ECLI:NL:RBMNE:2022:1053

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
9541146 LC EXPL 21-2789
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aannemingsovereenkomst en tekortkoming bij stuitheien van fundering

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], een aannemingsovereenkomst gesloten met gedaagde, een besloten vennootschap, voor de bouw van een aanbouw aan zijn woning. De overeenkomst werd aangegaan voor een aanneemsom van € 30.451,46. Eiser heeft gedaagde opdracht gegeven om de aanbouw te realiseren, waarbij gedaagde gebruik maakte van een onderaannemer voor het heiwerk. Eiser heeft een constructieberekening overhandigd, maar er zijn geen sonderingen uitgevoerd. Na oplevering van de aanbouw in 2011 heeft eiser in 2014 scheuren in het stucwerk geconstateerd, waarna gedaagde herstelwerkzaamheden heeft uitgevoerd. In 2019 heeft eiser opnieuw scheuren geconstateerd en gedaagde gesommeerd om de gebreken te herstellen. Gedaagde heeft echter de aansprakelijkheid betwist en geen herstelwerkzaamheden uitgevoerd. Eiser vordert nu vervangende schadevergoeding van € 21.495,75, evenals expertisekosten en buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde tekort is geschoten in de uitvoering van de overeenkomst, omdat de heipalen van onvoldoende lengte zijn gebruikt, wat heeft geleid tot verzakking van de aanbouw. De kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde in verzuim is geraakt door geen herstelwerkzaamheden uit te voeren na ingebrekestelling door eiser. De zaak is aangehouden voor nadere onderbouwing van de gevorderde schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
zaaknummer: 9541146 LC EXPL 21-2789 A/45353
Vonnis van 23 maart 2022
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
gemachtigde: M. Waal, werkzaam bij ARAG SE Rechtsbijstand,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
statutair gevestigd te Gemeente [gemeente] , kantoorhoudende te [plaatsnaam 1] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M.W.G. Versendaal.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties, van 11 november 2021;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de spreekaantekeningen van [gedaagde] .
1.2.
De mondelinge behandeling van deze zaak is gehouden op 8 maart 2022. [eiser] , voornoemd, is verschenen, bijgestaan door M. Waal. Namens [gedaagde] is verschenen [A] , middellijk bestuurder van [gedaagde] , bijgestaan door mr. Versendaal. Van de mondelinge behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft [gedaagde] in 2011 opdracht gegeven om een aanbouw aan zijn woning aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] - [nummeraanduiding 2] te [plaatsnaam 2] te realiseren tegen een aanneemsom van € 30.451,46.
2.2.
[eiser] heeft constructeur [onderneming 1] B.V. opdracht gegeven om een constructieberekening voor de aanbouw te maken. [eiser] heeft deze constructieberekening, gedateerd 19 april 2011, voor aanvang van de werkzaamheden aan [gedaagde] overhandigd. In de berekening is onder meer het volgende opgenomen:
FunderingDe bestaande woning is gefundeerd op palen. Voor de uitbreiding worden stalen buispalen toegepast met afmeting rond 168/180. Er zijn geen sonderingen aanwezig. De palen worden op stuit geheid. (…)’
2.3.
Op 11 juli 2011 heeft [onderneming 1] B.V. een nadere constructieberekening opgesteld, waarin op basis van opgevraagde sonderingsdiagrammen van de nieuwbouw van de woning van [eiser] de conclusie wordt getrokken dat er heipalen van minimaal 11 meter benodigd zijn.
2.4.
In de door partijen getekende opdrachtbevestiging d.d. 29 augustus 2011 wordt verwezen naar een offerte met nummer 2112850. In die offerte is het volgende opgenomen:
Uitgraven en fundering(…)Heiwerk palen +/- 5 meter diep, 3 palen wordt door derden uitgevoerd. Stelpost.(…)TekeningenHet ontwerp zal door de opdrachtgever worden aangeleverd.Berekeningen constructie wordt ook door de opdrachtgever geleverd.’
2.5.
