ECLI:NL:RBMNE:2022:1085

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
23 maart 2022
Zaaknummer
16/042170-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van hennep en medeplichtigheid aan diefstal van elektriciteit

Op 22 februari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van hennep en medeplichtigheid aan de diefstal van elektriciteit. De verdachte, geboren in 1971, had in de periode van 23 januari 2020 tot en met 2 april 2020 in een pand te [plaats] 330 hennepplanten en 46 hennepstekjes aanwezig gehad. Daarnaast was hij medeplichtig aan de diefstal van elektriciteit van [bedrijf 1] door middel van braak en/of verbreking. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn woning ter beschikking had gesteld voor de exploitatie van een hennepkwekerij en hiervoor maandelijks contante betalingen ontving. Tijdens de terechtzitting op 8 februari 2022 heeft de officier van justitie de feiten als wettig en overtuigend bewezen aangemerkt, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit voor de hoofdfeiten. De rechtbank heeft de verklaring van de verdachte als aannemelijk beoordeeld, maar heeft hem vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit van het telen van hennep. De rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan het opzettelijk aanwezig hebben van hennep en medeplichtigheid aan de diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand opgelegd, met een proeftijd van twee jaar.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/042170-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven te [woonplaats] , [adres 1] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 februari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T.M. van Wanrooij en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. A.S. Bissumbhar, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1 primair:
in de periode van 23 januari 2020 tot en met 2 april 2020 in [plaats] met anderen in een pand aan de [adres 2] opzettelijk 330 hennepplanten en/of 46 hennepstekjes heeft geteeld en/of aanwezig heeft gehad;
feit 1 subsidiair:
medeplichtig is geweest aan het in de periode van 23 januari 2020 tot en met 2 april 2020 in [plaats] in een pand aan de [adres 2] opzettelijk telen en/of voorhanden hebben van 330 hennepplanten en/of 46 hennepstekjes;
feit 2 primair:
in de periode van 2 februari 2019 tot en met 2 april 2020 in [plaats] met anderen door middel van braak en/of verbreking elektriciteit heeft gestolen van [bedrijf 1] .;
feit 2 subsidiair:
medeplichtig is geweest aan het in de periode van 2 februari 2019 tot en met 2 april 2020 in [plaats] met anderen door middel van braak en/of verbreking stelen van elektriciteit van [bedrijf 1] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht – zakelijk weergegeven – de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft haar standpunt verwoord in een ter terechtzitting voorgedragen en overgelegde pleitnota. De raadsvrouw heeft – zakelijk weergegeven – verzocht verdachte vrij te spreken van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten. Zij heeft zich met betrekking tot het onder feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van de onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten [1]
1. Verbalisant [verbalisant] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 8 april 2020 – zakelijk weergeven – het volgende gerelateerd [2] :
Op 2 april 2020 stelde ik een onderzoek in naar de woning gelegen aan de [adres 2]
te [plaats] . Op het genoemde adres staat de volgende persoon ingeschreven:
Achternaam: [verdachte]
Voornaam: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum] 1971
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Het bleek dat op genoemd adres een hennepkwekerij met hennepplanten aanwezig was. Het bleek dat de woning wel bewoond werd. De verschillende vertrekken in de woning maakten een nette en gebruikte indruk. Nergens lag een grote hoeveelheid stof. Ik trof op de eettafel recente correspondentie aan, gericht aan [verdachte] en/of [bedrijf 2] , ter attentie van [verdachte] .
Kweekruimte A
Ik zag dat de inpandige garage, op de begane grond, geheel was ingericht als kweekruimte. Vanuit de hal van de woning is de garage bereikbaar. Ik stelde vast dat in deze kweekruimte 108 hennepplanten aanwezig waren en 46 stekjes van hennepplanten.
Kweekruimte B
Via een vaste trap is de bovenste verdieping van de woning bereikbaar. In de zolderkamer trof ik een kweekruimte aan met daarin 222 hennepplanten.
Vaststelling hennep
Ik constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij vele eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat de aangetroffen planten hennepplanten waren. Ik constateerde, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen.
Stroomvoorziening
De stroomvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht door een fraude-inspecteur bij
netwerkbeheerder [bedrijf 1] . Hierbij werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen.
2. Verdachte is op 24 mei 2020 door de politie verhoord en heeft blijkens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor– zakelijk weergegeven – het volgende verklaard [3] :
V: Wie wonen er allemaal in het pand [de rechtbank begrijpt: het pand aan de [adres 2] in [plaats] ]?
A: Alleen ik.
V: Hoeveel hennepplanten stonden er per m2 in de hennepkwekerij?
A: In totaal stonden er 330 planten.
A: De jongens die het opgebouwd hebben, hebben me bedreigd.
