ECLI:NL:RBMNE:2022:1117

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 maart 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4581
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag persoonsgebonden budget op basis van de Wet langdurige zorg wegens gebrek aan gewaarborgde hulp

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een aanvraag voor een persoonsgebonden budget (pgb) had ingediend, en Zilveren Kruis Zorgkantoor, de verweerder. Eiser had een Wlz-indicatie voor onbepaalde tijd met het zorgprofiel 'GGZ Wonen met intensieve begeleiding'. De aanvraag voor een pgb werd door verweerder afgewezen, omdat eiser geen gewaarborgde hulp had, wat volgens de wetgeving een vereiste is voor het verkrijgen van een pgb.

Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat hij al jaren een pgb op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) had beheerd zonder problemen. Hij betoogde dat de wet geen gewaarborgde hulp voorschrijft en dat verweerder voldoende mogelijkheden heeft om hem aan te spreken als het beheer van het pgb niet goed verloopt. Tijdens de zitting werd duidelijk dat eiser momenteel geen gewaarborgde hulp heeft, wat een cruciaal punt in deze zaak is.

De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht geen pgb heeft verleend, omdat de wet dwingend voorschrijft dat een gewaarborgde hulp aanwezig moet zijn voor personen met het zorgprofiel 'GGZ wonen met intensieve begeleiding'. De rechtbank concludeerde dat, ondanks de argumenten van eiser, de wetgeving geen ruimte biedt voor een belangenafweging in dit geval. Eiser werd andere mogelijkheden voor passende zorg voorgehouden, zoals zorg in natura vanuit een gecontracteerde zorgaanbieder. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4581

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P.D. Koren),
en

Zilveren Kruis Zorgkantoor, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Gezer).

Procesverloop

Bij besluit van 15 juli 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag voor een persoonsgebonden budget (pgb) op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz) afgewezen.
Bij besluit van 2 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 februari 2022 via een online verbinding. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens is verschenen zijn echtgenote [A] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Aan eiser is een Wlz-indicatie voor onbepaalde tijd afgegeven met het zorgprofiel ‘GGZ Wonen met intensieve begeleiding’. Eiser heeft verweerder om een pgb verzocht. Sinds de Wlz-indicatie heeft eiser nog geen passende zorg kunnen vinden.
2. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat eiser geen gewaarborgde hulp heeft en daarom niet in aanmerking komt voor een pgb. Verweerder heeft geen ruimte om af te wijken van deze wetgeving.
3. Eiser voert aan dat hij al jaren zonder problemen een eigen pgb op grond van de de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) heeft beheerd Verder heeft verweerder voldoende mogelijkheden om eiser erop aan te spreken als het beheren van het pgb niet goed verloopt. Daarnaast stelt eiser dat de wet geen gewaarborgde hulp voorschrijft. Uit de Memorie van Toelichting (MvT) bij de Wlz blijkt dat verweerder zorgvuldig en individueel moet afwegen of de aanvrager een pgb krijgt. Het bestreden besluit is in strijd met de menselijke maat.
4. Niet in geschil is dat eiser zorg nodig heeft op grond van de Wlz. Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat eiser momenteel geen gewaarborgde hulp heeft.
5. In artikel 5.6 sub a van de Regeling langdurige zorg (Rlz) is bepaald dat aan personen aangewezen op het zorgprofiel ‘GGZ wonen met intensieve begeleiding’ geen persoonsgebonden budget wordt verleend, tenzij deze persoon een gewaarborgde hulp heeft.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eiser terecht geen pgb verleend. Hoewel uit de MvT blijkt dat de wetgever met cliëntenorganisaties gesproken heeft over de mogelijke situatie dat iemand met een ‘GGZ wonen’ zorgprofiel geen persoon in het sociaal netwerk heeft om gewaarborgde hulp te zijn, heeft de wetgever besloten een gewaarborgde hulp dwingend voor te schrijven. Verweerder heeft hierdoor geen ruimte om een belangenafweging te maken. Dat eiser stelt zelf een pgb te kunnen beheren en dit jarenlang zelfstandig gedaan heeft toen hij een pgb op grond van de Wmo ontving maakt dat niet anders.. Aangezien eiser geen gewaarborgde hulp heeft, komt hij niet in aanmerking voor een pgb op grond van de Wlz.
Verweerder heeft eiser andere mogelijkheden voorgehouden om passende zorg te krijgen, zoals zorg in natura vanuit een gecontracteerde zorgaanbieder.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van
mr. drs, N.L.K.J. Li, griffier. De beslissing is uitgesproken op 21 maart 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
de rechter is verhinderd te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.