Overwegingen
1. De voorzieningenrechter treft alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist.
2. De beide omgevingsvergunningen die verweerder aan vergunninghouder heeft verleend zien op de activiteit ‘kappen’ van bomen. Omdat verzoekster bezwaar heeft gemaakt tegen de omgevingsvergunningen en tijdens de bezwaartermijn verzoeken om een voorlopige voorziening heeft ingediend, zijn de omgevingsvergunningen van rechtswege geschorst totdat de voorzieningenrechter op het verzoek heeft beslist.Dit betekent dat de vergunninghouder tot zolang nog geen gebruik mag maken van de verleende omgevingsvergunningen.
3. Vergunninghouder heeft meegedeeld dat hij zo snel mogelijk verder wil gaan met de werkzaamheden en niet wil wachten op de uitkomst van de bezwaarprocedure.
4. De bomen die op basis van de besluit I worden gekapt, moeten wijken vanwege de sloop van het bestaande flatgebouw. Met het ontmantelen van het flatgebouw is al gedeeltelijk gestart. Gelet op de toelichting op de zitting heeft verzoekster een spoedeisend belang bij haar verzoek om een voorlopige voorziening ten aanzien van besluit I.
5. Het college heeft ten aanzien van besluit II toegelicht dat het bestemmingsplan, waarmee de nieuwe woningen planologisch mogelijk worden gemaakt, momenteel in voorbereiding is. Pas als het bestemmingsplan voor de geplande woningbouw onherroepelijk is, kan van omgevingsvergunning II gebruik worden gemaakt. Dit is als voorwaarde in het besluit opgenomen. Het college verwacht dat het bestemmingsplan in het derde kwartaal van dit jaar ter goedkeuring aan de raad wordt voorgelegd. Dit betekent dat op korte termijn nog geen gebruik kan worden gemaakt van deze vergunning.
Gelet hierop is er op dit moment geen sprake van spoedeisend belang ten aanzien van besluit II. Gemachtigde van verzoekster heeft daarom op de zitting het verzoek om een voorlopige voorziening ten aanzien van besluit II (UTR 22/22) ingetrokken.
6. Verzoekster verzoekt om schorsing van de verleende vergunning voor het kappen van de bomen, omdat de vergunning vooruit loopt op bouwplannen die nog niet vaststaan.
Verzoekster stelt dat het college geen duidelijkheid geeft over de wijze waarop de sloop wordt uitgevoerd. Verzoekster vindt dat daardoor niet vast staat dat alle vergunde bomen, die bovengemiddelde ecologische en bijzondere ruimtelijke en bovengemiddelde milieuwaarden hebben, in de weg staan om te kunnen slopen. Vooral niet alle bomen tussen de flat en de [adres] .
Het beoordelingskader
7. Voor het treffen van een voorlopige voorziening in de fase van bezwaar is in beginsel alleen aanleiding als de omgevingsvergunning zodanig gebrekkig is dat deze in de heroverweging naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet of niet volledig in stand kan blijven. De voorzieningenrechter geeft in deze uitspraak daarom eerst een voorlopig oordeel over de vraag of de omgevingsvergunning rechtmatig is of niet. Daarna zal zij beoordelen of de belangen van verzoeker om de omgevingsvergunning verder te schorsen al dan niet zwaarder moeten wegen dan de belangen van verweerder en vergunninghouder om de omgevingsvergunning in stand te laten. Hoe zekerder de voorzieningenrechter is over de rechtmatigheid van het besluit, hoe minder ruimte er is voor de belangen van verzoeker.
8. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventuele bodemprocedure niet.
Rechtmatigheid van het besluit
9. Het kappen van bomen is een activiteit waarvoor een omgevingsvergunning vereist is.Het verlenen van een kapvergunning is een bevoegdheid van het college, waarbij het college beleidsruimte heeft. Het college kan een vergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van de ecologische, ruimtelijke, milieu, of cultuurhistorische waarde van de te kappen bomen.
