9.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft in een tijdvak van ruim twaalf jaar steeds lange periodes online gezocht naar kinderpornografisch materiaal, en zich daarmee schuldig gemaakt aan het een gewoonte maken van het verwerven en bezitten van kinderporno. Op de computers en telefoon van verdachte zijn meer dan 30.000 foto’s en tientallen video’s met kinderpornografisch materiaal gevonden. Dit terwijl verdachte wist, of in ieder geval had behoren te weten, dat bij het maken van kinderporno aan kinderen zware (psychische) schade wordt toegebracht. Door te handelen zoals hij heeft gedaan heeft verdachte langdurig bijgedragen aan de vraag die het maken van kinderporno in stand houdt. De rechtbank rekent dit verdachte ernstig aan.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zij heeft daarbij allereerst gelet op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 10 januari 2022. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank weegt dit niet in het voor- of nadeel van verdachte mee.
Op 8 februari 2022 is over verdachte een Pro-Justitia-rapportage opgemaakt door I.G.A Kusters, klinisch psycholoog, onder supervisie van I.M. van Woudenberg, GZ-psycholoog. Uit deze rapportage volgt – kort samengevat – onder meer het volgende. Bij verdachte is sprake van een vermijdende persoonlijkheidsstoornis, wat blijkt uit gevoelens van onzekerheid, minderwaardigheid, zijn vermijding ten aanzien van sociale interacties en overgevoeligheid voor een negatief oordeel en angst voor kritiek, afkeuring en afwijzing. Daarnaast is er sprake van trekken van een afhankelijke persoonlijkheidsstoornis, wat naar voren komt in zijn angst om tegen de mening van een ander in te gaan en het feit dat hij tot het uiterste gaat en zelfs onplezierige dingen doet om afkeuring te voorkomen. Uit het psychologische onderzoek volgt dat het aannemelijk is dat het downloaden van en kijken naar kinderporno in elk geval gedeeltelijk verband houdt met de vermijdende persoonlijkheidsstoornis van verdachte. Geadviseerd wordt daarom om verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Verdachte is vanuit zijn stoornis gevoelig voor spanningen en heeft al vanaf jonge leeftijd een inadequate coping aangeleerd. Hij heeft veel onderdrukte emoties en gebruikt het kijken naar kinderporno als een manier om met zijn emoties om te gaan. Zolang verdachte geen behandeling krijgt gericht op zijn persoonlijkheidsproblematiek, en niet leert om zijn emoties te onderkennen en reguleren, is het risico op recidive hoog.
Om het recidiverisico te verlagen adviseert de deskundige, naast een behandeling gericht op het downloaden van en kijken naar kinderporno en diagnostiek naar de aanwezigheid van parafiliën of pedoseksuele voorkeuren, een (intensieve) behandeling gericht op de persoonlijkheidspathologie van verdachte. Binnen deze behandeling zouden doelen gesteld moeten worden gericht op het (h)erkennen van emoties en met name woede en het leren reguleren hiervan, bijvoorbeeld via psychomotore therapie. Daarnaast is het van belang dat de partner van verdachte bij de behandeling wordt betrokken. Geadviseerd wordt om een forensisch ambulante behandeling bij De Waag of soortgelijke instelling op te leggen aan verdachte, als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf. Daarnaast wordt een verplicht toezicht vanuit de reclassering van belang geacht om de continuïteit te garanderen en de risicofactoren gedurende de behandeling, te monitoren, waaronder het controleren van gegevensdragers.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundige over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van en rekening gehouden met een reclasseringsadvies over verdachte d.d. 21 februari 2022, opgemaakt door mevrouw H.M.D. Bloemen, reclasseringswerker. Uit dit advies volgt – kort samengevat – dat de reclassering zich kan vinden in het hierboven omschreven advies. De reclassering schat het risico in als gemiddeld tot hoog. De reclassering heeft een drietal bijzondere voorwaarden geadviseerd, namelijk een meldplicht, ambulante behandeling en een gebod op het vermijden van kinderporno. Verdachte heeft zich bereid verklaard aan deze voorwaarden mee te werken en open te staan voor behandeling.
Strafoplegging
Om te bevorderen dat landelijk door rechtbanken voor vergelijkbare feiten ongeveer dezelfde straf wordt opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten voor strafoplegging ontwikkeld (de LOVS-oriëntatiepunten). Het LOVS-oriëntatiepunt voor het een gewoonte maken van het bezit van kinderporno, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden. De rechtbank hanteert dit oriëntatiepunt als uitgangspunt. De lange pleegperiode, de hoeveelheid aangetroffen kinderpornografisch materiaal en het feit dat verdachte in een deel van de pleegperiode in een proeftijd liep van een voorwaardelijk sepot voor soortgelijke feiten, zijn omstandigheden die de rechtbank strafverzwarend in haar oordeel meeweegt. Ook is strafverzwarend dat de afbeeldingen zeer jonge kinderen betreffen, terwijl de afgebeelde seksuele handelingen mede bestaan uit het – in meerdere varianten – binnendringen van het lichaam van deze zeer jonge kinderen.
Ter terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte in de bewezenverklaarde periode ook perioden op eigen initiatief heeft geabstineerd van het bezitten en het verwerven van kinderporno. De rechtbank heeft dit onderkend, maar is van oordeel dat dit geen strafverminderende omstandigheid oplevert omdat desondanks nog altijd een zeer lange pleegperiode resteert. Strafverminderend weegt de rechtbank wel mee dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van het feit, alsook zijn bekennende proceshouding.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat in dit geval niet kan worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Het opleggen van een forse gevangenisstraf is passend en geboden, zowel in het kader van algemene als speciale preventie. Met de straf wordt beoogd verdachte van het strafwaardige van zijn gedrag te doordringen en te voorkomen dat hij in de toekomst in de verleiding komt opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal, ter voorkoming van recidive, van de gevangenisstraf een substantieel deel voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van drie jaar. Hierbij zullen de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden opgelegd. De rechtbank is met de verdediging, alsook de deskundigen en de officier van justitie, van oordeel dat verdachte intensief dient te worden behandeld voor zijn problematiek. De rechtbank ziet daarin echter, gelet op onder meer de ernst van het feit, geen reden om af te zien van het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het voorgaande leidt er alles overwegende toe dat de rechtbank een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 18 maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar.