ECLI:NL:RBMNE:2022:1068

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
23 maart 2022
Zaaknummer
16/223967-21; 16/219713-21; 16/204622-21; 16/138420-21; (gev. ttz.) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens mishandeling, heling, diefstal en overval op supermarkten

Op 23 maart 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een meervoudige strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling, heling, diefstal en het plegen van een overval op twee supermarkten. De verdachte, geboren in 1992 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van het plegen van een overval op een supermarkt in Veenendaal op 17 augustus 2021, waarbij hij een handterminal heeft gestolen en een kassière heeft afgeperst. Daarnaast was hij betrokken bij meerdere diefstallen en mishandelingen in de periode van juli 2021 tot en met augustus 2021. Tijdens de zittingen op 25 november 2021, 22 februari 2022 en 9 maart 2022 heeft de rechtbank de zaak inhoudelijk behandeld. De officier van justitie, mr. T. Tanghe, heeft de verdachte beschuldigd van alle ten laste gelegde feiten, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van enkele feiten. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de impact van de daden op de slachtoffers. De verdachte heeft spijt betuigd en is gemotiveerd om zijn leven te veranderen, wat heeft bijgedragen aan de beslissing van de rechtbank om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/223967-21; 16/219713-21; 16/204622-21; 16/138420-21; (gev. ttz.) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 maart 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1992] te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 november 2021, 22 februari 2022 en 9 maart 2022. De rechtbank heeft op laatst terechtzitting de zaken tegen verdachte inhoudelijk behandeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. J. Zaim, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de vorderingen van de benadeelde partijen en zij heeft geluisterd naar de door [slachtoffer 1] voorgelezen slachtofferverklaring en de door mr. [.] gegeven toelichting op de vordering van [slachtoffer 1] als benadeelde partij.

2.TENLASTELEGGING

De tenlasteleggingen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenkingen komen er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de zaak met parketnummer: 16/223967-21
feit 1 primairop 17 augustus 2021 te Veenendaal samen met een ander een overval heeft gepleegd op de [winkel 1] en daarbij een handterminal heeft meegenomen;
feit 1 subsidiairop 17 augustus 2021 te Veenendaal samen met een ander heeft geprobeerd om de [winkel 1] te overvallen en/of
op 17 augustus 2021 te Veenendaal samen met een ander een handterminal van de [winkel 1] heeft gestolen;
feit 2op 17 augustus 2021 te Veenendaal onder bedreiging van geweld een medewerkster van de [winkel 2] ( [slachtoffer 1] ) heeft gedwongen geld aan hem te geven;
feit 3op 17 augustus 2021 te Veenendaal een persoon heeft mishandeld;
in de zaak met parketnummer: 16/219713-21
op 15 augustus 2021 te Veenendaal een snorfiets in zijn bezit had waarvan hij wist of kon vermoeden dat deze snorfiets was gestolen;
in de zaak met parketnummer: 16/204622-21
feit 1in de periode van omstreeks 28 juli 2021 tot en met 30 juli 2021 te Veenendaal een etui met pasjes in zijn bezit had waarvan hij wist of kon vermoeden dat deze etui en de pasjes waren gestolen;
feit 2op 31 juli 2021 te Veenendaal een koffer met inhoud van [slachtoffer 2] heeft gestolen;
in de zaak met parketnummer: 16/138420-21
feit 1op 26 mei 2021 te Veenendaal samen met een ander een fiets van
[slachtoffer 3] heeft gestolen;
feit 2op 25 mei 2021 te Veenendaal samen met een ander een koffer met inhoud, een jachtmes, een portemonnee met inhoud en diverse passen van [slachtoffer 4] heeft gestolen;
feit 3op 29 december 2020 te Veenendaal openlijk en in vereniging [slachtoffer 5] heeft geslagen en geschopt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten die aan verdachte ten laste zijn gelegd wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de in de zaak met parketnummer 16/223967-21 onder 3 tenlastegelegde mishandeling, van de in de zaak met parketnummer 16/219713-21 tenlastegelegde heling van de snorfiets en tot slot van de in de zaak met parketnummer 16/138420-21 onder 3 tenlastegelegde openlijke geweldpleging. De raadsman heeft zich voor wat betreft de overige feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
in de zaak met parketnummer: 16/219713-21 - heling snorfiets
Voor een bewezenverklaring van (opzet/schuld)heling is, onder andere, vereist dat het goed dat wordt geheeld, afkomstig is van een voorafgaand misdrijf, welk misdrijf door een ander moet zijn gepleegd. Heling van een goed, dat is verkregen door een misdrijf dat de heler zelf heeft gepleegd, valt niet onder artikel 416 Sr of artikel 417 Sr.
