ECLI:NL:RBMNE:2022:1126

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
28 maart 2022
Zaaknummer
16-074495-20 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot zware mishandeling van een kind met bewezenverklaring van mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 maart 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling van een kind, en subsidiair van mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond tussen 13 en 14 november 2018 te Houten, waarbij de verdachte alleen was met het kind, hierna aangeduid als [slachtoffer]. De rechtbank heeft vastgesteld dat het letsel van [slachtoffer] niet-accidenteel is ontstaan, zoals blijkt uit een NFI-rapport. De verdachte heeft ontkend het letsel te hebben veroorzaakt, maar de rechtbank concludeert dat het letsel tijdens de periode dat de verdachte alleen met [slachtoffer] was, is ontstaan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, die voorwaardelijk is opgelegd met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de mishandeling, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een verstandelijke beperking en een lichte vorm van autisme. De rechtbank heeft ook de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure meegewogen, wat heeft geleid tot een lagere straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-074495-20 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 maart 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1996] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. D.R. Kops, advocaat te Breukelen, alsmede raadsvrouw mr. P. van der Geest, advocaat te Utrecht, namens de benadeelde partij [getuige] (moeder van het slachtoffer: hierna [slachtoffer] ) naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair
in de periode van 13 november 2018 tot en met 14 november 2018 te Houten, heeft geprobeerd [slachtoffer] , zijnde een kind dat hij opvoedt als behorende tot zijn gezin, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
Subsidiair
in de periode van 13 november 2018 tot en met 14 november 2018 te Houten, [slachtoffer] , zijnde een kind dat hij opvoedt als behorende tot zijn gezin, heeft mishandeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
De officier van justitie acht in ieder geval het voorwaardelijk opzet op zwaar lichamelijk letsel aanwezig gezien het geconstateerde letsel en dat [slachtoffer] een erg jong slachtoffer betreft, dat reeds door deze jonge leeftijd kwetsbaar kan zijn indien sprake is van uitwendig inwerkend geweld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde.
Er is hiervoor geen wettig en overtuigend bewijs. Voor de bloeduitstorting op het achterhoofd van [slachtoffer] heeft verdachte een verklaring gegeven, waaruit volgt dat deze plek door een ongelukkige val veroorzaakt kan zijn. Deze verklaring wordt niet tegengesproken door de bevindingen van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). Er is dan dus geen sprake van opzet.
Voor de andere letsels is volgens de verdediging het moment waarop [slachtoffer] bij de verdachte is gekomen relevant. Volgens de verdediging staat op basis van de verklaring van de vader vast dat [slachtoffer] de betreffende woensdagochtend is afgezet bij de verdachte en zijn vriendin (moeder van [slachtoffer] ). Er was op een foto, die dezelfde ochtend was gedeeld, al een blauwe plek in het gezicht van [slachtoffer] zichtbaar. Daardoor kan niet worden uitgesloten dat de verwondingen door een ander dan de verdachte zijn toegebracht. Er is volgens de verdediging evenmin bewijs voor voorwaardelijk opzet nu [slachtoffer] niet stevig door de verdachte is vastgepakt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat [slachtoffer] geen zichtbaar letsel had toen haar moeder [slachtoffer] in de zorg van verdachte achterliet. Toen de moeder in de avond terugkeerde zag zij samen met verdachte veel zichtbare letsels bij [slachtoffer] . Volgens het NFI is dit niet-accidenteel letsel. Verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer] overdag heeft mishandeld.
Aangezien het letsel bij [slachtoffer] is ontstaan tijdens de uren dat verdachte alleen was met [slachtoffer] , komt de rechtbank, gelet op de navolgende bewijsmiddelen, wel tot de conclusie dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld. Gezien de aard van de aangetroffen letsels kan echter niet worden bewezen op welke wijze of met welke intensiteit verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld, zodat opzet op (een poging tot) het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel niet kan worden bewezen. De verdachte zal daarom voor het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
- Verklaring van de verdachte ter terechtzitting
Mevrouw [getuige] (de rechtbank begrijpt: de moeder van [slachtoffer] ) moest die dag weg. Samen met mevrouw [getuige] heb ik haar (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) op haar bedje gelegd. Zij (de rechtbank begrijpt: mevrouw [getuige] ) ging toen naar een afspraak. Vanaf dat moment was ik alleen thuis met haar (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ).