V: Konden zij zelf de woningen in door een sleutel?A: Ja.A: Ze kwamen 1 keer in de zoveel tijd langs om de planten te verzorgen en te knippen. Hun regelde alles. Ik heb er zelf niks aan gedaan.A: Ze wilden eigenlijk die kamers huren. Ik zou 1000 euro per maand krijgen en hun zouden de rekeningen betalen.V: Welke rekeningen?A: Van de huur en dat soort dingen, de vaste lasten.V: En is dat gebeurd?A: Ja.V: Hoe ging dat?A: Ze betaalden mij elke maand contant. Ik storten dat weer op mijn rekening.V: Weet je daar het rekeningnummer van?
A: Ja.. [rekeningnummer]
V: Zijn alle contact stortingen in de afgelopen 2 jaar afkomstig van de contanten betalingen van de kwekerij?
A: Principe wel.V: Om hoeveel geld ging het per maand?A: Rond de 1400 a 1500 euro aan rekeningenV: plus die 1000 dan nog?A: Ja die stort ik ook af en toe op de ING om dingen zelf van de betalen.
V: Ongeveer 2 jaar geleden. Waren er daarvoor ook nog stortingen of zijn deze begonnen met de kwekerij?
A: Ja ook van mezelf. Toen zaten er twee andere jongens in.
A: Die deden het zelfde...
V: Ook kwekerijen?
A: Ja, het draait al 7 jaar. De jongens kregen ruzie onderling en hebben mij toen
laten zitten en toen ben ik met de andere in contact gekomen om er vanaf te komen.
3. [A] heeft namens [bedrijf 1] . op 10 april 2020 bij de politie aangifte gedaan en heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte,– zakelijk weergegeven – het volgende verklaard [4] :
Pleegplaats: [plaats]Adres: [adres 2]
Op 2 april 2020 is door fraudespecialist van [bedrijf 1] . een onderzoek ingesteld naar de aansluiting, waaronder de meetinrichting die eigendom is van [bedrijf 1] . en die zich bevindt in bovengenoemd perceel.
Na het verwijderen van de illegaal aangebrachte zegel en het deksel van de aansluitkast zag hij dat aan de onderzijde van de zekeringhouders een illegale 3 fasen elektriciteitsaansluiting was gemaakt. Hij zag dat deze illegale 3 fasen elektriciteitsaansluiting buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage en deze voorzag van elektriciteit. Uit ervaring weet hij dat door een illegale aansluiting onder de zekeringhouders te maken, het mogelijk is meer vermogen af te nemen dan dat de contractueel overeengekomen en geïnstalleerde hoofdzekeringen zouden doorlaten. Hij weet dat daardoor schade en hinder werd veroorzaakt aan [bedrijf 1] ., omdat de juiste tarievenregeling niet juist kon worden toegepast. Voorts heeft hij vastgesteld dat het gelijktijdige af te nemen vermogen van de getransporteerde elektriciteit niet meer in overeenstemming was met de installatie.
Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd.
Uit het door [bedrijf 1] . ingestelde onderzoek is gebleken dat er een hennepplantage was ingericht in ieder geval in de periode van 2 februari 2019 tot 2 april 2020. De aangetroffen teelt was tenminste 10 weken oud [de rechtbank begrijpt: ten minste vanaf 23 januari 2020] . Door mij is een berekening gemaakt waaruit blijkt dat minimaal 106.519 kWh illegaal is afgenomen (weggenomen) ten behoeve van de hennepplantage.
4. Verdachte heeft tijdens
de terechtzittingvan 8 februari 2020 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
U, officier van justitie, vraagt mij naar de diefstal van elektriciteit. Ik had moeten weten dat de elektriciteitsrekening hoog zou moeten zijn.
U, jongste rechter, vraagt mij of ik ten tijde van de exploitatie van de hennepkwekerij de meterkast heb bekeken. Ik heb wel de meterkast opengetrokken.
De bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde feit
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat in de woning aan de [adres 2] in [plaats] op 2 april 2020 een hennepkwekerij is aangetroffen met daarin 330 hennepplanten en 46 hennepstekjes. Verdachte heeft tijdens het politieverhoor van 24 mei 2020 verklaard dat hij zijn woning sinds ongeveer zeven jaar voor de exploitatie van een hennepkwekerij aan een aantal jongens ter beschikking heeft gesteld. Hij heeft in ruil daarvoor elke maand € 1.000,00 aan contant geld ontvangen. Daarnaast ontving verdachte elke maand € 1.400,00 à € 1.500,00, zodat de vaste lasten konden worden betaald. Deze geldbedragen heeft hij telkens op zijn bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] gestort.
