtelijk of visueel inzicht) en verwerkingssnelheid op zwakbegaafd tot benedengemiddeld niveau liggen. Ten tijde van het tenlastegelegde waren deze stoornissen aanwezig.
Ten aanzien van de gewapende overval is het advies van de kinder- en jeugdpsychiater om verdachte het tenlastegelegde, indien bewezen, in verminderde mate toe te rekenen. Bij verdachte is sprake van (onbehandelde) ADHD, waardoor sprake is van impulsiviteit en onvoldoende remming op gedrag. De bestaande gedragsstoornis zorgt ervoor dat onderzochte een verlaagde drempel ervaart om over te gaan tot crimineel gedrag met agressie. Hij stelt zijn eigen belang en gevoel boven die van een ander en is daarmee onvoldoende in staat consequenties van zijn gedrag te overzien en te kiezen voor gedragsalternatieven. Ten aanzien van de ten laste gelegde mishandeling kan er geen advies worden gegeven over het
toerekenen gezien de beperkte informatie die verdachte daarover wil delen.
Voor wat betreft de aan verdachte op te leggen straf blijkt uit de psychiatrische rapportage dat verdachte meer baat zal hebben bij een driemilieuvoorziening dan bij een plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel), waarbij wel van belang wordt geacht dat er een stevig kader is om plaatsing en behandeling vorm te geven, waardoor een voorwaardelijke PIJ-maatregel geadviseerd wordt.
De psychologische rapportages van 22 november 2021 en 7 maart 2022
Gezondheidspsycholoog De Zwart heeft eveneens vastgesteld dat sprake is van een lichte vorm van ADHD, zich uitend in druk, actief en licht impulsief gedrag, aandachts- en concentratieproblemen en een verhoogde afleidbaarheid. Anders dan in de rapportage van 22 november 2021 wordt in de rapportage van 7 maart 2022 ook een normoverschrijdende-gedragsstoornis bij verdachte vastgesteld. Dit komt bij verdachte met name tot uiting in een egocentrische grondhouding, in het stelselmatig overtreden van regels, intimiderend gedrag en een gebrekkige gewetensontwikkeling. Daarnaast heeft verdachte een disharmonisch intelligentieprofiel, waarbij vaardigheden op het gebied van de perfomale capaciteiten en de verwerkingssnelheid op zwakbegaafd tot benedengemiddeld niveau liggen.
Ook De Zwart adviseert de ten laste gelegde overval in verminderde mate toe te rekenen, nu op basis van de bevindingen wordt ingeschat dat de combinatie van ADHD en beperktere cognitieve capaciteiten (binnen een disharmonisch intelligentieprofiel) een rol heeft gespeeld en de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte heeft beïnvloed. Ten aanzien van de ten laste gelegde mishandeling geldt dat de gezondheidspsycholoog geen uitspraak kan doen over de mate van toerekening, nu er geen zicht is gekomen op hoe het feit zich precies voltrok, of er daadwerkelijk sprake was van enige planning of niet, en of en zo ja, welke stoornissen dan een rol gespeeld zouden hebben.
