Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 28
- de akte vermeerdering van eis met producties 29 tot en met 35
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van [gedaagde]
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 11 januari 2022 dat zich beperkt tot hetgeen ter zitting is aangevoerd over de vordering tot tussenkomst van [onderneming 2]
2.Waar gaat de zaak over?
ex-echtgenote van [A] .
- erkennen/doen ontstaan van een huurrelatie tussen [onderneming 2] als verhuurder en [onderneming 4] BV als huurder,
- niet incasseren van een huurachterstand bij [gedaagde] ,
- laten opstellen van een taxatierapport en het aan de hand daarvan verlagen van de huurprijs,
- onrechtmatig opeisen van een geldlening door [onderneming 2] bij [eiser] ,
- doen opzeggen van de huurovereenkomst tussen [onderneming 2] en [onderneming 3] .
In verband met de continuïteit van de onderneming van [onderneming 4] BV en de rust in het bedrijfspand is de aanwezigheid van [eiser] in het pand ongewenst, net als eventueel contact tussen hem en werknemers, cliënten of relaties.
3.De beoordeling
[onderneming 2] . [A] zet (via [onderneming 4] BV) de onderneming van de voormalige maatschap voort in het bedrijfspand. [onderneming 3] is van de ex-vrouw van [A] , en zij heeft inmiddels een relatie met [eiser] . Dat dit spanning geeft tussen alle betrokkenen, inclusief de medewerkers van zowel [onderneming 4] als van [onderneming 3] staat als een paal boven water, en het blijkt ook uit wat partijen daarover hebben aangevoerd. [onderneming 2] is niet gediend met spanning tussen huurders. De tandartspraktijk is veruit de grootste huurder, dus het vertrek van [onderneming 3] valt vanuit het belang van [onderneming 2] heel goed te billijken.
stelt dat [gedaagde] misbruik maakt van haar executiebevoegdheid door tot executie van dwangsommen over te gaan vanwege gedragingen die wat [eiser] betreft geen schendingen zijn van het vonnis in kort geding van 6 oktober 2021. De contacten die [eiser] heeft gelegd zijn volgens hem niet in strijd met de daarin opgelegde verboden. Volgens [eiser] heeft hij huurders benaderd in zijn hoedanigheid van bestuurder van [onderneming 2] . Bovendien was het hem als bestuurder van [onderneming 2] toegestaan om contact te onderhouden met zijn mede-bestuurder [gedaagde] en diens vertegenwoordiger [A] . Op de zitting heeft [eiser] desgevraagd toegelicht dat er executoriale beslagen zijn gelegd op drie auto’s en op het banksaldo bij de ABN AMRO bank vanwege vermeende verbeurde dwangsommen van in totaal € 9.000,-.
3.11. Het kortgedingvonnis had echter niet tot doel om elk contact tussen de procespartijen te verhinderen. Daarbij komt dat [A] niet als medewerker en/of zakelijke relatie van de voormalige maatschap is te kwalificeren. Om die reden vallen de contacten die [eiser] per Whatsapp respectievelijk per e-mail op 30 oktober 2021, 3 november 2021,
9 november 2021 (productie 31) en 24 november 2021 met [A] heeft onderhouden niet te kwalificeren als schendingen door [eiser] van de opgelegde verboden. Voor zover de (derden)beslagen zien op de executie van dwangsommen voor contactmomenten van [eiser] met [A] is naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook voldaan aan het vereiste van misbruik van bevoegdheid.
€ 4.000,- op vermeende schendingen door het leggen van contact door [eiser] met [A] . Een bedrag van € 5.000,- ziet op overige schendingen (vgl. productie 30). Dat betekent dat de gevorderde opheffing van de beslagen niet volledig kan worden toegewezen. De voorzieningenrechter ziet wel aanleiding om het mindere toe te wijzen van wat is gevorderd, door de vordering waarvoor de beslagen zijn gelegd te herbegroten op een bedrag van
€ 6.500,- (inclusief rente en kosten). De (derden)beslagen moeten tot dit bedrag worden beperkt. Voor zover de executoriale (derden)beslagen meer dan het herbegrote bedrag van
€ 6.500,- hebben geraakt, moeten deze (derden)beslagen worden opgeheven. Nu de voorzieningenrechter de executoriale (derden)beslagen voor het meerdere dan het begrote bedrag opheft, ontbreekt een belang bij de door [eiser] gevorderde dwangsom. Hetzelfde geldt voor de vordering om, op straffe van een dwangsom, bewijzen te verstrekken van de opheffing van de executoriale (derden)beslagen.
1.016,00
3.16. Het subsidiaire verzoek van [gedaagde] om het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren bij toewijzing van de vorderingen van [eiser] , zal worden afgewezen omdat het niet is onderbouwd.
4.De beslissing
€ 6.500,- hebben geraakt,