De rechtbank acht voornoemde verklaring van verdachte aannemelijk geworden en overweegt daartoe als volgt. Verdachte heeft direct na zijn aanhouding, nog voordat het politieonderzoek was afgerond en het procesdossier aan hem was verstrekt, tijdens het eerste politieverhoor opening van zaken gegeven. Hij heeft uitgebreid en gedetailleerd verklaard, waarbij hij controleerbare en verifieerbare aanknopingspunten heeft gegeven voor een eventueel nader onderzoek door de politie. De verklaring van verdachte vindt steun in een later door de politie uitgevoerd financieel onderzoek, waaruit volgt dat vanaf 2013 tot en met 2020 maandelijks contante geldbedragen op de bankrekening met voornoemd rekeningnummer werden bijgeschreven. Vanaf deze bankrekening werden vervolgens de vaste lasten, waaronder de huur van de woning, betaald. De door verdachte geschetste tijdlijn, namelijk dat hij twee jaar geleden met andere personen ging samenwerken, is tevens terug te zien in de daling van de stortingen in 2018. De rechtbank zal de tijdens het eerste politieverhoor afgelegde verklaring van verdachte dan ook als uitgangspunt nemen.
De rechtbank stelt vervolgens vast dat verdachte:
  • wetenschap had van de hennepkwekerij in zijn woning en ook heeft ingestemd met het voorstel van de jongens om die hennepkwekerij te starten;
  • ten tijde van de exploitatie van de hennepkwekerij zijn vaste verblijfplaats in de woning had;
  • feitelijk toegang had tot de hennepkwekerij die was gesitueerd in zijn woning;
  • aan de opbouw en exploitatie van de hennepkwekerij geen einde heeft gemaakt, terwijl dat als feitelijk bezitter van de woning in zijn macht lag.
De ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte dat de deuren van de kweekruimtes op slot zaten en hij geen toegang tot de kweekruimtes had, acht de rechtbank ongeloofwaardig. De rechtbank overweegt dat de verbalisant hierover bij het aantreffen van de hennepkwekerij niets heeft geverbaliseerd. Verdachte heeft bovendien tijdens zijn politieverhoor verklaard dat in de kweekruimtes in totaal 330 hennepplanten stonden. Dit betreft het exacte aantal hennepplanten dat later door de verbalisanten is aangetroffen. De verklaring van verdachte ter terechtzitting lijkt dan ook enkel te zijn ingegeven door de wens om zichzelf te ontlasten.
De rechtbank is, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, van oordeel dat de verdachte als medepleger van het
opzettelijk aanwezighebben van 330 hennepplanten en 46 hennepstekjes kan worden beschouwd, zoals onder 1 primair is ten laste gelegd. De rechtbank acht dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Niet vastgesteld kan worden dat ook sprake is van het tezamen en in vereniging
opzettelijk telenvan de hennepplanten. Op basis van voornoemde bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld dat verdachte voor het telen nauw en bewust met de onbekend gebleven anderen heeft samengewerkt. Van dat onderdeel van de tenlastelegging zal de rechtbank verdachte vrijspreken.
Vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde feit en bewijsoverweging ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit
De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat hennepkwekerijen vaak illegaal van stroom worden voorzien door een aftakking op een bestaande elektriciteitsinstallatie aan te brengen. Verdachte moet geacht worden daarvan op de hoogte te zijn geweest. De kwekerij was gevestigd in de woning van verdachte en verdachte verbleef daar ook feitelijk. Verdachte heeft bovendien verklaard dat hij tijdens de exploitatie van de hennepkwekerij in de meterkast heeft gekeken en dat hij de energierekeningen betaalde. Verdachte had – ook volgens zijn eigen verklaring – kunnen en moeten weten dat de energierekeningen die hij betaalde hoger hadden moeten zijn, nu hem bekend was dat dat de in de kweekruimtes aanwezige lampen en afzuiginstallaties grote hoeveelheden stroom verbruiken.
