ECLI:NL:RBMNE:2022:1138
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling na intrekking beroep Wia-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 maart 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wia). Verzoekster had in eerste instantie een uitkering op basis van de Wia aangevraagd, maar deze aanvraag werd door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) afgewezen, omdat verzoekster voor minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Na een bezwaarprocedure, waarin het bezwaar van verzoekster ongegrond werd verklaard, heeft verzoekster beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 11 november 2021 is verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde, verschenen, terwijl de gemachtigde van het UWV ook aanwezig was.
Op 10 december 2021 heeft het UWV echter een nieuw besluit genomen, waarbij het bezwaar van verzoekster gegrond werd verklaard en haar alsnog een Wia-uitkering werd toegekend. Hierna heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, waarop het UWV heeft aangegeven geen verweer te voeren en een proceskostenveroordeling te verwachten.
De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV geheel tegemoet is gekomen aan de beroepsgronden van verzoekster en heeft het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. De totale proceskosten zijn vastgesteld op € 1.529,16, inclusief een reiskostenvergoeding. Tevens is het UWV verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.