Op de achterzijde van voornoemde opdrachtbevestiging zijn – voor zover relevant – de volgende algemene voorwaarden opgenomen:
Artikel 21 Aansprakelijkheid
21-1 [gedaagde] is niet aansprakelijk voor de kosten, schaden en interesten die mochten ontstaan als direct of indirect gevolg van:(…)b. Daden of nalatigheden van de opdrachtgever, zijn ondergeschikten, dan wel andere personen die door of vanwege hem te werk zijn gesteld.(…)21-2 [gedaagde] is aansprakelijk, voor zover zijn verzekering dit dekt, dan wel tot maximaal de factuurwaarde (…)21-3 [gedaagde] zal in beginsel niet gehouden zijn geleden bedrijf- en/of gevolgschade van een opdrachtgever te vergoeden zulks afhankelijk van de aard van de schuld.’
2.6.
De aanbouw is in 2011 opgeleverd. Voor het heiwerk heeft [gedaagde] een onderaannemer ingeschakeld, te weten [onderneming 2] B.V. Aan de zijde van de woning is de fundering van de aanbouw gekoppeld aan de bestaande fundering van de woning. Aan de gevelzijde is de aanbouw gefundeerd op drie heipalen met elk een lengte van 6 meter. De palen zijn in de grond gebracht middels stuitheien.
2.7.
In 2014 heeft [eiser] scheuren in het stucwerk van de aanbouw geconstateerd. Hierover heeft hij bij [gedaagde] geklaagd, waarna [gedaagde] herstelwerkzaamheden heeft uitgevoerd, bestaande uit het opvullen van de scheuren.
2.8.
In 2019 heeft [eiser] opnieuw scheuren in het stucwerk van de aanbouw geconstateerd. Bij brief van 15 juli 2019 is [gedaagde] door [eiser] gesommeerd om de aanbouw te herstellen. Op 19 september 2019 heeft [gedaagde] de woning van [eiser] bezocht en onderzoek gedaan naar de scheuren. Bij e-mail van 2 oktober 2019 heeft [B] aan [eiser] geschreven dat de oorzaak van de scheuren niet helemaal helder is.
2.9.
Op 23 oktober 2019 heeft [eiser] het [onderneming 3] ingeschakeld om onderzoek te doen naar de scheurvorming in de aanbouw. Op 25 november 2019 heeft dit bureau onderzoek gedaan op locatie. [eiser] en [A] waren hierbij aanwezig. Op 24 januari 2020 heeft het bureau een rapport opgeleverd. Daarin is onder meer het volgende opgenomen:
Vraag 1:Waardoor de schade aan de uitbouw is veroorzaakt;
Antwoord: De schade in de uitbouw is veroorzaakt door een verzakking van de paalfundering onder de uitbouw. Door verzakking van de paalfundering kantelt de uitbouw als het ware van de woning af. Aan de zijde van de woning is de fundering van de uitbouw gekoppeld aan de bestaande fundering van de woning en aan de gevelzijde steunt deze volledig af op de palen. Door het 'kantelen' van de uitbouw ontstaat scheurvorming in de binnenwanden waarbij aan de begane grondvloer de scheurvorming vrijwel geen scheurwijdte heeft en hoger op de wand veel breder.
Vraag 2:Of er deugdelijk werk is verricht;
Antwoord: Ondergetekende is van mening dat er geen deugdelijk werk is verricht. De ingeheide palen onder de uitbouw zijn te kort gezien de sonderingen welke het meest representatief zijn voor het adres van de woning. De lengte van de palen die zijn ingeheid zijn conform de [straatnaam 2] 6 meter lang terwijl palen met een lengte van minimaal 11 meter lengte benodigd zouden zijn geweest om de eerste voldoende draagkrachtige laag te bereiken en de samendrukbare lagen voldoende te zijn gepasseerd. Dit volgt ook uit het funderingsadvies van de constructeur als in opdracht van de heer [eiser] uitgebracht.