Uit het dossier blijkt het volgende. Verdachte is op 15 augustus 2021 aangehouden op een gestolen snorfiets. Deze snorfiets bleek ergens tussen 13 augustus 2021 te 21.00 uur en
14 augustus 2021 te 10.30 uur te zijn gestolen. Ten tijde van de diefstal stond de snorfiets geparkeerd voor de ingang van een flat aan de [adres] te [plaatsnaam 1] . De diefstal van de snorfiets is door een bewakingscamera bij de ingang van de flat vastgelegd. De camerabeelden zijn door een verbalisant bekeken en de verbalisant heeft hetgeen hij heeft waargenomen opgeschreven in een proces-verbaal van bevindingen, met daarbij een aantal screenshots. Volgens de verbalisant vertonen het signalement en de kleding van de persoon die de snorfiets heeft weggenomen opvallende gelijkenissen met het signalement van verdachte en de kleding die hij droeg ten tijde van zijn aanhouding op 15 augustus 2021.
Ook de rechtbank constateert dat uit de foto’s in het dossier blijkt dat zowel het postuur, de broek met opvallende streep op het bovenbeen, het lange witte t-shirt als de schoenen overeenkomen met die van de verdachte ten tijde van zijn aanhouding op 15 augustus 2021. De verklaring die verdachte vervolgens heeft afgelegd over de wijze waarop hij aan de snorfiets zou zijn gekomen, acht de rechtbank ongeloofwaardig.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte degene is geweest die als pleger van de diefstal moet worden aangemerkt. Dat maakt dat het handelen van verdachte niet kan worden gekwalificeerd als heling, aangezien verdachte het goed onder zich heeft verkregen door een misdrijf dat hij zelf heeft gepleegd. Nu aan verdachte niet subsidiair de diefstal van de bromfiets ten laste is gelegd, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de tenlastegelegde heling.
in de zaak met parketnummer: 16/138420-21 - openlijke geweldpleging (feit 3)
De rechtbank heeft op basis van de wettige bewijsmiddelen in het dossier niet de overtuiging gekregen dat ook verdachte openlijk en in vereniging geweld tegen [slachtoffer 5] heeft gepleegd. Zowel aangever als de getuigen verklaren verschillend over de vraag of verdachte betrokken was bij het tegen [slachtoffer 5] gepleegde geweld en of verdachte al dan niet een (wezenlijke en significante) bijdrage heeft geleverd aan dat tegen [slachtoffer 5] gepleegde geweld. Verdachte heeft verklaard dat hij probeerde de vechtende partijen uit elkaar te halen. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte aangever een stomp in de maag gaf. Getuige [getuige 2] daarentegen heeft verklaard dat een brildragende inzittende met een donkere huidskleur een stomp tegen de buik van aangever gaf.
Verdachte voldoet niet aan dat signalement. Nu de verklaringen van getuigen verschillen, acht de rechtbank het niet uitgesloten dat de verklaring die verdachte heeft gegeven, waar is. Dit maakt dat verdachte van het onder 3 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Bewijsmiddelen [1] in de zaak met parketnummer 16/223967-21
feit 1 primair en feit 2
Verdachte heeft ter terechtzitting van 9 maart 2022 deze feiten bekend. Zijn raadsman heeft voor deze feiten geen vrijspraak bepleit. De rechtbank zal onder deze omstandigheden, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, voor deze feiten volstaan met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
feit 1 primair
 de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 9 maart 2022 [2] ;
 een proces-verbaal van aangifte van [A] namens [winkel 1] te [plaatsnaam 1] van
19 augustus 2021 [3] ;
 een proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 3] van 18 augustus 2021 [4] ;
 een proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 4] van 17 augustus 2021 [5] .
feit 2
 de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 9 maart 2022 [6] ;
 een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] namens [winkel 2] te [plaatsnaam 4] van 17 augustus 2021 [7] ;
 een proces-verbaal van bevindingen van 21 augustus 2021 [8] .
Overwegingen met betrekking tot de bewezenverklaring onder feit 1 primair en feit 2
De rechtbank spreekt verdachte partieel vrij van het ten laste gelegde medeplegen. Op basis van het dossier en de verklaringen van verdachte ter terechtzitting kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte de feiten heeft gepleegd in een nauwe en bewuste samenwerking met één of meer andere personen.
feit 3
Op 18 augustus 2021 heeft aangever die als achternaam [nummer] heeft opgegeven, aangifte gedaan van mishandeling. Aangever heeft, voor zover van belang, het volgende verklaard:
Op 17 augustus 2021 reed ik in mijn auto. Naast mij op de bijrijdersstoel zat mijn vrouw en achter op de achterbank zat in het kinderzitje mijn 1-jarige dochter. Ik reed over de [straatnaam] in [plaatsnaam 1] .
