ECLI:NL:RBMNE:2022:1141

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
28 maart 2022
Zaaknummer
UTR 21/5068
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijstandsuitkering verlaagd wegens niet meewerken aan belastbaarheidsonderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die sinds 13 februari 2020 een bijstandsuitkering ontvangt, en de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug, die als verweerder optreedt. De zaak betreft de verlaging van de bijstandsuitkering van eiser met 100% voor de duur van één maand, omdat hij zonder geldige reden niet heeft meegewerkt aan een belastbaarheidsonderzoek. Eiser heeft tegen het besluit van verweerder beroep ingesteld, nadat zijn bezwaar ongegrond was verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser twee keer niet is verschenen voor het belastbaarheidsonderzoek en dat hij niet heeft gereageerd op een vacature bij een bedrijf. Eiser heeft aangevoerd dat hij handklachten had als gevolg van een operatie en dat hij op goede gronden niet heeft meegewerkt aan het onderzoek. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser voldoende op de hoogte was van de verplichtingen rondom het belastbaarheidsonderzoek en dat hij niet heeft voldaan aan de verzoeken van zijn klantmanager om informatie te verstrekken over zijn herstel.

De rechtbank concludeert dat eiser om redenen die niet gerechtvaardigd zijn, niet heeft meegewerkt aan het belastbaarheidsonderzoek. Dit leidt tot de conclusie dat verweerder gehouden was om een maatregel op te leggen. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, en er zijn geen gronden aangevoerd tegen de hoogte en duur van de maatregel. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/5068

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. B.J.P. Toonen),
en

Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug, verweerder

(gemachtigde: M. Arendsen).

Procesverloop

1. Eiser ontvangt sinds 13 februari 2020 een bijstandsuitkering. In het besluit van 25 augustus 2021 (primair besluit) heeft verweerder deze uitkering met 100% verlaagd voor de duur van één maand vanaf 1 augustus 2021.
1.1.
In het besluit van 25 november 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.2.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 24 februari 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