Vraag 3:Is er een causaal verband tussen de werkzaamheden van [gedaagde] en de schade aan de uitbouw;
Antwoord: Ja, er is een direct oorzakelijk verband tussen de ingeheide palen (onderdeel van de opdracht aan [gedaagde] ) en de verzakking van de uitbouw (als gevolg van de te korte palen, niet controleerbaar en overtuigend op stuit geheid). [gedaagde] heeft de opdracht aangenomen de palen in te brengen (heien). Hierbij is hij uitgegaan van een stelpost voor wat betreft de lengte van de palen. Aannemelijk is dat bij [gedaagde] vooraf niet geheel duidelijk is geweest wat de lengte van de palen zou worden waardoor rekening diende te worden gehouden met verrekening. Aanleiding hiervoor zou mogelijk kunnen zijn geweest de aanduiding van heien op stuit als aangegeven in de constructieberekening van april 2011.
De [straatnaam 2] als bijgehouden geeft een grotere paallengte weer dan in de offerte van [gedaagde] aangehouden. Dit houdt in dat het heibedrijf duidelijk heeft gelet op de kalendering om de inheidiepte te bepalen. De kalendering als in het dossier aanwezig vertoont voor alle drie de palen een gelijk beeld. Zonder sondering is een kalendering niet volledig te beoordelen. De kalendering geeft voor ondergetekende echter wel enkele aanleidingen voor twijfel of door [gedaagde] op basis van deze kalendering voldoende kan/kon worden beoordeeld of op stuit is geheid. De eerste is dat er slechts over een lengte van 75 cm is gekalenderd. Dit is erg weinig daar de laatste 1 tot 2 meter gebruikelijker is zeker wanneer er vooraf zo weinig bekend is (ondergetekende houdt rekening met de mogelijkheid) geweest over de bodem en de diepte van draagkrachtige lagen als door de constructeur in de berekening van april 2011 aangegeven. De tweede is dat het aantal slagen per 25 cm zakking van de laatste tocht niet hoog is te noemen. Als laatste wil ondergetekende nog opmerken dat nog geen sterke toename zichtbaar is in het aantal slagen of een stabiele herhaling van het aantal slagen in de laatste tochten.
Vraag 4:Of herstel mogelijk is en welke kosten met herstel zijn gemoeid inclusief herstel van gevolgschades;
Antwoord: Ondergetekende is van mening dat herstel mogelijk is door middel van extra palen onder de fundering van de uitbouw met een grotere lengte, wel een inheidiepte van minimaal 15 meter onder NAP. Deze dienen dan met een juk de bestaande fundering te ondersteunen waarbij de palen op spanning moeten worden gezet om meteen de dragende functie van de oude palen te kunnen overnemen. Uiteraard dient voornoemde eerst te worden uitgewerkt en berekend door een constructeur. Er dient rekening te worden gehouden dat uit de controle berekening van de constructeur mogelijk nog meer maatregelen volgen. De kosten voor het aanvullende heiwerk met jukken worden in totaal geraamd tussen de
€ 2.300,- en 3.400,- exclusief BTW. Hierbij is uitgegaan van het fixeren van de uitbouw met op spanning gebrachte jukken. Corrigeren van de uitbouw wordt afgeraden in verband met de mogelijkheid van het ontstaan van nog meer schade voornamelijk ter plaatse van de aansluiting van de aanbouw op de bestaande woning.
De kosten voor het herstellen van de scheurvorming in de aanbouw en als gevolg van de scheefstand ontstane kieren en naden in de afwerkingen worden in totaal geraamd op € 2.300,-exclusief BTW.
(…)
Vraag 6:De door de wederpartij gemaakte opmerkingen/verzoeken en uw commentaar daarop.
Antwoord: (…) [gedaagde] heeft in de hoeveelheden staat en de offerte een lengte van 5 meter per paal opgenomen als stelpost. Daarnaast is een [straatnaam 2] van alle drie de ingeheide palen beschikbaar als opgesteld door het heibedrijf.
Mogelijk kan het zijn geweest dat voornoemde is gebaseerd op een onvolledig beschikbaar gestelde constructieberekening. De berekening bestaat namelijk uit twee delen van verschillende datum en bevatten beiden ook een verschillend paal-heiadvies.
Ondergetekende gaat er vanuit dat wanneer [gedaagde] zou hebben beschikt over de paalberekening, dat [gedaagde] uit zou zijn gegaan van een inheidiepte van 15 meter onder NAP als aangegeven. [gedaagde] is echter uit gegaan van kortere palen en de [straatnaam 2] toont mogelijk het beeld van heien op stuit, drie tochten gekalenderd.
In het ontvangen dossier wordt zowel door [eiser] als [gedaagde] feitelijk niet aangetoond wanneer respectievelijk de paalberekening is verzonden of is ontvangen. Voor ondergetekende is het dan ook niet mogelijk hier verdere conclusies aan te verbinden met feitelijke onderbouwing.
2.10.
Bij brief van 8 mei 2020 heeft [eiser] [gedaagde] gesommeerd om binnen twee weken te bevestigen bereid te zijn de gebreken aan het werk te herstellen op een nader overeen te komen tijdstip, doch uiterlijk binnen vier weken.
2.11.
Bij brief van 5 oktober 2020 heeft [eiser] aan [gedaagde] geschreven dat hij thans aanspraak maakt op vervangende schadevergoeding in plaats van herstel en is [gedaagde] gesommeerd om de vervangingsschade ad € 21.495,55 en de kosten van het [onderneming 3] aan hem te betalen.
2.12.
Bij brief van 21 oktober 2020 heeft [gedaagde] de aansprakelijkheid betwist. [gedaagde] is niet overgegaan tot het uitvoeren van herstelwerkzaamheden.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] om aan [eiser] te voldoen € 21.495,75 aan hoofdsom, € 1.436,88 aan expertisekosten en € 1.215,24 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze drie bedragen vanaf 22 mei 2020 tot de voldoening en met veroordeling van [eiser] in de proceskosten en de nakosten, de nakosten vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelt [eiser] – samengevat – het volgende. [gedaagde] heeft de werkzaamheden aan de aanbouw niet deugdelijk uitgevoerd, waardoor de aanbouw is verzakt. Hierdoor ontstaan er scheuren in het stucwerk. Ook kan [eiser] zijn harmonicadeur niet meer gebruiken omdat deze klemt. [eiser] heeft sonderingen en een aanvullende constructieberekening van 11 juli 2011 aan [gedaagde] overhandigd, op basis waarvan heipalen met een lengte van minimaal 11 meter hadden moeten worden geplaatst. Uit het expertiserapport van het [onderneming 3] blijkt echter dat [gedaagde] op stuit heeft geheid en daarbij te korte heipalen met een lengte van 6 meter heeft gebruikt. Voor zover niet zou komen vast te staan dat [eiser] sonderingen aan [gedaagde] heeft overhandigd, dan heeft [gedaagde] een onnodig risico genomen door met gebrek aan informatie over de draagkracht van de bodem toch op stuit te heien, welk risico zich thans heeft verwezenlijkt. In dit kader heeft [gedaagde] ook haar waarschuwingsplicht geschonden. Bovendien heeft [gedaagde] het heiwerk op stuit niet goed uitgevoerd, zo blijkt uit het rapport van het [onderneming 3] . Het voorgaande maakt dat [gedaagde] jegens [eiser] toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen ingevolge de tussen partijen gesloten overeenkomst. [gedaagde] is in gebreke gesteld en gesommeerd herstelwerkzaamheden uit te voeren. Hieraan is geen gevolg gegeven, zodat [gedaagde] in verzuim is geraakt. [eiser] heeft de nakomingsvordering omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding. De herstelkosten begroot [eiser] , op basis van een bij een derde aannemer aangevraagde offerte, op een bedrag van € 21.495,75. De kosten van het expertiseonderzoek van het [onderneming 3] ad € 1.436,88 vordert [eiser] op grond van artikel 6:96 lid 2 sub c BW [naar de kantonrechter begrijpt: sub b].
3.3.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.4.
[gedaagde] baseert haar verweer – kort weergegeven – op het volgende. In de offerte is bepaald dat [eiser] constructieberekeningen dient aan te leveren. [gedaagde] heeft van [eiser] enkel de in opdracht van [eiser] opgestelde constructieberekening van 19 april 2011 ontvangen. Daarin is geen berekening van de paalfundering opgenomen, maar is vermeld dat de inheidiepte nader moet worden bepaald door middel van stuitheien. Er waren geen sonderingen beschikbaar. [gedaagde] betwist dat zij voor aanvang van de werkzaamheden sonderingen en de aanvullende constructieberekening van 11 juli 2011 van [eiser] heeft ontvangen. [gedaagde] heeft daarom op stuit laten heien. Zij heeft daarbij mogen vertrouwen op de door [eiser] aangeleverde en door een deskundige opgestelde constructieberekening van 19 april 2011. [gedaagde] betwist dat er onvoldoende informatie beschikbaar was om te kunnen starten met de heiwerkzaamheden. Zij heeft geen onnodig risico genomen en op haar rustte geen waarschuwingsplicht. Het stuitheien is ook op de juiste wijze uitgevoerd. [gedaagde] betwist dat het werk ondeugdelijk is uitgevoerd en dat zij toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. [gedaagde] beroept zich daarnaast op de toepasselijke algemene voorwaarden, waarin is bepaald dat zij niet aansprakelijk is voor de kosten zoals in deze procedure gevorderd, omdat deze het gevolg zijn van nalatigheid van [eiser] . Ook is in dit artikel aansprakelijkheid voor gevolgschade uitgesloten en is eventuele aansprakelijkheid beperkt tot maximaal de factuurwaarde. Voor zover [gedaagde] al aansprakelijk mocht zijn dan is er volgens haar sprake van eigen schuld van [eiser] , nu hij de sonderingen en aanvullende constructieberekening niet aan [gedaagde] heeft overgelegd. Daarnaast betwist [gedaagde] de hoogte van de gevorderde schade. In de door [eiser] overgelegde offerte ontbreekt een specificatie/bestek, zodat [gedaagde] niet kan controleren of gerekend is met materialen die gelijkwaardig zijn aan de door haar gebruikte materialen. Bovendien is geen rekening gehouden met ‘nieuw voor oud’. Ten slotte maakt [gedaagde] bezwaar tegen de gevorderde expertisekosten, rente en buitengerechtelijke incassokosten.

4.De beoordeling

Inleiding
4.1.
[eiser] heeft [gedaagde] opdracht gegeven om een aanbouw aan zijn woning aan de [straatnaam 1] [nummeraanduiding 1] - [nummeraanduiding 2] te [plaatsnaam 2] te realiseren tegen een prijs van € 30.451,46 inclusief btw. Hiermee is tussen partijen een overeenkomst tot aanneming van werk als bedoeld in artikel 7:750 BW tot stand gekomen.
4.2.
In het rapport van het [onderneming 3] is opgenomen dat de aanbouw van de woning af kantelt door een verzakking van de aan de gevelzijde aanwezige paalfundering onder de uitbouw. Hierdoor ontstaat er scheurvorming in de binnenwanden. Volgens het rapport zijn er te korte palen gebruikt en hadden er palen met een minimale lengte van 11 meter moeten worden gebruikt om een voldoende draagkrachtige grondlaag te bereiken. [gedaagde] heeft deze specifieke conclusies uit het rapport niet gemotiveerd betwist, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid daarvan. De kern van het geschil draait om de vraag of de verzakking het gevolg is van een toerekenbaar tekortschieten aan de zijde van [gedaagde] , althans een tekortschieten van de onderaannemer van [gedaagde] , waarvoor zij aansprakelijk is.
Toerekenbare tekortkoming
4.3.
Allereerst is tussen partijen in geschil of [eiser] , naast de constructieberekening van 19 april 2011, ook sonderingen en de daarop gebaseerde aanvullende constructieberekening van 11 juli 2011 aan [gedaagde] heeft overhandigd, waarin is bepaald dat er palen met een lengte van minimaal 11 meter moeten worden gebruikt. [gedaagde] heeft dit betwist en stelt dat zij enkel beschikte over de constructieberekening van 19 april 2011 en op basis daarvan is overgegaan tot stuitheien tot een diepte van 6 meter. [eiser] heeft niet onderbouwd dat en op welke wijze hij de sonderingen en de aanvullende constructieberekening aan [gedaagde] heeft overhandigd. Ter zitting heeft hij erkend dit niet te kunnen bewijzen. Dit betekent dat niet is vast komen te staan dat de sonderingen en de aanvullende berekening aan [gedaagde] zijn overhandigd. De kantonrechter moet het er daarom voor houden dat [gedaagde] ten tijde van het plaatsen van de aanbouw slechts beschikte over de constructieberekening van 19 april 2011.