Eveneens door de gezondheidspsycholoog wordt een plaatsing in een driemilieuvoorziening geïndiceerd geacht. Verwacht wordt dat verdachte baat zal hebben bij het orthopedagogische behandelkarakter en een strikte dagstructuur. Men kan dan tevens een passende opleiding en een nuttige vrijetijdsbesteding bieden en hij kan er op den duur mogelijk geholpen worden met het vinden van (betaald) werk. De behandeling dient gericht te zijn op het leren omgaan met regels en begrenzing in negatief gedrag. Ook is het belangrijk dat er samen met hem onderzocht wordt waar zijn onvrede, gebrek aan vertrouwen en neiging tot vijandig reageren naar anderen zijn oorzaak kent, welke gevoelens hieraan ten grondslag liggen en hoe het zijn gedrag en keuzes beïnvloed op een negatieve wijze. Andere belangrijke aandachtspunten zijn het sociale netwerk van verdachte en zijn middelengebruik. Hoewel in de eerdere rapportage van 22 november 2021 werd geadviseerd de plaatsing in een driemilieuvoorziening in het kader van een gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) op te leggen, is in de rapportage van 7 maart 2022, opgemaakt naar aanleiding van het ten laste gelegde medeplegen van poging tot zware mishandeling, de voorwaardelijke PIJ-maatregel geadviseerd. Dit vanwege de zorgelijke ontwikkeling die verdachte heeft laten zien, waardoor niet meer verwacht wordt dat oplegging van een GBM afdoende zal zijn om bij verdachte de gewenste gedragsverandering teweeg te brengen. Indien sprake is van voortdurend structureel, negatief en zelfbepalend gedrag van verdachte, waarmee de behandeling wordt ondermijnd, of als sprake is van recidive, dan wordt terugkeer naar een open/besloten behandelsetting niet meer wenselijk geacht. In dat geval is behandeling in een open driemilieuvoorziening niet toereikend gebleken en zal er opgeschaald moeten worden naar behandeling in een detentiesetting, teneinde de behandeling die verdachte nodig heeft om tot een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling te kunnen komen, te kunnen continueren.
De rapportages van SAVE van 14 februari en 7 maart 2022 en van de Raad voor de Kinderbescherming van 11 maart 2022
De Raad voor de Kinderbescherming en SAVE kunnen zich vinden in voornoemde adviezen tot het opleggen van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Ter terechtzitting van 15 maart 2022 hebben zij hun rapportages toegelicht. G. Pos van de Raad voor de Kinderbescherming heeft verklaard dat de borging van de reeds ingezette behandeling in het vrijwillig kader onder druk is komen te staan. De hoop is dat verdachte niet zal recidiveren of zich zal onttrekken aan de groep, maar als dat wel het geval is, dan wordt detentie niet als een oplossing gezien. Dat is de reden dat een voorwaardelijke PIJ-maatregel aangewezen wordt geacht. De problematiek van verdachte is behandelbaar. D. Cornelis heeft zich bij het standpunt van de Raad voor de Kinderbescherming aangesloten.
De rechtbank neemt de conclusies van de psychiater en de psycholoog over en volgt deze adviezen. De rechtbank zal verdachte daarom als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen ten aanzien van het onder parketnummer 16/156369-21 ten laste gelegde feit 1 (de gewapende overval).
De op te leggen maatregel en straf
PIJ-maatregel
Om de door de officier van justitie gevorderde PIJ-maatregel op te kunnen leggen, moet zijn voldaan aan de verschillende voorwaarden die in artikel 77s Sr worden genoemd. Ten eerste moet verdachte een gebrekkige ontwikkeling of stoornis hebben. Ten tweede moet het feit waarvoor de maatregel wordt opgelegd een misdrijf zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld of het feit moet behoren tot één van de misdrijven omschreven in onder andere artikel 285 Sr. Ten derde moet de PIJ-maatregel volgens de wet noodzakelijk zijn voor de veiligheid van andere personen of goederen. Als laatste moet de PIJ-maatregel in het belang van de ontwikkeling van verdachte zijn.
Gelet op de misdrijven waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt en de conclusies van de gedragskundige rapportages over verdachte, is aan deze voorwaarden voldaan. Bij verdachte is immers vastgesteld dat ten tijde van het plegen van de strafbare feiten sprake was van ADHD, een normoverschrijdende gedragsstoornis en een disharmonisch intelligentieprofiel. Daarnaast worden twee van de drie misdrijven waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt bedreigd met een strafmaximum van vier jaren of meer. Er is een matige tot hoge kans is dat verdachte opnieuw delinquent (gewelddadig) gedrag zal vertonen en de PIJ-maatregel is in het belang van de ontwikkeling van verdachte, aldus de bevindingen van de deskundigen.
De rechtbank zal dan ook een voorwaardelijke PIJ-maatregel aan verdachte opleggen met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming en onderschreven door SAVE. De rechtbank zal een proeftijd van twee jaren verbinden aan de voorwaardelijke PIJ-maatregel.