[…]
Ik heb geen blauwe plekken gezien toen ik [slachtoffer] had gewassen. Toen ik haar uit de douche haalde had ze ook nog geen blauwe plekken. Ook eerder op de dag niet. In de avond nadat mevrouw [getuige] thuiskwam heb ik die pas gezien, samen met mevrouw [getuige] . [2]
- Getuigenverklaring van mevrouw [getuige] d.d. 18 november 2021
O: In de telefoon zoekt [getuige] de foto op die [verdachte] gestuurd had. Bij de foto staat “woensdag en het tijdstip 14:18 uur
V: Wat zie je op de foto?
A: Ik zie dat [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) een wondje onder haar oog heeft en dat ze een blauwe plek op haar wang heeft
V: Had [slachtoffer] die blauw plek en kras al toen jij van huis weg ging?
A: Nee.
Rond half zeven zouden we haar uit bed halen. Wat kan je daarover zeggen?
A: wij wilden haar uit bed halen en deden de lichten aan. Wij schrokken toen allebei want [slachtoffer] haar gezicht was helemaal blauw. […] Ze was huilerig, ze had blauwe plekken in haar gezicht en onder haar ogen. [3]
- NFI-rapport
In dit geval concludeert ondergetekende op basis van de medische bevindingen, literatuur, en kennis en ervaring, dat de bij dit meisje aangetroffen combinatie van aan de buitenzijde van het lichaam zichtbare huidafwijkingen (onderhuidse bloeduitstortingen én kras/schaafletsels) - gezien het grote aantal, de uitgebreidheid, aspect en locatie - veel waarschijnlijker is onder het scenario niet-accidenteel toedracht dan onder het scenario zelf toegebracht letsel of accidenteel letsel. [4]
en
- ten minste 20 onderhuidse bloeduitstortingen verspreid over het lichaam, links en rechts, in het gelaat en onder de kin, linker oor, op de borst, links op de onderbuik en op het rechter bovenbeen; op één rode huidverkleuring na allen aan de voorkant van het lichaam;- hiernaast waren op meerdere plaatsen kras/schaaf letsels: boven en/of onder de ogen, in de hals, op de borst en op het rechterbeen;- er was een subgaleale bloeduitstorting op het achterhoofd;- er was een amylase enzymverhoging. [5]
en
Onderhuidse bloeduitstortingen ontstaan door stomp botsend en/of samendrukkend mechanische krachtsinwerking met of tegen een voorwerp of lichaamsdeel (zoals bijvoorbeeld drukken, (aan)klemmen, knijpen, (ergens tegenaan) slaan of (zich) stoten, stompen, vallen, enzovoorts). [6]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen het volgende af. . Toen de moeder van [slachtoffer] in de ochtend van 14 november 2018 vertrok en [slachtoffer] aan de zorg van verdachte toevertrouwde was er geen sprake van zichtbaar letsel bij [slachtoffer] . Verdachte heeft op deze dag gedurende meerdere uren alleen op [slachtoffer] gepast en was gedurende deze periode alleen in het huis met [slachtoffer] . Op het moment dat de moeder van [slachtoffer] later op die dag [slachtoffer] weer zag, werd door haar en verdachte aanzienlijk letsel bij [slachtoffer] geconstateerd, bestaande uit ten minste 20 onderhuidse bloeduitstortingen en meerdere kras/schaafletsels verspreid over het lichaam en gezicht. Volgens het NFI is het veel waarschijnlijker dat dit letsel, in combinatie met een bij [slachtoffer] geconstateerde subgaleale bloeduitstorting op het achterhoofd en een amylase enzymverhoging niet-accidenteel is toegebracht dan dat het zelf toegebracht letsel of accidenteel letsel betreft. Een medische verklaring voor het spontaan ontstaan van bloeduitstortingen is ook niet aanwezig.
De rechtbank concludeert uit het hiervoor overwogene dat het niet anders kan zijn dan dat een persoon dit letsel heeft toegebracht en dat verdachte deze persoon is geweest. Het door de verdediging naar voren gebrachte argument dat mogelijk één rode plek in het gezicht van [slachtoffer] al zichtbaar was aan het begin van de dag (foto van rond 10.15 uur) maakt dit niet anders. Feit is dat een veelheid aan blauwe plekken en krassen/schaafletsel pas voor het eerst is gezien nadat verdachte een aantal uren met [slachtoffer] alleen in huis is geweest. Verdachte verklaart zelf ook geen letsel gezien te hebben tot het moment dat [slachtoffer] ’s avonds door de moeder van [slachtoffer] met hem samen is gezien. Anders dan de verdediging heeft aangevoerd kan het letsel dus niet eerder ontstaan zijn.
Gelet op de aard en de omvang van het letsel, gaat de rechtbank ervan uit dat dit letsel opzettelijk, tenminste in voorwaardelijke zin, is toegebracht. Het subsidiair ten laste gelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen. Uit het NFI-rapport valt geen specifieke feitelijke oorzaak voor het aangetroffen letsel af te leiden, maar worden verschillende denkbare oorzaken genoemd. In de bewezenverklaring zijn deze naast elkaar als mogelijke oorzaak gehandhaafd, maar dit betekent niet dat de rechtbank verdachte al deze feitelijke gedragingen verwijt.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Subsidiair
hij op 14 november 2018 te Houten, [slachtoffer] , geboren op [2017] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
- meermalen, althans éénmaal, te slaan en/of stompen en/of op een hard oppervlak te laten vallen en/of tegen een hard oppervlak te slaan en/of stoten, in elk geval (heftig) uitwendig inwerkend botsend en/of stompend geweld op/tegen haar hoofd uit te oefenen en/of
- meermalen, althans eenmaal, vast te pakken en/of met kracht door elkaar en/of op en neer te schudden, in elk geval anderszins geweld uit te oefenen op haar lichaam en/of haar hoofd.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
mishandeling,

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot: een taakstraf van 80 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 40 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. Bij bewezenverklaring acht de verdediging slechts het subsidiair ten laste bewezen. Verdachte is kwetsbaar en er is sprake van een enorm tijdsverloop. Dat dit zijn weerslag heeft op de verdachte is ook te zien ter zitting. Toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht is de enige optie. Een taakstraf opleggen heeft geen toegevoegde waarde.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft het dochtertje van zijn vriendin mishandeld toen hij alleen met haar thuis was. [slachtoffer] was destijds 16 maanden oud en was afhankelijk van de verdachte ten aanzien van haar veiligheid en welbevinden. [slachtoffer] is naar aanleiding van de mishandeling opgenomen geweest in het ziekenhuis. Ook moest zij een forensisch onderzoek ondergaan dat ook inbreuk maakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . De verdachte heeft niet alleen het vertrouwen van [slachtoffer] , maar ook dat van haar beide ouders beschaamd.
De mishandeling van [slachtoffer] heeft diepe impact gehad op beide ouders. Dit blijkt uit het dossier, maar ook uit de door de raadsvrouw van de moeder voorgelezen slachtofferverklaring ter zitting. Het heeft de moeder van [slachtoffer] pijn gedaan dat ze vlak na de mishandeling overal werd buitengelaten. Toen [slachtoffer] uit het ziekenhuis kwam mocht zij haar niet zien.
Daarnaast had de mishandeling tot gevolg dat de moeder haar dochter alleen mocht zien in het bijzijn van de vader. Dit gold ook voor haar ouders. Dit heeft niet alleen invloed op het leven van de moeder en ook haar ouders gehad, maar heeft ook een wissel getrokken op de vader. Hij moest deze extra taak combineren met de zorg voor zijn dochter en zijn werk.
Tot slot neemt de rechtbank het de verdachte kwalijk dat hij geen openheid van zaken heeft gegeven. Zowel in de richting van de ouders, als de familie van [slachtoffer] is de onzekerheid van wat er is gebeurd met [slachtoffer] een zware last. Dit wordt ook weergegeven in de slachtofferverklaring van de moeder van [slachtoffer] .
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met het blanco uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 31 januari 2022.
