Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Waar gaat de zaak over?
3.De feiten
€ 50,95. Voor de betaling van de facturen heeft [A] , in opdracht van [gedaagde] , op 27 december 2019 met [handelsnaam 2] een regeling getroffen die schriftelijk is vastgelegd. Volgens de regeling zal [gedaagde] de betaling van de behandeling, ter waarde van in totaal € 250,75, in drie termijnen voldoen: de eerste betaling van € 125,38 op 27 december 2019, de tweede betaling van € 62,70 op uiterlijk 27 januari 2020 en de derde en laatste betaling van € 62,68 op uiterlijk 27 februari 2020.
4.De vorderingen over en weer
De vordering van [handelsnaam 2] :
5.De beoordeling
van de vordering van [handelsnaam 2] :
‘Ter aanvulling: Als ik een röntgenfoto had willen maken had ik dat dus wel zelf gedaan.’, kan de kantonrechter niet afleiden dat [handelsnaam 2] met [gedaagde] en zijn huisgenote niet eerst overleg heeft gehad over het maken van röntgenfoto’s. De e-mail van [B] onderbouwt daarom niet dat [handelsnaam 2] geen overleg heeft gehad over het maken van röntgenfoto’s. [gedaagde] stelt dat er geen overleg over de röntgenfoto’s is geweest, maar hij heeft verder niet toegelicht wat er volgens hem en zijn huisgenote tijdens het consult hierover is besproken. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om concreet toe te lichten hoe het consult in het bijzijn van zijn huisgenote en met hem telefonisch is verlopen en wat daarbij is besproken over het maken van röntgenfoto’s. De kantonrechter volgt daarom de enkele stelling van [gedaagde] dat de röntgenfoto’s zonder overleg zijn gemaakt, die door [handelsnaam 2] voldoende gemotiveerd is betwist, niet.
€ 125,37 zal daarom worden toegewezen.
74,00(2 punten x tarief € 37,00)