De rechtbank stelt vast dat de maatregel opgelegd wordt ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen. Derhalve kan de maatregel verlengd worden, telkens met ten hoogste twee jaren en tot een maximum van zeven jaren, zoals bedoeld in artikel 77t, derde lid van het Wetboek van Strafrecht. In het geval dat een betrokkene na afloop van die maximale termijn van zeven jaar en na terugplaatsing niet uitbehandeld is, en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de omzetting van de PIJ-maatregel in TBS eist, voorziet het bepaalde in artikel 77tc van het Wetboek van Strafrecht in omzetting in die maatregel.
Toezicht
De rechtbank zal SAVE Midden-Nederland de opdracht geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft strafbare feiten gepleegd die gericht zijn tegen de onaantastbaarheid van
personen. De deskundigen hebben de kans dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen
ingeschat op matig tot hoog. De rechtbank neemt dat oordeel over. Om die reden beveelt de
rechtbank dat de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar
zijn.
Jeugddetentie
Gelet op de aard en ernst van de feiten en straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, zal de rechtbank aan verdachte – naast de voorwaardelijke PIJ-maatregel – een jeugddetentie opleggen voor de duur van het voorarrest, te weten 144 dagen.
Conclusie
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 144 dagen met aftrek van het voorarrest. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de voorwaardelijke PIJ-maatregel opleggen, met daaraan verbonden de voorwaarden zoals hierna genoemd in het dictum. De voorwaarden en het daaraan gekoppelde toezicht worden dadelijk uitvoerbaar verklaard. Tot slot zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank van 13 augustus 2020 is aan verdachte wegens - kort gezegd - een poging tot diefstal met bedreiging van geweld, in vereniging gepleegd onder meer een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren opgelegd. Op 29 juli 2021 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf gevorderd.
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd over te gaan tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. De vordering ligt daarom in principe voor toewijzing gereed.
Uit het onderzoek ter terechtzitting van 15 maart 2022 is bovendien gebleken dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf past binnen het kader van de fasering die wordt beoogd richting (betaald) werk.
Om die reden zal de vordering worden toegewezen en de eerder opgelegde voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45, 47, 55, 77a, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 302, 312 van het Wetboek van Strafrecht en 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
  • legt aan verdachte op
  • bepaalt dat de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
  • stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
  • als voorwaarden gelden dat verdachte:
 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
 op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig acht;
 op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] , tenzij het herstelbemiddeling betreft, zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig acht;
 meewerkt aan de plaatsing bij orthopedagogisch behandelcentrum De Beele (Pluryn) inclusief de geboden behandeling, ook als dit inhoudt urinecontroles en indien nodig verslavingsbehandeling, school en activiteiten, waarbij geldt dat verlofmomenten ten tijde van de plaatsing bij De Beele alleen mogen worden benut met toestemming van De Beele in overeenstemming met de jeugdreclasseerder en waarbij geldt dat bezoek ten tijde van de plaatsing bij De Beele alleen mag worden ontvangen met goedkeuring van De Beele in overeenstemming met de jeugdreclasseerder;
 meewerkt aan een vervolgplaatsing bij Inspire of een andere vorm van beschermd of begeleid wonen;
 meewerkt aan ambulante vervolgbehandeling/hulpverlening bij De Waag of een soortgelijke instelling, zolang de reclassering dat nodig acht.
waarbij de politie wordt opgedragen toezicht te houden op naleving van de contactverboden;
waarbij SAVE Midden-Nederland opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden (met uitzondering van de contactverboden) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/307322-19
  • wijst de vordering toe;
  • gelast de tenuitvoerlegging van de door de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 13 augustus 2020 opgelegde voorwaardelijke taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.C. Kool, voorzitter, mrs. H. den Haan en R.A. Hebly, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.A. Batelaan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 maart 2022.
Mr. Den Haan is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16/156369-21
feit 1
hij op of omstreeks 14 juni 2021 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, één of meerdere I-mac's en/of één of meerdere I-Books en/of één of meerdere I-pads en/of één of meerdere I-phone's, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan de [winkel] , heeft/hebben weggenomen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- het [winkel] binnen te gaan en/of
- te roepen/te zeggen tegen die [slachtoffer 1] : “geld, telefoons” en/of “hier komen”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te roepen/te zeggen: “stoppen of ik schiet”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- een bijl te tonen aan die [slachtoffer 4] en/of die bijl in de richting van die [slachtoffer 4] te houden en/of tegen die [slachtoffer 4] te zeggen: “leg je telefoon neer”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- een pistool, althans een op een pistool/vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] en/of op die [slachtoffer 3] te richten en/of
- die [slachtoffer 1] vast te pakken bij de schouder en/of die [slachtoffer 1] te dwingen mee te lopen in de richting van het magazijn en/of
- te roepen tegen die [slachtoffer 1] : “waar liggen die Ipads, waar ligt alles”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 2] vast te pakken bij zijn nek en/of schouder en/of die [slachtoffer 2] een pistool, althans een op een pistool/vuurwapen gelijkend voorwerp, op het hoofd van die [slachtoffer 2] te zetten en/of tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: “waar is het magazijn, waar is het magazijn”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 2] te dwingen om mee te lopen naar het magazijn en/of
- die [slachtoffer 5] een pistool, althans een op een pistool/vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en/of dat pistool op die [slachtoffer 5] te richten en/of tegen die [slachtoffer 5] te zeggen: “Mac-books, waar zijn de mac-books?”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer 5] en/of die [slachtoffer 2] te zeggen: “Snel, snel, snel” en/of “opschieten, opschieten, opschieten”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 5] te laten zitten op hun knieën in het magazijn en/of
- die [slachtoffer 1] vast te pakken bij de schouder en/of die [slachtoffer 1] een bijl, althans een op een bijl gelijkend voorwerp, te tonen en/of
- uit het magazijn die voornoemde goederen mee te nemen en/of weg te halen en/of in een zak te stoppen en/of
- met medeneming van de tas/zak met de voornoemde goederen voornoemde winkel te verlaten en/of
- een pistool, althans een op een pistool/vuurwapen gelijkend voorwerp, naar die [slachtoffer 4] te richten en/of daarbij te zeggen: “ik ga je neerschieten”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
feit 2
hij op of omstreeks 14 juni 2021 te Almere een wapen van categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een alarmpistool merk BBM (Bruni), model 92, kaliber 8mm knal, voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
Parketnummer 16/331908-21
hij op of omstreeks 20 november 2021 te Sassenheim, gemeente Teylingen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 6] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- die [slachtoffer 6] één of meerdere malen heeft/hebben gestompt/geslagen in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam, en/of
- die [slachtoffer 6] één of meerdere malen heeft/hebben getrapt/geschopt tegen het hoofd en/of tegen het been/de benen, althans het lichaam, terwijl die [slachtoffer 6] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 november 2021 te Sassenheim, gemeente Teylingen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 6] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 6] één of meerdere malen te stompen/te slaan in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam, en/of
- die [slachtoffer 6] één of meerdere malen te trappen/te schoppen tegen het hoofd en/of tegen het been/de benen, althans het lichaam, terwijl die [slachtoffer 6] op de grond lag.
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt processen-verbaal. Die processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 augustus 2021, doorgenummerde dossierpagina’s 1-533, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, Districtsrecherche Flevoland, onderzoek Gamelan/MD2R021081. Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
2.Pagina’s 166-177.
3.Pagina’s 185-189.
4.Pagina’s 192-195.
5.Pagina’s 198-204.
6.Pagina’s 205-210.
7.Pagina’s 534-537.
8.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt processen-verbaal. Die processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 21 december 2021, doorgenummerde dossierpagina’s 1-30, opgemaakt door de politie Eenheid Den Haag, District Leiden-Bollenstreek, Basisteam Katwijk-Noordwijk, registratienummer PL1500-2021344340. Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
9.Pagina 13.
10.Pagina 15.