In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 maart 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, aangeduid als [eiseres] B.V., en een gedaagde, aangeduid als [gedaagde]. De eiseres vorderde een verklaring voor recht met betrekking tot onrechtmatig handelen door de gedaagde en vroeg om verwijzing naar de schadestaatprocedure. De rechtbank had eerder, in een tussenvonnis van 22 december 2021, de eiseres de gelegenheid geboden om de schade die zij had geleden als gevolg van privé-uitgaven door de gedaagde met de bankpas van de eiseres te onderbouwen. Echter, de eiseres heeft nagelaten om deze schade voldoende te onderbouwen, ondanks dat zij in het bezit was van de relevante bankafschriften. De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat er extra schade was ontstaan door de privé-uitgaven van de gedaagde. Bovendien ontbrak er een zelfstandig belang bij de gevorderde verklaring voor recht, waardoor ook deze vordering werd afgewezen. De rechtbank heeft de eiseres in de proceskosten van de gedaagde veroordeeld, die in totaal zijn begroot op € 3.737,00. De uitspraak benadrukt het belang van het onderbouwen van schadeclaims en de gevolgen van het niet tijdig indienen van vorderingen in reconventie.