ECLI:NL:RBMNE:2022:1118

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
25 maart 2022
Zaaknummer
536276 / HA RK 22-64
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening en onterecht gericht tegen gehele rechtbank

Op 15 maart 2022 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechtbank in de zaak met nummer 9553828 AC EXPL 21-2777. De wrakingskamer heeft besloten om geen mondelinge behandeling te houden. De ontvankelijkheid van het verzoek werd beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Verzoeker heeft de rechtbank gewraakt omdat hij geen uitstel heeft gekregen voor het indienen van een conclusie van antwoord. De wrakingskamer oordeelt dat een wrakingsverzoek alleen kan worden ingediend tegen individuele rechters en niet tegen de rechtbank als geheel. Dit betekent dat verzoeker niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoek.

Daarnaast is vastgesteld dat verzoeker al op 10 februari 2022 op de hoogte was van de feiten die aan het wrakingsverzoek ten grondslag lagen. Het verzoek is pas op 15 maart 2022 ingediend, wat meer dan een maand later is. De wrakingskamer concludeert dat dit tijdsverloop te laat is, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. Aangezien dergelijke omstandigheden niet zijn aangetoond, wordt verzoeker ook om deze reden niet-ontvankelijk verklaard.

De wrakingskamer heeft de beslissing op 22 maart 2022 openbaar uitgesproken. De griffier is opgedragen om deze beslissing te communiceren aan verzoeker en andere betrokken partijen. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Zaaknummer/rekestnummer: 536276 / HA RK 22-64
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 22 maart 2022
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker] ,wonende in [woonplaats] ,
verder te noemen: verzoeker.

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft op 15 maart 2022 het verzoek tot wraking van de rechtbank ingediend in de zaak met zaaknummer 9553828 AC EXPL 21-2777.
1.2.
De wrakingskamer heeft, gelet op het onderstaande, afgezien van een mondelinge behandeling.

2.De ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek

2.1.
In de hoofdzaak is verzoeker gedagvaard door [bedrijf] B.V. Deze zaak is nog niet toegewezen aan een rechter. Verzoeker heeft de rechtbank gewraakt omdat hij niet opnieuw uitstel heeft gekregen om een conclusie van antwoord in te dienen.
2.2.
Op grond van artikel 36 Rv kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Hieruit volgt dat een wrakingsverzoek slechts kan worden ingediend tegen een individuele rechter die de zaak behandelt. De onderbouwing van het wrakingsverzoek van verzoeker is gericht op de rechtbank in het geheel. Omdat de wet niet de mogelijkheid biedt van wraking van een rechtscollege in zijn geheel, zoals door verzoeker is verzocht, zal verzoeker niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn wrakingsverzoek.
2.3.
Voor het overige geldt ook dat de grond die verzoeker aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd volledig ziet op het feit dat de griffier van de rechtbank op 10 februari 2022 aan verzoeker heeft gemaild dat hij niet nog een keer uitstel zou krijgen om zijn conclusie van antwoord in te dienen. Verzoeker was dus op 10 februari 2022 al op de hoogte van de feiten en omstandigheden waarop het verzoek tot wraking steunt. Het wrakingsverzoek is pas op 15 maart 2022 ingediend bij de rechtbank. Dat is ruim een maand later. De wrakingskamer is van oordeel dat dit in beginsel te laat is, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die dit tijdsverloop rechtvaardigen. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is de wrakingskamer in dit geval niet gebleken. Dus ook om die reden zal verzoeker niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn wrakingsverzoek.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek;
3.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoeker, andere betrokken partijen en de president van deze rechtbank;
3.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 9553828 AC EXPL 21-2777 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.G. Nicholson, voorzitter, en mr. C.S.K. Fung Fen Chung en mr. J.P. Killian als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.