4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van de onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten
1. Verbalisant [verbalisant] heeft in een
proces-verbaal van bevindingenvan 8 april 2020 – zakelijk weergeven – het volgende gerelateerd:
Op 2 april 2020 stelde ik een onderzoek in naar de woning gelegen aan de [adres 2]
te [plaats] . Op het genoemde adres staat de volgende persoon ingeschreven:
Achternaam: [verdachte]
Voornaam: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum] 1971
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Het bleek dat op genoemd adres een hennepkwekerij met hennepplanten aanwezig was. Het bleek dat de woning wel bewoond werd. De verschillende vertrekken in de woning maakten een nette en gebruikte indruk. Nergens lag een grote hoeveelheid stof. Ik trof op de eettafel recente correspondentie aan, gericht aan [verdachte] en/of [bedrijf 2] , ter attentie van [verdachte] .
Kweekruimte A
Ik zag dat de inpandige garage, op de begane grond, geheel was ingericht als kweekruimte. Vanuit de hal van de woning is de garage bereikbaar. Ik stelde vast dat in deze kweekruimte 108 hennepplanten aanwezig waren en 46 stekjes van hennepplanten.
Kweekruimte B
Via een vaste trap is de bovenste verdieping van de woning bereikbaar. In de zolderkamer trof ik een kweekruimte aan met daarin 222 hennepplanten.
Vaststelling hennep
Ik constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij vele eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat de aangetroffen planten hennepplanten waren. Ik constateerde, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen.
Stroomvoorziening
De stroomvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht door een fraude-inspecteur bij
netwerkbeheerder [bedrijf 1] . Hierbij werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen.
2. Verdachte is op 24 mei 2020 door de politie verhoord en heeft blijkens het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van verhoor– zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
V: Wie wonen er allemaal in het pand [de rechtbank begrijpt: het pand aan de [adres 2] in [plaats] ]?
A: Alleen ik.
V: Hoeveel hennepplanten stonden er per m2 in de hennepkwekerij?
A: In totaal stonden er 330 planten.
A: De jongens die het opgebouwd hebben, hebben me bedreigd.
V: Konden zij zelf de woningen in door een sleutel?A: Ja.A: Ze kwamen 1 keer in de zoveel tijd langs om de planten te verzorgen en te knippen. Hun regelde alles. Ik heb er zelf niks aan gedaan.A: Ze wilden eigenlijk die kamers huren. Ik zou 1000 euro per maand krijgen en hun zouden de rekeningen betalen.V: Welke rekeningen?A: Van de huur en dat soort dingen, de vaste lasten.V: En is dat gebeurd?A: Ja.V: Hoe ging dat?A: Ze betaalden mij elke maand contant. Ik storten dat weer op mijn rekening.V: Weet je daar het rekeningnummer van?
A: Ja.. [rekeningnummer]
V: Zijn alle contact stortingen in de afgelopen 2 jaar afkomstig van de contanten betalingen van de kwekerij?
A: Principe wel.V: Om hoeveel geld ging het per maand?A: Rond de 1400 a 1500 euro aan rekeningenV: plus die 1000 dan nog?A: Ja die stort ik ook af en toe op de ING om dingen zelf van de betalen.
V: Ongeveer 2 jaar geleden. Waren er daarvoor ook nog stortingen of zijn deze begonnen met de kwekerij?
A: Ja ook van mezelf. Toen zaten er twee andere jongens in.
A: Die deden het zelfde...
V: Ook kwekerijen?
A: Ja, het draait al 7 jaar. De jongens kregen ruzie onderling en hebben mij toen
laten zitten en toen ben ik met de andere in contact gekomen om er vanaf te komen.
3. [A] heeft namens [bedrijf 1] . op 10 april 2020 bij de politie aangifte gedaan en heeft, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte
proces-verbaal van aangifte,– zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Pleegplaats: [plaats]Adres: [adres 2]
Op 2 april 2020 is door fraudespecialist van [bedrijf 1] . een onderzoek ingesteld naar de aansluiting, waaronder de meetinrichting die eigendom is van [bedrijf 1] . en die zich bevindt in bovengenoemd perceel.
Na het verwijderen van de illegaal aangebrachte zegel en het deksel van de aansluitkast zag hij dat aan de onderzijde van de zekeringhouders een illegale 3 fasen elektriciteitsaansluiting was gemaakt. Hij zag dat deze illegale 3 fasen elektriciteitsaansluiting buiten de elektriciteitsmeter om liep naar de hennepplantage en deze voorzag van elektriciteit. Uit ervaring weet hij dat door een illegale aansluiting onder de zekeringhouders te maken, het mogelijk is meer vermogen af te nemen dan dat de contractueel overeengekomen en geïnstalleerde hoofdzekeringen zouden doorlaten. Hij weet dat daardoor schade en hinder werd veroorzaakt aan [bedrijf 1] ., omdat de juiste tarievenregeling niet juist kon worden toegepast. Voorts heeft hij vastgesteld dat het gelijktijdige af te nemen vermogen van de getransporteerde elektriciteit niet meer in overeenstemming was met de installatie.
Door de manipulatie werd de afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd.
Uit het door [bedrijf 1] . ingestelde onderzoek is gebleken dat er een hennepplantage was ingericht in ieder geval in de periode van 2 februari 2019 tot 2 april 2020. De aangetroffen teelt was tenminste 10 weken oud [de rechtbank begrijpt: ten minste vanaf 23 januari 2020] . Door mij is een berekening gemaakt waaruit blijkt dat minimaal 106.519 kWh illegaal is afgenomen (weggenomen) ten behoeve van de hennepplantage.
4. Verdachte heeft tijdens
de terechtzittingvan 8 februari 2020 – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
U, officier van justitie, vraagt mij naar de diefstal van elektriciteit. Ik had moeten weten dat de elektriciteitsrekening hoog zou moeten zijn.
U, jongste rechter, vraagt mij of ik ten tijde van de exploitatie van de hennepkwekerij de meterkast heb bekeken. Ik heb wel de meterkast opengetrokken.
De bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde feit
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat in de woning aan de [adres 2] in [plaats] op 2 april 2020 een hennepkwekerij is aangetroffen met daarin 330 hennepplanten en 46 hennepstekjes. Verdachte heeft tijdens het politieverhoor van 24 mei 2020 verklaard dat hij zijn woning sinds ongeveer zeven jaar voor de exploitatie van een hennepkwekerij aan een aantal jongens ter beschikking heeft gesteld. Hij heeft in ruil daarvoor elke maand € 1.000,00 aan contant geld ontvangen. Daarnaast ontving verdachte elke maand € 1.400,00 à € 1.500,00, zodat de vaste lasten konden worden betaald. Deze geldbedragen heeft hij telkens op zijn bankrekening met rekeningnummer [rekeningnummer] gestort.
De rechtbank acht voornoemde verklaring van verdachte aannemelijk geworden en overweegt daartoe als volgt. Verdachte heeft direct na zijn aanhouding, nog voordat het politieonderzoek was afgerond en het procesdossier aan hem was verstrekt, tijdens het eerste politieverhoor opening van zaken gegeven. Hij heeft uitgebreid en gedetailleerd verklaard, waarbij hij controleerbare en verifieerbare aanknopingspunten heeft gegeven voor een eventueel nader onderzoek door de politie. De verklaring van verdachte vindt steun in een later door de politie uitgevoerd financieel onderzoek, waaruit volgt dat vanaf 2013 tot en met 2020 maandelijks contante geldbedragen op de bankrekening met voornoemd rekeningnummer werden bijgeschreven. Vanaf deze bankrekening werden vervolgens de vaste lasten, waaronder de huur van de woning, betaald. De door verdachte geschetste tijdlijn, namelijk dat hij twee jaar geleden met andere personen ging samenwerken, is tevens terug te zien in de daling van de stortingen in 2018. De rechtbank zal de tijdens het eerste politieverhoor afgelegde verklaring van verdachte dan ook als uitgangspunt nemen.