10. Het college heeft in het kader van de beoordeling van de waarden van de te kappen bomen een onderzoek ter plaatse laten doen door de boomtechnisch adviseur en heeft de uitkomsten daarvan meegenomen in de besluitvorming. Gebleken is dat de bomen een bovengemiddelde ecologische waarde hebben, omdat zij schuil- en broedplaatsen bieden aan fauna. De bomen hebben ook een duidelijke ruimtelijke waarde en een bovengemiddelde milieuwaarde. Ondanks de geconstateerde waarden heeft het college toch besloten bij besluit I de kap van 59 bomen en het verplanten van 13 bomen toe te staan, daarvan zijn er respectievelijk 56 en 4 vergunningplichting. Het college heeft daartoe besloten, omdat de bomen in de weg staan voor de noodzakelijke sloop van de bestaande flat en alternatieven voor de kap niet mogelijk zijn.
11. Uit het verweer en de toelichting op de zitting is gebleken dat het flatgebouw vanaf juli 2021 volledig leeg staat en volledig zal worden gesloopt, omdat het gebouw niet meer aan de huidige woonwensen van de gemeente voldoet en transformatie niet aan de orde is. De voor de sloop vereiste sloopmelding is op 18 oktober 2021 akkoord bevonden en daarna is de ontmanteling al gestart. Het college vindt het met het oog op de veiligheid en leefbaarheid van belang dat het flatgebouw zo snel mogelijk volledig wordt gesloopt. Bij de sloopmelding hoort een plan ten behoeve van de ‘Bereikbaarheid, Leefbaarheid, Veiligheid en Communicatie’, waaronder een sloopveiligheidstekening met daarop een sloopveiligheidszone rondom het flatgebouw om veilig te kunnen slopen. Toegelicht is dat daarbinnen de sloopwerkzaamheden feitelijk worden uitgevoerd en dat groot materieel moet kunnen manoeuvreren, zonder te worden gehinderd door obstakels, zoals bomen. Ook dient deze zone vrij van bomen te zijn om te voorkomen dat hier eventueel objecten vanaf het flatgebouw op zouden kunnen vallen. De voorzieningenrechter kan dit volgen en is van oordeel dat hiermee voldoende is onderbouwd dat inderdaad alle bomen waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, gekapt moeten worden om een verantwoorde en veilige sloop van het flatgebouw mogelijk te maken.
12. De voorzieningenrechter komt tot het voorlopig oordeel dat zij geen aanleiding ziet de omgevingsvergunning onrechtmatig te vinden.
13. Verzoekster heeft er belang bij dat de verleende omgevingsvergunning wordt geschorst in afwachting van een eventuele beroepsprocedure, zodat er geen werkzaamheden worden verricht die onomkeerbaar zijn. Vergunninghouder heeft een belang bij het kappen van de bomen die nu in de weg staan om veilig de sloop voort te kunnen zetten.
14. Gelet op het voorlopig rechtmatigheidsoordeel is in deze belangenafweging minder ruimte voor het belang van verzoekster bij het verder schorsen van de omgevingsvergunning totdat het college op het bezwaarschrift heeft beslist dan voor de belangen van de vergunninghouder bij het afwijzen van het verzoek om voorlopige voorziening.
15. Het belang van vergunninghouder bij het kunnen voortzetten van de sloopwerkzaamheden, waardoor er bomen moeten worden gekapt, weegt in dit geval naar het oordeel van de voorzieningenrechter zwaarder dan het belang van verzoekster. Zij neemt hierbij in aanmerking de toelichting van het college dat om veiligheidsredenen de vergunde bomen gekapt moeten worden. Op de zitting is daarbij aan de hand van een tekening de terreininrichting van de sloopveiligheidszone toegelicht. Daarbij is ook aan de hand van de draaireikwijdte van de mobiele toren- en telescoopkraan inzichtelijk gemaakt waarom bomen aan de andere kant van de flat vergund zijn om te kappen.
16. De voorzieningenrechter kan wel het standpunt van verzoekster volgen dat het bestreden besluit een toelichting mist dat een aantal bomen gekapt moeten worden als gevolg van de mogelijkheid van vallend bouwafval vanaf de flat. Op dat punt moet het college in de bezwaarprocedure nader motiveren. Ook moet het college in de bezwaarprocedure de terreininrichting en de reikwijdte van de mobiele toren- en telescoopkraan toelichten, waardoor inzichtelijk is welke bomen om die reden gekapt moeten worden.
17. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen. Dat betekent dat vergunninghouder in beginsel mag doorgaan met het uitvoering geven aan besluit I. De voorzieningenrechter benadrukt hierbij dat vergunninghouder dit op eigen risico doet, zolang de verleende omgevingsvergunning nog niet onherroepelijk is.
18. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.