4.4.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat zij mocht vertrouwen op de constructieberekening van 19 april 2011, dat zij op grond daarvan kon overgaan tot stuitheien en dat zij in dit kader niet over onvoldoende informatie beschikte of een onnodig risico heeft genomen. De kantonrechter zal eerst beoordelen of [gedaagde] (althans haar onderaannemer) het stuitheien deugdelijk heeft uitgevoerd. Indien dit niet het geval blijkt te zijn, dan is [gedaagde] tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst. De tussen partijen in geschil zijnde vraag of [gedaagde] überhaupt wel mocht overgaan tot stuitheien, zonder dat zij de beschikking had over sonderingen en/of een op sonderingen gebaseerde (nadere) constructieberekening en of zij in dit kader haar waarschuwingsplicht heeft geschonden, behoeft dan geen verdere beantwoording. De beantwoording van deze vraag zou in dat geval immers niet tot een andere conclusie kunnen leiden.
4.5.
In de constructieberekening van 19 april 2011 is opgenomen dat er geen sonderingen aanwezig zijn en de palen op stuit worden geheid. Bij stuitheien wordt de heipaal door de bodem geslagen totdat de punt van de paal op een voldoende draagkrachtige grondlaag komt te rusten. De juiste inheidiepte wordt bepaald door te kalenderen. Daarbij wordt tijdens het heien het aantal slagen geteld dat nodig is om de heipaal 25 cm (een zogenaamde tocht) de grond in te slaan. Dit wordt bijgehouden in een [straatnaam 2] .
4.6.
In de constructieberekening waar [gedaagde] over beschikte is voor wat betreft het heiwerk slechts summiere informatie opgenomen. [gedaagde] heeft echter aangegeven dat dit voor hem voldoende informatie bevatte om over te gaan tot de heiwerkzaamheden. [gedaagde] diende tijdens het stuitheien zelf de inheidiepte te bepalen en was daarmee zelf verantwoordelijk voor de lengte van de palen en het bereiken van de juiste grondlaag met voldoende draagvermogen. Vaststaat dat de paalfundering onder de uitbouw verzakt omdat er heipalen van onvoldoende lengte zijn gebruikt en er aldus geen voldoende draagkrachtige grondlaag is bereikt. Dit wijst er reeds op dat [gedaagde] het stuitheien onvoldoende zorgvuldig heeft uitgevoerd. Was er wel voldoende zorgvuldig op stuit geheid, dan was de paalfundering immers niet verzakt. [gedaagde] heeft dit ter zitting ook met zoveel woorden bevestigd door aan te geven dat hij veel vaker en met dezelfde heier/onderaannemer zonder sonderingen laten heien (met name in [plaatsnaam 1] , tevens in de polder) en dat een verzakking zoals in het geval van [eiser] nooit eerder is voorgekomen. Ook het rapport van het [onderneming 3] bevat aanwijzingen die impliceren dat heiproces niet zorgvuldig genoeg is verlopen. Zo is daarin geschreven dat er slechts over een lengte van 75 cm is gekalenderd, terwijl 1 tot 2 meter gebruikelijk is, zeker wanneer er weinig bekend is over de draagkracht van de bodem. [gedaagde] heeft dit niet betwist. Ook blijkt uit het rapport dat het aantal slagen in de laatste tocht niet hoog is te noemen (wat duidt op een lagere weerstand) en dat er in de laatste tochten geen sterke toename zichtbaar is in het aantal slagen per tocht of een stabiele herhaling van het aantal slagen per tocht.
4.7.
De conclusie is dat [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter is tekortgeschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst; het heien op stuit is immers niet naar behoren verricht. De tekortkoming is ook toerekenbaar aan [gedaagde] , nu dit door het inschakelen van een onderaannemer krachtens artikel 6:76 BW voor haar rekening komt.
Verzuim
4.8.
Omdat [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst is hij in beginsel verplicht de schade te vergoeden die [eiser] daardoor lijdt, mits [gedaagde] in verzuim is geraakt nu nakoming niet reeds blijvend onmogelijk was.
4.9.