2. Verweerder heeft een maatregel opgelegd, omdat eiser zonder geldig reden twee keer niet is verschenen voor een belastbaarheidsonderzoek. Verweerder heeft aan de maatregel ook ten grondslag gelegd dat eiser niet gereageerd heeft op een vacature bij [bedrijf] . Door niet naar de afspraken voor een belastbaarheidsonderzoek te komen, heeft verweerder niet kunnen vaststellen dat eiser, zoals hij stelt, niet bij [bedrijf] kon werken vanwege klachten aan zijn hand als gevolg van een operatie.
3. Eiser voert aan dat hij geen kans had op de baan bij [bedrijf] , omdat hij toen handklachten had als gevolg van een operatie. Eiser heeft hiervan bewijs van zijn ergotherapeut overgelegd, die hem adviseerde nog niet te gaan werken. Verder stelt eiser dat hij op goede gronden niet heeft meegewerkt aan het belastbaarheidsonderzoek. Hij heeft de afspraak op 5 augustus 2021 afgezegd, omdat hij toen weer volledig belastbaar was. Hij meent dat een onderzoek daarom overbodig was.
4. De rechtbank gaat uit van de volgende van belang zijnde feiten.
In 2020 heeft eiser niet gesolliciteerd, omdat hij in afwachting was van een operatie aan zijn hand in verband met artrose. Deze operatie werd door corona steeds uitgesteld en vond uiteindelijk in maart 2021 plaats. Op 26 mei 2021 heeft eisers klantmanager hem per mail gevraagd om met spoed contact op te nemen in verband met een vacature bij [bedrijf] . Eiser heeft op dezelfde dag gereageerd met de mededeling dat zijn telefoon het niet doet en dat werken geen optie is, omdat hij nog moest herstellen en hij pas over drie weken mocht beginnen met oefeningen en therapie. In reactie daarop heeft eisers klantmanager voorgesteld dat eiser wel alvast kennis zou maken met de werkgever. Eiser zou zo alvast een dagdeel kunnen meedraaien, gebruikmakend van zijn goede hand. Verder kondigde de klantmanager aan dat eiser een medische keuring zou krijgen. Zo zou kunnen worden vastgesteld wat zijn belastbaarheid was. De klantmanager verzocht eiser om gegevens op te sturen over zijn herstelplan (afsprakenkaart arts en behandelaar). Eiser heeft hierop gereageerd met de mededeling dat hij nog niks kon doen met zijn hand. Hij verwees de klantmanager naar eisers ergotherapeut in Zeist. Daarop heeft de klantmanager aan eiser gemaild of hij de gegevens (afsprakenkaart) wilde mailen. Op 9 juni 2021 heeft de klantmanager nogmaals telefonisch met eiser besproken dat hij zou worden aangemeld voor een medische keuring.
5. Gezien de hiervoor weergegeven gang van zaken oordeelt de rechtbank dat een medische keurig een passende en op de persoon van eiser toegesneden voorziening was. Deze voorziening was, gelet op de individuele feiten en omstandigheden, aangewezen om eisers belastbaarheid te onderzoeken. Eiser had immers in reactie op de vacature bij [bedrijf] aangegeven dat werken geen optie was vanwege de operatie aan zijn hand. Ondanks herhaaldelijk verzoek van zijn klantmanager, heeft eiser echter geen gegevens van zijn behandelaar verstrekt waaruit dit had kunnen blijken. Hierdoor was het voor zijn klantmanager niet duidelijk in welke mate eiser belastbaar was voor werk en of eisers weigering om in te gaan op de vacature bij [bedrijf] al dan niet verwijtbaar was. Een medische keuring was een op eiser toegesneden voorziening die hieromtrent duidelijkheid had kunnen verschaffen. Eiser is voldoende op de hoogte gesteld van het feit dat er een belastbaarheidsonderzoek werd ingesteld. Dit is hem namelijk op 26 mei 2021 per mail en op 9 juni 2021 per telefoon meegedeeld. Eiser wist dus dat hij een medische keuring zou krijgen en dat hij verplicht was om hieraan zijn medewerking te verlenen.
6. Eiser is vervolgens voor deze medische keuring uitgenodigd door medTadvies voor een afspraak op 22 juli 2021. Op deze afspraak is eiser zonder bericht niet verschenen. Op 23 juli 2021 heeft medTadvies een afspraakbevestiging gestuurd voor een nieuwe afspraak op 5 augustus 2021. Voor deze tweede afspraak op 5 augustus 2021 heeft eiser zich op 23 juli 2021 afgemeld, maar zonder geldige reden. Het was namelijk niet aan eiser om zelf te beslissen dat de medisch keuring niet meer nodig was, omdat hij naar zijn mening volledig was hersteld. Of eiser nou hersteld was of niet, hij had naar het belastbaarheidsonderzoek kunnen en ook moeten gaan. Dat hij op 5 augustus 2021 op vakantie was, is ook geen geldige reden om niet naar de medische keuring te komen. Dit al niet, omdat eiser deze vakantie niet aan verweerder had doorgegeven.
7. Uit het voorgaande volgt dat eiser om redenen die dat niet rechtvaardigen, niet heeft meegewerkt aan het belastbaarheidsonderzoek. Hieruit volgt dat bij eiser niet elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt van het niet meewerken aan het belastbaarheidsonderzoek. Dit betekent dat verweerder gehouden was een maatregel op te leggen. De door eiser in beroep overgelegde gegevens van de ergotherapeut leiden de rechtbank niet tot een ander oordeel.
Eiser had de informatie van zijn ergotherapeut moeten inleveren op het moment dat zijn klantmanager daar in mei 2021 om vroeg en niet pas in beroep. Zoals verweerder ter zitting nog heeft toegelicht, had deze zaak wel anders kunnen lopen als eiser deze informatie in mei 2021 had verstrekt. Eisers klantmanager heeft toen evenwel andere stappen gezet en heeft eiser aangemeld voor een medische keuring. Hieraan heeft eiser dus verwijtbaar niet meegewerkt. Dat eiser in beroep alsnog informatie van zijn behandelaar heeft overgelegd, werpt geen andere licht op de gang van zaken die tot het opleggen van de maatregel heeft geleid.
8. Eiser heeft tegen het de hoogte en de duur van de maatregel geen gronden aangevoerd.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.R. Hoogenberk, griffier. De beslissing is uitgesproken op 15 maart 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de rechter is verhinderd om
deze uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.