Ik zag dat er een witte auto van het merk Renault Kangoo voorzien van het kenteken [kenteken] van uit de [straatnaam] kwam rijden en achter mij rechtsaf het [straatnaam] op reed. Direct daarop zag ik dat het portier van de bijrijder van de witte Renault open ging en dat er een man uit de auto stapte. Ik zag dat hij op mijn auto kwam afrennen. Ik zag dat hij naar de linkerzijde van mijn auto kwam. Ik deed mijn raampje open. [9] Ik zag en voelde dat de man met zijn rechter vuist mij met flinke kracht een stomp in het gezicht gaf. Ik voelde dat hij op mijn linker kaak terecht kwam en doorschoot op mijn linker schouder. Ik voelde enkele seconde na het incident pijn aan mijn kaak. Vandaag is mijn kaak nog steeds wel gevoelig. [10]
Op 23 augustus 2021 is [getuige 5] als getuige gehoord. Door haar is, voor zover van belang, het volgende verklaard:
Op 17 augustus 2021 zat ik als bijrijder in de auto toen wij op het [straatnaam] in [plaatsnaam 1] reden. Mijn man bestuurde de auto. Ik zag dat de auto voor ons stopte bij het stoplicht. Ik zag dat de bijrijder uit stapte en richting onze auto liep. Ik zag dat hij naar de bestuurderskant van onze auto liep. Ik zag dat hij uithaalde en met zijn vuist mijn man op zijn kaak raakte. [11]
Op 19 augustus 2021 heeft verbalisant [verbalisant 1] een proces-verbaal opgemaakt. Daarin verklaart de verbalisant, voor zover van belang, het volgende.
Op 18 augustus 2021 deed een man onder nummer [nummer] aangifte van eenvoudige mishandeling. Het incident was vastgelegd door zijn dashboardcamera. Door mij werden deze beelden op 19 augustus 2021 bekeken. [12] De auto van aangever wordt via het voorsorteer vak ingehaald door een witte Renault Kangoo voorzien van het kenteken [kenteken] . Uit de Renault Kangoo stapt een man die wilde armgebaren maakt. [13]
De bijrijder loopt met versnelde pas naar het voertuig van aangever toe. [14]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting:
Ik ben de persoon die op de camerabeelden is te zien. Ik was boos. Ik ben uit de Renault gestapt en naar de andere auto toegelopen.
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat het verweer van verdachte dat hij aangever niet zou hebben geslagen wordt weerlegd door de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen [15] in de zaak met parketnummer 16/204622-21
feit 1
Naar aanleiding van een aangifte door [B] van diefstal is [B] telefonisch gehoord door hoofdagent [C] . In het proces-verbaal van bevindingen staat, voor zover van belang, het volgende. [16]
Ik hoorde dat [achternaam van B, E, F] tegen mij zei dat:
- er tussen woensdag 28 juli 2021 en donderdag 29 juli 2021 diverse goederen uit zijn auto waren gestolen.
- er onder andere een tas uit zijn auto was gestolen.
- in de tas onder andere paspoorten, een pasjeshouder met id kaarten en
dergelijke had gezeten.
In het proces-verbaal van bevindingen van hoofdagent [D] van 31 juli 2021 staat, voor zover van belang, het volgende [17] :
Op zaterdag 31 juli 2021 kwamen mijn collega en ik ter plaatse op de [straatnaam] te
[plaatsnaam 1] . Ik, [D] , zag dat er 2 mannen bovenop een blauwe fiets lagen. Ik zag dat onderop mij de ambtshalve bekende inbreker [verdachte] van [1992] lag. Hierop hielden mijn collega [G] en ik, [D] , de verdachte aan voor diefstal. Nadat de verdachte in de transportboeien zat en op stond, zag ik een kleine portemonnee op de grond liggen. Ik zag dat de portemonnee onder de verdachte lag.
In het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 6] van 1 augustus 2021 staat, voor zover van belang, het volgende [18] :
Op zaterdagavond 31 juli 2021 zag ik dat mijn buurman [....] een jongen met donker haar vast had. Ik zag ook dat de politie ter plaatse kwam. De politie deed de handboeien om bij deze jongen en haalde de jongen overeind. Echter op het moment dat de politie de jongen overeind haalde, zag ik dat er een pasjeshouder uit de rechter jaszak viel van deze jongen.
In het proces-verbaal van bevindingen van hoofdagent [D] van 5 augustus 2021 staat, voor zover van belang, het volgende [19] :
Ik zag in de portemonnee diverse id kaarten van de familie [achternaam van B, E, F] . Ik zag een zorgpas van [E] geboren op [2016] . Ik zag een patientenpas op naam van [F] geboren op [2018] . Ik zag dat er meerdere pasjes inzaten van verschillende winkels.