Uit een reclasseringsadvies van d.d. 6 oktober 2021, uitgebracht door Fivoor, blijkt dat verdachte een verstandelijke beperking en een lichte vorm van autisme heeft. Er zijn beschermende factoren: betrokkene woont in een begeleide woonvorm, heeft ambulante begeleiding, neemt deel aan het arbeidsproces en staat onder bewind. De relatie met de moeder van [slachtoffer] is in 2020 beëindigd en verdachte heeft sinds 2018 geen contact meer gehad met [slachtoffer] . Derhalve wordt de kans op recidive laag ingeschat. Bij een veroordeling adviseert Fivoor een geheel voorwaardelijke straf zonder het opleggen van bijzondere voorwaarden.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een voorwaardelijke taakstraf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor mishandeling uit van een geldboete van € 750,00.. Het opleggen van een geldboete doet geen recht aan de ernst van deze zaak. De rechtbank wil tot uitdrukking brengen dat de mishandeling van een zo jong en kwetsbaar kind zwaarder bestraft moet worden, ten opzichte van de toepasselijke oriëntatiepunten.
Rechterlijk pardon
Hetzelfde geldt voor het verzoek van de verdediging om artikel 9a Wetboek van Strafrecht toe te passen. Ook hier is geen ruimte voor gezien de ernst van de zaak. De persoonlijkheid van de verdachte, dan wel andere omstandigheden, maken dat niet anders.
Overschrijding redelijke termijnDe rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende.
In de situatie van verdachte stelt de rechtbank de aanvang van de redelijke termijn vast op 14 februari 2019. Toen werd verdachte na ontbieding aangehouden buiten heterdaad en verhoord inzake de mishandeling van [slachtoffer] op 14 november 2018.
Daarmee is de redelijke termijn in ernstige mate overschreden, te weten met meer dan één jaar. Bij een dergelijke overschrijding is niet in algemene zin tot uitdrukking te brengen welke gevolgen dit dient te hebben, maar moet gehandeld worden naar bevind van zaken.
Dat de overschrijding zeer zwaar op de schouders van verdachte heeft gedrukt bleek ter terechtzitting. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben.
Conclusie
De rechtbank acht, alles afwegende, in beginsel een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren, passend en geboden, maar zal deze, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn en de persoon van de verdachte, geheel voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaren.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 40 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 20 dagen hechtenis;
-
bepaalt dat de taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (zegge: twee) jarenvast;
- als
algemene voorwaardegeldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.O. Zuurmond, voorzitter, mrs. H.A. Gerritse en A.J.R. Buisman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H.A. de Poot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 maart 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 november 2018 tot en met 14 november 2018 te Houten, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] , geboren op [2017] , zijnde een kind dat hij opvoedt als
behorende tot zijn gezin,
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- meermalen, althans éénmaal, die [slachtoffer] heeft geslagen en/of gestompt en/of tegen een hard voorwerp heeft laten vallen en/of tegen een hard oppervlak heeft laten vallen en/of gestoten, in elk geval (heftig) uitwendig inwerkend botsend en/of stompend geweld op/tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] heeft en/of
- meermalen, althans éénmaal, die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of met kracht door elkaar en/of op en neer heeft geschud, in elk geval anderszins geweld heeft uitgeoefend op het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
artikel 304 ahf/ond 1 Wetboek van strafrecht
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 november 2018 tot en met 14 november te Houten, althans in Nederland,
een kind dat hij opvoedt als behorende tot zijn gezin, [slachtoffer] , geboren op [2017] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
- meermalen, althans éénmaal, te slaan en/of stompen en/of op een hard oppervlak te laten vallen en/of tegen een hard oppervlak te slaan en/of stoten, in elk geval (heftig) uitwendig inwerkend botsend en/of stompend geweld op/tegen haar hoofd uit te oefenen en/of
- meermalen, althans eenmaal, vast te pakken en/of met kracht door elkaar en/of op en neer te schudden, in elk geval anderszins geweld uit te oefenen op haar lichaam en/of haar hoofd;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 april 2020, genummerd 2018329526, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 324. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Verklaring verdachte ter terechtzitting op 15 maart 2022.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 136.
4.NFI Rapport naar aanleiding van een medisch forensisch onderzoek bij een 16 maanden oud meisje, p. 319.
5.NFI Rapport naar aanleiding van een medisch forensisch onderzoek bij een 16 maanden oud meisje, p. 322.
6.NFI Rapport naar aanleiding van een medisch forensisch onderzoek bij een 16 maanden oud meisje, pagina 315