De rechtbank is op grond van het voorgaande en de omstandigheid dat verdachte zijn woning ter beschikking heeft gesteld voor de exploitatie van een hennepkwekerij, van oordeel dat verdachte op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat illegaal elektriciteit zou worden afgenomen ten behoeve van die hennepkwekerij. De rechtbank acht derhalve op grond van de aangifte en de verklaring van de verdachte wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de tenlastegelegde periode als medeplichtige schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van elektriciteit met andere onbekend gebleven personen. Nu uit voornoemde bewijsmiddelen niet vast is komen te staan dat verdachte zelf handelingen heeft verricht om de elektriciteit te kunnen wegnemen, of op een andere wijze nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt, zal de rechtbank verdachte van het onder 2 primair ten laste gelegde feit vrijspreken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair:op tijdstippen in de periode van 23 januari 2020 tot en met 2 april 2020 te [plaats] , tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres 2] een hoeveelheid van 330 hennepplanten en 46 hennepstekjes, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 2 subsidiair:onbekend gebleven personen op tijdstippen in de periode van 2 februari 2019 tot en met 2 april 2020 te [plaats] , een hoeveelheid elektriciteit (totaal ongeveer 106.519 kWh, die toebehoorde aan [bedrijf 1] ., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die onbekend gebleven personen die weg te nemen hoeveelheid elektriciteit onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 2 februari 2019 tot en met 2 april 2020 te [plaats] meermalen opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft, door aan die onbekend gebleven personen de woning gelegen aan de [adres 2] voor die diefstal ter beschikking te stellen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2 subsidiair:
medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 120 uren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – zakelijk weergegeven – verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder de omstandigheid dat verdachte zijn verantwoordelijkheid heeft genomen en niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld. De raadsvrouw acht de oplegging van een taakstraf passend.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten en hennepstekjes in zijn woning en is medeplichtig aan de diefstal van elektriciteit. Door een hoeveelheid hennep aanwezig te hebben, heeft verdachte willens en wetens de regelgeving met betrekking tot softdrugs overtreden. De regulering van het voorhanden hebben van de op lijst II van de Opiumwet voorkomende middelen – de hennepproducten – beoogt de risico's voor de (volks)gezondheid te beperken. In het algemeen geldt voor verdovende middelen immers dat zij verslavend zijn, met alle nadelige gevolgen van dien voor de gebruikers zelf en voor de samenleving als geheel. Verdachte heeft voor die gevolgen geen oog gehad, maar zich slechts laten leiden door zijn eigen financiële gewin. Met het voorhanden hebben van de hennep heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van een illegale markt voor softdrugs. Aan dergelijke handel medewerking verlenen, op welke wijze dan ook, is laakbaar en kan verdachte worden verweten. Het op illegale wijze onttrekken van elektriciteit voor de hennepkwekerij en het onkundig aanleggen van de elektrische installatie levert bovendien (brand)gevaar op voor de omgeving.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op een op naam van verdachte gesteld uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 31 december 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De op te leggen straf
Voor de onder 1 primair en 2 subsidiair bewezen verklaarde feiten zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht geen in de binnen de organisatie van de Rechtspraak geldende landelijke oriëntatiepunten vastgesteld. Daarom heeft de rechtbank bij het bepalen van de straffen voor het bewezen verklaarde met name gelet op de straffen die doorgaans worden opgelegd in vergelijkbare zaken.
Gelet op alle voornoemde afwegingen is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand aangewezen is. De rechtbank acht, mede gelet op de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, direct opening van zaken heeft gegeven en verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn gedragingen, een proeftijd van één jaar passend en geboden. De rechtbank zal verdachte daarnaast een taakstraf voor de duur van 120 uren opleggen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 48, 49, 57, 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 primair ten laste gelegde feit niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart de onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair en 2 subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart de onder 1 primair en 2 subsidiair bewezen verklaarde feiten strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
-
veroordeeltverdachte tot een gevangenisstraf van
één (1) maand;
-
bepaaltdat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
-
steltdaarbij een proeftijd van
één (1) jaarvast;
-
steltals algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-
veroordeeltverdachte tot een taakstraf van
120 uren;
-
beveeltdat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
60 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, mr. R.B. Eigeman en mr. D. Lunenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M.M. Weyers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 februari 2022.
Mrs. Den Haan, Lunenburg en Weyers zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 januari 2020 tot en met 2 april 2020 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 330 hennepplanten
en/of 46 hennepstekjes, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 januari 2020 tot en met 2 april 2020 te [plaats] met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand gelegen aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 330 hennepplanten en/of 46 hennepstekjes, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 23 januari 2020 tot en met 2 april 2020 te [plaats] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
2
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 februari 2019 tot en met 2 april 2020 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid elektriciteit (totaal ongeveer 106.519 kWh), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [bedrijf 1] ., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid elektriciteit onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 februari 2019 tot en met 2 april 2020 te [plaats] , een hoeveelheid elektriciteit (totaal ongeveer 106.519 kWh), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die onbekend gebleven personen en/of aan verdachte toebehoorde, te weten aan [bedrijf 1] ., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl die onbekend gebleven persoon/personen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheid elektriciteit onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 2 februari 2019 tot en met 2 april 2020 te [plaats] , meermalen, althans eenmaal, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door aan die onbekend gebleven persoon/personen de woning gelegen aan de [adres 2] voor die diefstal ter beschikking te stellen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 oktober 2020, met zaakregistratienummer PL0900-2020341100, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 001 tot en met 114. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 07 tot en met 09.
3.Pagina’s 89 tot en met 95.
4.Pagina’s 29 tot en met 31.