feit 2
 de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 9 maart 2022 [20] ;
 een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 31 juli 2021. [21]
Bewijsmiddelen [22] in de zaak met parketnummer 16/138420-21
feit 1 en feit 2
Verdachte heeft ter terechtzitting van 9 maart 2022 deze feiten bekend. Zijn raadsman heeft voor deze feiten geen vrijspraak bepleit. De rechtbank zal onder deze omstandigheden, met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, voor deze feiten volstaan met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
feit 1
 de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 9 maart 2022 [23] ;
 een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 26 mei 2021 [24] ;
 een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7] van 26 mei 2021. [25]
feit 2
 de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van
9 maart 2022 [26] ;
 een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 26 mei 2021. [27]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de zaak met parketnummer: 16/223967-21
feit 1 primair
op 17 augustus 2021 te [plaatsnaam 1] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een zwarte handterminal (merk Honeywell), die aan [winkel 1] toebehoorde, heeft weggenomen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [getuige 3] en [getuige 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
  • in de [winkel 1] , terwijl verdachte een scherp en puntig voorwerp, vasthield, bij die [getuige 3] bij de kassa te gaan staan en
  • vervolgens eenmaal tegen die [getuige 3] te zeggen "doe de kassa open, doe de kassa open", waarbij hij, verdachte, die [getuige 3] voornoemd (de rechtbank leest) scherp en puntig voorwerp toonde en op die [getuige 3] gericht hield en
  • vervolgens, toen die [getuige 3] de kassa niet kon openen, naar de servicebalie te lopen en bij die [getuige 4] voor de balie te gaan staan en
  • vervolgens meerdere malen tegen die [getuige 4] te zeggen "la open, la open!", waarbij verdachte zijn hand met daarin voornoemd scherp en puntig voorwerp boven de balie hield en die [getuige 4] voornoemd scherp en puntig voorwerp toonde en
  • vervolgens, toen die [getuige 4] niet met verdachte mee wilde werken, een zwarte handterminal van de balie weg te pakken en
  • vervolgens naar de uitgang weg te rennen;
feit 2
op 17 augustus 2021 te [plaatsnaam 4] , met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, te weten ongeveer 400 euro, dat aan [winkel 2] toebehoorde, door
  • in de [winkel 2] richting de servicebalie te lopen, waar die [slachtoffer 1] achter stond en
  • vervolgens tegen die [slachtoffer 1] te zeggen "al het geld uit je kassa', en
  • daarbij zijn, verdachtes, hand uit zijn, verdachtes, zak te halen, waarin hij, verdachte, een (de rechtbank leest) scherp en puntig voorwerp hield en vervolgens die hand met dat scherp en puntig voorwerp op de balie te leggen en dat scherp en puntig voorwerp aan die [slachtoffer 1] te tonen en
  • vervolgens, nadat die [slachtoffer 1] de kassalade had geopend, tegen die te roepen "Briefgeld!", en
  • vervolgens briefgeld en een of meerdere rolletjes muntgeld van die [slachtoffer 1] aan te nemen en daarbij te zeggen "zo is het goed", en
  • daarna richting de uitgang van de [winkel 2] te lopen;
feit 3
op 17 augustus 2021 te [plaatsnaam 1] , slachtoffer met nummer [nummer] heeft mishandeld door dat slachtoffer met kracht met zijn, verdachtes, rechtervuist op de linkerkaak te stompen;
in de zaak met parketnummer: 16/204622-21
feit 1
op 30-07-2021 te [plaatsnaam 1] , een etui met pasjes, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
feit 2
op 31 juli 2021 te [plaatsnaam 1] een koffer (met daarin een 3D laser en batterijen), die aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
in de zaak met parketnummer: 16/138420-21
feit 1
op 26 mei 2021 te [plaatsnaam 1] tezamen en in vereniging met een of meer anderen een fiets, die geheel aan [slachtoffer 3] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 2
op 25 mei 2021 te [plaatsnaam 1] tezamen en in vereniging met een of meer anderen een koffer met inhoud en een jachtmes en een portemonnee met inhoud en diverse (betaal- en/of identificatie)passen, die aan [slachtoffer 4] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
in de zaak met parketnummer: 16/223967-21
feit 1 primairdiefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
feit 2afpersing;
feit 3mishandeling;
in de zaak met parketnummer: 16/204622-21
feit 1schuldheling;
feit 2diefstal;
in de zaak met parketnummer: 16/138420-21
feit 1diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 2diefstal door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 34 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 24 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, met als bijzondere voorwaarden (1) een meldplicht, (2) een klinische behandeling voor de maximale duur van 1 jaar, (3) een ambulante vervolgbehandeling en (4) het meewerken aan begeleid wonen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij het bepalen van de straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en gewezen op het ontbreken van soortgelijke feiten op het strafblad van verdachte. Verdachte is verslaafd geraakt aan drugs.
Hij wilde hiermee stoppen, maar dat lukte hem niet. De overval op de supermarkt is een schreeuw om hulp geweest. Verdachte is zeer gemotiveerd om te stoppen met het gebruiken van drugs. Hij wil zichzelf en zijn omgeving niet langer tekort te doen. Verdachte is gedurende zijn verblijf in de [verblijfplaats] clean gebleven, terwijl hem meerdere keren drugs is aangeboden. Verdachte kan zich vinden in de eis van de officier van justitie en de daarbij te stellen voorwaarden. Hij is bereid om hieraan mee te werken. Verdachte wil behandeld worden voor zijn verslaving en dit traject is voor hem de juiste.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan mishandeling, heling, meerdere diefstallen en tot slot aan het kort na elkaar plegen van een overval op een supermarkt en het afpersen van een kassière van een supermarkt. Het helen van goederen en het plegen van diefstallen zijn nare feiten en zorgt niet alleen bij de slachtoffers voor (financiële) overlast, ergernis en frustratie, maar voor de gehele samenleving in zijn totaliteit. Mishandeling en het plegen van een overval op een supermarkt en het afpersen van een kassière van een andere supermarkt gaat echter een stap verder. Verdachte is twee supermarkten binnen gegaan en heeft aan de kassières/baliemedewerkers een scherp voorwerp getoond en geëist dat de kassa op werd gemaakt en geld aan hem werd overhandigd. Verdachte droeg geen gezichtsbedekking, was alleen en is in een van de beide winkels vertrokken met medeneming van een handterminal toen de medewerker hem te kennen gaf dat hij geen geld kreeg. Ook al was de handelwijze van aangever niet voor iedere betrokken medewerker even bedreigend toch brengen dit soort feiten in de samenleving een gevoel van onveiligheid teweeg, en zijn, voor de personen wie het overkomt de gevolgen vaak groot en ernstig. Ter terechtzitting heeft mevrouw [slachtoffer 1] , medewerkster van een van de supermarkten, verklaard over hoe zij nog steeds bezig is te verwerken wat haar die dag is overkomen en de angst die zij als gevolg hiervan nog steeds ervaart. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zich op geen enkele wijze druk heeft gemaakt over de gevolgen van zijn handelen en enkel gericht is geweest op het zo snel mogelijk verdienen van geld. De rechtbank heeft wel gezien dat verdachte inmiddels oprechte spijt heeft van zijn daden en gemotiveerd is om een andere weg in te slaan.
Persoon van verdachte
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 januari 2022 van verdachte blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor feiten als de onderhavige.
[instelling 1] heeft op 26 januari 2022 een schriftelijk advies uitgebracht. Daarin staat, voor zover van belang, het volgende. Verdachte gebruikt sinds zijn zestiende, nu dertien jaar, veelvuldig harddrugs en hij is verslaafd aan cocaïne. Verdachte zwerft 10 jaar buiten, heeft geen inkomen en hij is zijn werk als timmerman door zijn verslaving verloren. Volgens de reclassering is sprake van een duidelijke en directe aanleiding tussen de verslaving van verdachte en de huidige verdenkingen tegen hem. Zijn sociale omgeving is een risicofactor, nu verdachte eerdere opnames met betrekking tot zijn verslaving te hebben gehad, maar altijd weer terugviel na zijn terugkeer naar [plaatsnaam 1] . Volgens de reclassering heeft verdachte een actieve wens om niet meer te gebruiken en los te komen van zijn sociale netwerk. Verdachte heeft zelf de wens geuit om klinisch te worden geplaatst en om buiten [plaatsnaam 1] uit te stromen. Verdachte heeft in het verleden niet de juiste/voldoende capaciteiten gehad om clean te blijven. Op dit moment acht de reclassering een klinische opname met vervolgens doorstroom naar een begeleid wonen instantie met ambulante behandeling als passend/noodzakelijk om een verandering in het leven van verdachte te realiseren.
De reclassering schat het risico op recidive in als hoog. De reclassering adviseert om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: (1) een meldplicht bij de reclassering, (2) opname in een zorginstelling, (3) ambulante behandeling, (4) begeleid wonen of maatschappelijke opvang, met opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte daarbij te begeleiden. Tot slot adviseert de reclassering een proeftijd van drie jaar, zodat er na de opname in de zorginstelling nog een ruime periode van betrokkenheid is in het ambulante kader.
De straf
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en ernst van de feiten niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het zwaartepunt van de straf wordt ingegeven door de twee overvallen op de supermarkten. In de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting wordt voor een overval op een winkel uitgegaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaar. De wijze waarop deze overval heeft plaatsgevonden is echter dermate “knullig” dat de rechtbank dit oriëntatiepunt niet passend vindt. Verdachte heeft zich daarnaast ook schuldig gemaakt aan het plegen van meerdere diefstallen, heling en een mishandeling.
Verdachte heeft op de zitting bevestigd dat hij zijn leven wil veranderen en dat hij bereid is om zich onder behandeling te laten stellen om van zijn verslaving af te komen. Ook heeft verdachte ter zitting laten blijken oprecht spijt te hebben van zijn handelen en heeft hij aan het slachtoffer [slachtoffer 1] meermaals zijn excuses aangeboden voor wat hij heeft gedaan.
De rechtbank acht het van belang dat de behandeling van verdachte op korte termijn zal gaan plaatsvinden. De reclassering heeft per e-mail van 8 maart 2022 laten weten dat verdachte is geaccepteerd voor opname in de [instelling 3] (verslavingskliniek), maar dat het niet mogelijk is om een precieze opnamedatum te geven. De indicatie voor de opname datum is tussen de nul en drie maanden.
De rechtbank is alles afwegende van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek, passend en geboden is. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte van zes maanden vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd om verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten. De rechtbank zal de duur van de proeftijd vaststellen op 3 jaar en daaraan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden en de reclassering opdracht geven verdachte te begeleiden. De rechtbank zal bepalen dat de opname maximaal één jaar mag duren.
Gelet op de duur van de op te leggen gevangenisstraf en de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, betekent dit dat verdachte aansluitend op het uitzitten van het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf kan worden opgenomen en kan beginnen met zijn behandeling.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.BENADEELDE PARTIJEN

in de zaak met parketnummer 16/223967-21
[A] heeft zich namens [winkel 1] als benadeelde partij in het geding gevoegd. Hij vordert namens [winkel 1] een bedrag van € 982,54 aan materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Namens haar vordert mr. [.] een bedrag van € 2.5000,00 aan immateriële schade en een bedrag van
€ 50,10 aan reiskosten, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
in de zaak met parketnummer 16/204622-21
[B] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Hij vordert een bedrag van € 1.047,50 aan materiële schade en een bedrag van € 317,50 aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
in de zaak met parketnummer 16/138420-21
[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Hij vordert een bedrag van € 300,00 aan materiële schade en een bedrag van € 200,00 voor het uitvoeren van een covid test en hotelkosten, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
[X] (= [slachtoffer 5] ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Hij vordert een bedrag van € 1.089,85 aan materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [A] , [slachtoffer 1] en [X] volledig toewijsbaar zijn. Wat betreft de vordering van [slachtoffer 4] stelt de officier van justitie dat deze toewijsbaar is tot een bedrag van € 150,00 en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar vordering. De benadeelde partij [B] dient niet-ontvankelijk verklaard te worden, nu het ontbreekt aan een rechtstreeks verband tussen de schade en het handelen van verdachte.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 1] kan worden toegewezen tot € 1.750,00 en voor het meerdere niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De vordering van [A] ( [winkel 1] ) is volgens hem toewijsbaar tot een bedrag van
€ 233,50, zijnde het door [..] gefactureerde bedrag exclusief btw. Voor het overige dient de vordering te worden afgewezen dan wel dient de benadeelde partij niet ontvankelijk te worden verklaard. De vordering van [slachtoffer 4] dient primair te worden afgewezen en subsidiair is de vordering toewijsbaar tot een bedrag van € 150,00. De vordering van [X] moet als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen en [B] dient in zijn vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, om redenen zoals door de officier van justitie naar voren gebracht.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vordering [A] ( [winkel 1] )
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks materiële schade heeft geleden. De schade voor zover die betrekking heeft op vergoeding van de weggenomen terminal van € 700,00 en de kosten, exclusief btw, voor het door [..] bieden van slachtofferhulp van € 233,50 komt voor vergoeding in aanmerking.
De rechtbank zal daarom de vordering tot vergoeding van de materiële schade toewijzen tot het bedrag van € 933,50, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde afwijzen. Reden daarvoor is dat de benadeelde partij vergoeding vordert van de door [..] in rekening gebrachte btw, terwijl zij dit bedrag kan verrekenen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Vordering [slachtoffer 1]
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing van de benadeelde partij. Daarmee heeft verdachte onrechtmatig tegenover de benadeelde partij gehandeld. Verdachte is om die reden gehouden om de schade die de benadeelde partij als gevolg hiervan heeft geleden, te vergoeden.
materiële schade
De materiële schade van € 50,10 aan reiskosten zal volledig worden toegewezen, nu deze kosten voldoende zijn onderbouwd.
immateriële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde feit op andere wijze in de persoon is aangetast. De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van het toe te wijzen bedrag rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare zaken hebben toegewezen. De rechtbank stelt de hoogte van bedrag naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid vast op € 1.500,00.
De rechtbank wijst de vordering toe tot een bedrag van € 1.550,10, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2021 tot aan de dag van volledige voldoening.
Voor het overige wordt de vordering afgewezen.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.550,10, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling aan te vullen met 25 dagen hechtenis.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Vordering [slachtoffer 4]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij door het bewezen verklaar feit rechtstreeks materiële schade heeft geleden.