De rechtbank stelt vervolgens vast dat verdachte:
- wetenschap had van de hennepkwekerij in zijn woning en ook heeft ingestemd met het voorstel van de jongens om die hennepkwekerij te starten;
- ten tijde van de exploitatie van de hennepkwekerij zijn vaste verblijfplaats in de woning had;
- feitelijk toegang had tot de hennepkwekerij die was gesitueerd in zijn woning;
- aan de opbouw en exploitatie van de hennepkwekerij geen einde heeft gemaakt, terwijl dat als feitelijk bezitter van de woning in zijn macht lag.
De ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte dat de deuren van de kweekruimtes op slot zaten en hij geen toegang tot de kweekruimtes had, acht de rechtbank ongeloofwaardig. De rechtbank overweegt dat de verbalisant hierover bij het aantreffen van de hennepkwekerij niets heeft geverbaliseerd. Verdachte heeft bovendien tijdens zijn politieverhoor verklaard dat in de kweekruimtes in totaal 330 hennepplanten stonden. Dit betreft het exacte aantal hennepplanten dat later door de verbalisanten is aangetroffen. De verklaring van verdachte ter terechtzitting lijkt dan ook enkel te zijn ingegeven door de wens om zichzelf te ontlasten.
De rechtbank is, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, van oordeel dat de verdachte als medepleger van het
opzettelijk aanwezighebben van 330 hennepplanten en 46 hennepstekjes kan worden beschouwd, zoals onder 1 primair is ten laste gelegd. De rechtbank acht dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Niet vastgesteld kan worden dat ook sprake is van het tezamen en in vereniging
opzettelijk telenvan de hennepplanten. Op basis van voornoemde bewijsmiddelen kan niet worden vastgesteld dat verdachte voor het telen nauw en bewust met de onbekend gebleven anderen heeft samengewerkt. Van dat onderdeel van de tenlastelegging zal de rechtbank verdachte vrijspreken.
Vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde feit en bewijsoverweging ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit
De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat hennepkwekerijen vaak illegaal van stroom worden voorzien door een aftakking op een bestaande elektriciteitsinstallatie aan te brengen. Verdachte moet geacht worden daarvan op de hoogte te zijn geweest. De kwekerij was gevestigd in de woning van verdachte en verdachte verbleef daar ook feitelijk. Verdachte heeft bovendien verklaard dat hij tijdens de exploitatie van de hennepkwekerij in de meterkast heeft gekeken en dat hij de energierekeningen betaalde. Verdachte had – ook volgens zijn eigen verklaring – kunnen en moeten weten dat de energierekeningen die hij betaalde hoger hadden moeten zijn, nu hem bekend was dat dat de in de kweekruimtes aanwezige lampen en afzuiginstallaties grote hoeveelheden stroom verbruiken.
De rechtbank is op grond van het voorgaande en de omstandigheid dat verdachte zijn woning ter beschikking heeft gesteld voor de exploitatie van een hennepkwekerij, van oordeel dat verdachte op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat illegaal elektriciteit zou worden afgenomen ten behoeve van die hennepkwekerij. De rechtbank acht derhalve op grond van de aangifte en de verklaring van de verdachte wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de tenlastegelegde periode als medeplichtige schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van elektriciteit met andere onbekend gebleven personen. Nu uit voornoemde bewijsmiddelen niet vast is komen te staan dat verdachte zelf handelingen heeft verricht om de elektriciteit te kunnen wegnemen, of op een andere wijze nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt, zal de rechtbank verdachte van het onder 2 primair ten laste gelegde feit vrijspreken.