[eiser] heeft [gedaagde] bij brief van 8 mei 2020 gesommeerd om binnen twee weken te bevestigen bereid te zijn de gebreken aan het werk te herstellen op een nader overeen te komen tijdstip, doch uiterlijk binnen vier weken. Deze brief dient te worden aangemerkt als een ingebrekestelling als bedoeld in artikel 6:82 BW. [gedaagde] is nadien niet tot herstel overgegaan en heeft zich daartoe ook niet bereid gesteld. Dit betekent dat zij in verzuim is geraakt.
Eigen schuld
4.10.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat [eiser] schuld heeft aan het ontstaan van de schade, omdat hij de sonderingen en/of de aanvullende constructieberekening van 11 juli 2011 niet aan [gedaagde] heeft overhandigd, wat ertoe dient te leiden dat alle gevolgen wegens eigen schuld voor rekening en risico van [eiser] komen. Dit verweer faalt. Weliswaar is het zo dat niet is vast komen te staan dat [eiser] de sonderingen en de aanvullende constructieberekening aan [gedaagde] heeft overhandigd en hij daarmee wellicht heeft niet heeft voorkomen dat [gedaagde] is overgegaan tot stuitheien, echter kan [eiser] daarmee nog geen eigen schuld worden verweten ten aanzien van het feit dat [gedaagde] het stuitheien vervolgens niet deugdelijk heeft uitgevoerd. De kantonrechter wijst er ook op dat dit verweer zich moeilijk laat verenigen met de stelling van [gedaagde] dat zij voldoende informatie beschikbaar had om te kunnen starten met de heiwerkzaamheden en dat er geen risico verbonden was aan het heien op stuit.
De algemene voorwaarden
4.11.
[gedaagde] heeft een beroep gedaan op een drietal bepalingen uit de toepasselijke algemene voorwaarden, te weten op artikel 21 lid 1 sub b, artikel 21 lid 2 en artikel 21 lid 3. Dit verweer kan echter niet leiden tot een afwijzing van de vordering, achtereenvolgens omdat 1) uit het voorgaande volgt dat van nalatigheid van [eiser] geen sprake is geweest, 2) omdat het gevorderde bedrag de factuurwaarde niet overstijgt en 3) omdat [eiser] in deze procedure geen gevolgschade maar vervangende schadevergoeding vordert.
Vervangende schadevergoeding
4.12.
Bij brief van 5 oktober 2020 heeft [eiser] geschreven dat hij thans aanspraak maakt op vervangende schadevergoeding in plaats van herstel. [eiser] heeft hiermee de oorspronkelijke verbintenis tot nakoming op grond van artikel 6:87 BW rechtsgeldig omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding.
4.13.
[eiser] vordert vervangende schadevergoeding voor een bedrag van € 21.495,75 inclusief btw. Hij baseert zich daarbij op een offerte van het bedrijf [onderneming 4] . [gedaagde] heeft de schadeomvang betwist. De kantonrechter volgt [gedaagde] in haar stelling dat deze offerte onvoldoende gespecificeerd is. De offerte is te summier om de schadeomvang op het hierin genoemde bedrag te begroten, zeker wanneer dit wordt vergeleken met de in het rapport van het [onderneming 3] begrote herstelkosten van (maximaal) € 5.700,00 exclusief btw. Ook als het [onderneming 3] in haar begroting (bijvoorbeeld) niet de kosten voor het verwijderen en herplaatsen van schuttingdelen en straatwerk heeft meegenomen, vraagt het verschil om een nadere onderbouwing en specificatie.
4.14.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter [eiser] opdragen om de herstelkosten die zijn gemoeid met het herstellen van de paalfundering onder de aanbouw en het herstellen van de door de verzakking aan de aanbouw ontstane schade nader te onderbouwen aan de hand van een per schadepost voldoende gespecificeerde offerte. [gedaagde] zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld daar schriftelijk op te reageren.
4.15.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 20 april 2022 om 11:00 uurvoor het nemen van een akte door [eiser] ter zake hetgeen hiervoor in randnummer 4.14 is overwogen;
5.2.
bepaalt dat [gedaagde] vervolgens in de gelegenheid wordt gesteld om binnen een termijn van vier weken schriftelijk te reageren op deze akte van [eiser] ;
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2022.