De rechtbank wijst de vordering toe tot een bedrag van € 150,00. Bij het bepalen van de hoogte van het bedrag heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat in de zaak tegen de medeverdachte de vordering van de benadeelde partij is toegewezen tot een bedrag van
€ 150,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 mei 2021 tot aan de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, nu de benadeelde partij dit deel van de vordering onvoldoende heeft onderbouwd en aanhouding van de zaak voor een nadere onderbouwing zou leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij de vordering voor dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 150,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 mei 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 3 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Vordering [X]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu verdachte zal worden vrijgesproken van het openlijk en in vereniging plegen van geweld tegen de benadeelde partij.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, zullen de kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
Vordering [B]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De schade waarvan de benadeelde partij vergoeding heeft gevorderd, is schade die is geleden als gevolg van het wegnemen van de goederen. Verdachte heeft zich echter niet schuldig gemaakt aan diefstal, maar aan heling van een deel van de gestolen goederen, te weten een etui met pasjes. Dat maakt dat het causale verband ontbreekt tussen de schade waarvan de benadeelde vergoeding vordert en het onder 1 bewezen verklaarde feit.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, zullen de kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 300, 310, 311, 312, 317 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart in de zaak met parketnummer
16/219713-21het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart in de zaak met parketnummer
16/138420-21het onder 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart in de zaak met parketnummer
16/223967-21het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart in de zaak met parketnummer
16/204622-21het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart in de zaak met parketnummer
16/138420-21het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
16 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
6 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
3(drie)
jarenvast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
 zich meldt bij de verslavingsreclassering, [instelling 2] , [adres] te [plaatsnaam 2] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 zich zal laten opnemen in de [instelling 3] in [plaatsnaam 3] , althans een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start direct na detentie. De opname duurt maximaal 1 jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
 zich onder behandeling zal stellen van [instelling 2] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend op de opname in de zorginstelling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
 zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten [instelling 4] , of een soortgelijke instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start direct aansluitend op de opname in de zorginstelling. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partijen
Vordering [A]
- wijst de vordering toe tot een bedrag van € 933,50 aan materiële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling;
- wijst de vordering voor wat betreft het meer gevorderde af;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;

Vordering [slachtoffer 1]

- wijst de vordering toe tot een bedrag van € 1.550,10, bestaande uit € 50,10 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2021tot de dag van volledige betaling;
- wijst de vordering voor het meerdere af;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat
€ 1.550,10 te betalen (€ 50,10 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 25 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Vordering [slachtoffer 4]
- wijst de vordering toe tot een bedrag van € 150,00 aan materiële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 mei 2021 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat
€ 150,00 aan materiële schade te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
25 mei 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 3 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering [X]
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;

Vordering [B]

- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Schothorst, voorzitter, mrs. I.J.B. Corbeij en I. Jadib, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Troostheide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 maart 2022.
Mr. Schothorst en mr. Jadib zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlasteleggingen
In de zaak met parketnummer 16-223967-21 wordt aan verdachte ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 17 augustus 2021 te Veenendaal, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
een (zwarte) handterminal (merk Honeywell), in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten dele aan [winkel 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n), heeft/hebben weggenomen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [getuige 3] en/of [getuige 4] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij
betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- in de [winkel 1] , terwijl verdachte een (opengeklapt) (zak)mes(je), althans een scherp
en/of puntig voorwerp, vasthield, bij die [getuige 3] bij de kassa te gaan staan en/of
- ( vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal, tegen die [getuige 3] te
roepen/zeggen "doe de kassa open, doe de kassa open", althans woorden van
gelijke aard en/of strekking, waarbij hij, verdachte, die [getuige 3] voornoemd
(zak)mes(je) toonde en/of voornoemd (zak)mes(je) op die [getuige 3] gericht hield
en/of
- ( vervolgens), toen die [getuige 3] de kassa niet kon openen, naar de servicebalie te
lopen en/of bij die [getuige 4] voor de balie te gaan staan en/of
- ( vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal, tegen die [getuige 4] te
roepen/zeggen "la open, la open!", althans woorden van gelijke aard en/of
strekking, waarbij verdachte zijn hand met daarin voornoemd (zak)mes(je) boven
de balie hield en/of die [getuige 4] voornoemd (zak)mes(je) toonde en/of
- ( vervolgens), toen die [getuige 4] niet met verdachte mee wilde werken, een
(zwarte) handterminal van de balie weg te pakken en/of
- ( vervolgens) naar de uitgang weg te rennen/lopen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 augustus 2021 te Veenendaal, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een geldbedrag, in
elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [winkel 1] , in elk geval aan een
ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal
te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [getuige 3] en/of [getuige 4] , te plegen met het
oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of
om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
- in de [winkel 1] , terwijl verdachte een (opengeklapt) (zak)mes(je), althans een scherp
en/of puntig voorwerp, vasthield, bij die [getuige 3] bij de kassa is gaan staan en/of
- ( vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal, tegen die [getuige 3] heeft
geroepen/gezegd "doe de kassa open, doe de kassa open", althans woorden van
gelijke aard en/of strekking, waarbij hij, verdachte, die [getuige 3] voornoemd
(zak)mes(je) toonde en/of voornoemd (zak)mes(je) op die [getuige 3] gericht hield
en/of
- ( vervolgens), toen die [getuige 3] de kassa niet kon openen, naar de servicebalie is
gelopen en/of bij die [getuige 4] voor de balie is gaan staan en/of
- ( vervolgens) meerdere malen, althans eenmaal, tegen die [getuige 4] te heeft
geroepen/gezegd "la open, la open!", althans woorden van gelijke aard en/of
strekking, waarbij verdachte zijn hand met daarin voornoemd (zak)mes(je) boven
de balie hield en/of die [getuige 4] voornoemd (zak)mes(je) toonde en/of
- ( vervolgens), toen die [getuige 4] niet met verdachte mee wilde werken, een
(zwarte) handterminal van de balie heeft weggepakt en/of
- ( vervolgens) naar de uitgang is gerend/gelopen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
Wetboek van Strafrecht, art 45 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 17 augustus 2021 te Veenendaal, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
een (zwarte) handterminal (merk Honeywell), in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten dele aan [winkel 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n), heeft/hebben weggenomen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 17 augustus 2021 te Lunteren, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld of bedreiging met geweld
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, te weten
ongeveer 400 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [winkel 2]
toebehoorde, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
door
- in de [winkel 2] richting de servicebalie te lopen, waar die [slachtoffer 1] achter stond en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer 1] te zeggen "al het geld uit je kassa', althans woorden
van gelijke aard en/of strekking, en/of
- ( daarbij) zijn, verdachtes, hand uit zijn, verdachtes, zak te halen, waarin hij,
verdachte, een mes vasthield en/of (vervolgens) die hand met dat mes op de balie te
leggen en/of dat mes aan die [slachtoffer 1] te tonen en/of
- ( vervolgens), nadat die [slachtoffer 1] de kassalade had geopend, tegen die te roepen
"Briefgeld!", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- ( vervolgens) briefgeld en/of een of meerdere rolletje(s) muntgeld van die [slachtoffer 1]
aan te nemen en/of (daarbij) te zeggen "zo is het goed", althans woorden van gelijke
aard en/of strekking, en/of
- ( daarna) richting de uitgang van de [winkel 2] te lopen;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 17 augustus 2021 te Veenendaal, althans in Nederland,
slachtoffer met nummer [nummer] heeft mishandeld door dat slachtoffer (met kracht)
met zijn, verdachtes, (rechter)vuist/hand op de (linker)kaak, althans het gezicht, te
stompen/slaan;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
In de zaak met parketnummer 16-219713-21 wordt aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 augustus 2021 te Veenendaal,
een snorfiets, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of
heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen
goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )
In de zaak met parketnummer 16-204622-21 wordt aan verdachte ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks 28-07-2021 t/m 30-07-2021 te Veenendaal,
een etui met pasjes, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad,
en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen
goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek
van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 31 juli 2021 te Veenendaal
een koffer (met daarin een 3D laser en batterijen), in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
In de zaak met parketnummer 16-138420-21 wordt aan verdachte ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 26 mei 2021 te Veenendaal
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk
geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 25 mei 2021 te Veenendaal
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een koffer met inhoud en/of een jachtmes en/of een portemonnee met inhoud
en/of diverse (betaal- en/of identificatie)passen, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 29 december 2020 te Veenendaal
openlijk, te weten, de parkeerplaats bij de [locatie] (gelegen aan de
[adres] ), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor
het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een
persoon te weten [slachtoffer 5] door die [slachtoffer 5]
- vast te pakken en/of op de grond te gooien en/of
- meermalen te slaan/stompen op/tegen het hoofd/gezicht en/of het lichaam en/of
- meermalen te schoppen/trappen op/tegen het lichaam;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 22 augustus 2021 en 17 november 2021, proces-verbaalnummer: 2021262704 (B), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 191. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van de terechtzitting van 9 maart 2022.
3.Proces-verbaal aangifte, p. 44 en 45.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 54 en 55.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 56 en 57.
6.Proces-verbaal van de terechtzitting van 9 maart 2022.
7.Proces-verbaal aangifte, p. 128 en 129.
8.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p.130.
9.Proces-verbaal aangifte, p. 101.
10.Proces-verbaal aangifte, p. 102.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 182.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 106.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 107.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 108.
15.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 10 augustus 2021, proces-verbaalnummer: PL0900-2021246099, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 49. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 32.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 14
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 12
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 27
20.Proces-verbaal van de terechtzitting van 9 maart 2022.
21.Proces-verbaal van aangifte, p. 4.
22.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 juni 2021, proces-verbaalnummer: PL0900-2021162085, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 249. Tenzij anders vermeld, zijn deze processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
23.Proces-verbaal van de terechtzitting van 9 maart 2022.
24.Proces-verbaal aangifte, p. 21.
25.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 34.
26.Proces-verbaal van de terechtzitting van 9 maart 2022.
27.Proces-verbaal aangifte, p. 57 tot en met 61.