ECLI:NL:RBMNE:2022:1043

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 maart 2022
Publicatiedatum
22 maart 2022
Zaaknummer
16.288595.20 en 16.015872.21 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing en medeplichtigheid aan diefstal met geweld door verdachte met vuurwapen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 maart 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing en medeplichtigheid aan een diefstal met geweld. De verdachte, geboren in 1999, heeft samen met een ander geprobeerd om drie jongens af te persen in Laren op 15 november 2020. Hierbij is geweld gebruikt en is gedreigd met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de jongens heeft geduwd en hen heeft gedwongen om geld en telefoons af te geven. Daarnaast heeft de verdachte een vuurwapen geleverd aan mededaders die dit wapen hebben gebruikt bij een overval op een snackbar in Hilversum op 20 november 2019. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld volgens het jeugdstrafrecht en hem een voorwaardelijke jeugddetentie van één maand opgelegd, samen met een taakstraf van honderd uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die zwakbegaafd is en begeleiding nodig heeft. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en begeleiding bij het wonen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.288595.20 en 16.015872.21 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 maart 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1999] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E. Wiersma en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. E.I.B. Hoffman, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16.288595.20 (hierna: feit 1)
op 15 november 2020 te Laren, samen met een ander, heeft geprobeerd om met (bedreiging met) geweld geld en/of telefoons en/of kleding en/of schoenen van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] te stelen
en/of
op 15 november 2020 te Laren, samen met een ander, heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] met (bedreiging met) geweld te dwingen tot afgifte van geld en/of telefoons en/of kleding en/of schoenen.
Parketnummer 16.015872.21 (hierna: feit 2)
medeplichtig is geweest aan een door [A] en/of [B] op 20 november 2019 te Hilversum in vereniging gepleegde diefstal met (bedreiging met) geweld van € 500,00 van [slachtoffer 4] en/of [onderneming] , door aan [A] en/of [B] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te geven
en/of
medeplichtig is geweest aan een door [A] en/of [B] op 20 november 2019 te Hilversum in vereniging gepleegde afpersing van [slachtoffer 4] van € 500,00 dat aan [slachtoffer 4] en/of [onderneming] toebehoorde, door aan [A] en/of [B] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te geven.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16.288595.20 en 16.015872.21 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1 en 2.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 ten laste gelegde poging tot afpersing in vereniging en de onder 2 ten laste gelegde medeplichtigheid aan diefstal in vereniging met geweld wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van beide feiten. Wat betreft het onder 1 ten laste gelegde heeft zij aangevoerd dat verdachte er alleen bij heeft gestaan en verder niets heeft gedaan. Wat betreft het onder 2 ten laste gelegde is er geen sprake van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, omdat verdachte niet wist waarvoor het wapen gebruikt zou worden en de situatie door zijn beperkingen ook niet kon overzien.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen voor feit 1 (poging straatroof) [1]
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 15 november 2020 in [plaatnaam 1] was en rond 02.00 uur samen met [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] besloot te gaan fietsen. Hij zag twee jongens op een bankje zitten. Hij hoorde dat één van hen riep ‘Hé jongens’ en hij zag dat [slachtoffer 3] stopte. [slachtoffer 2] en hij stopten op een afstand van zo’n tien meter. De twee jongens stonden bij [slachtoffer 3] . Jongen 1 droeg een lichtblauwe parajumper jas, jongen 2 een donkere jas. Hij hoorde dat er werd geroepen ‘Geef je geld’. [slachtoffer 3] zei dat hij geen geld bij zich had. De jongens liepen op [slachtoffer 3] af en jongen 2 pakte hem ter hoogte van zijn nek bij zijn kleding vast. Jongen 1 liep ondertussen in hun richting. Toen hij hen op twee meter was genaderd, zei hij: ‘Hebben jullie geld bij je’. Jongen 2 duwde met zijn handen en schouder tegen [slachtoffer 3] en ging neus aan neus met hem staan. Jongen 2 voelde bij [slachtoffer 3] aan zijn kleding. Jongen 1 en 2 gaven [slachtoffer 3] meerdere duwen. Zij vroegen aan [slachtoffer 2] op luide en agressieve toon: ‘Heb je geld bij je’, en dat hij zijn telefoon moest inleveren. Jongen 1 zei tegen zowel [slachtoffer 2] als tegen [slachtoffer 3] op luide agressieve toon: ‘Laat nu zien wat je achter je telefoon hebt in je hoesje’. [slachtoffer 1] zag dat zij beiden hun telefoon aan jongen 1 lieten zien. Jongen 1 zei tegen [slachtoffer 3] : ‘Geef even je telefoon, ik wil hem vasthouden’. [slachtoffer 3] zei dat hij dat niet ging doen, want dan zou jongen 1 hem stelen. Jongen 1 zei op agressieve toon: ‘Je gaat het doen of anders’. [slachtoffer 1] zag dat jongen 1 zijn beide handen naar zijn rug bracht alsof hij op zijn rug een wapen bij zich had. Jongen 1 begon hun kleding te scannen. Hij zei tegen [slachtoffer 2] op agressieve toon: ‘Ik wil jouw jas hebben, uit doen'. Jongen 1 zei tegen [slachtoffer 1] : ‘Ik wil jouw schoenen hebben’. Hij zag dat jongen 2 naar [slachtoffer 2] liep en hem ging fouilleren. Hij deed zijn handen in de jas- en broekzakken van [slachtoffer 2] . Jongen 2 richtte zich daarna tot [slachtoffer 1] en zei: ‘Heb je een portemonnee bij je’. [slachtoffer 1] antwoordde van niet. Vervolgens ging jongen 2 hem fouilleren; hij ging met beide handen in zijn jas- en broekzakken. Jongen 2 voelde in zijn linker broekzak een portemonnee en [slachtoffer 1] hoorde dat hij zei: ‘Je moet niet tegen mij liegen’. Hij voelde direct daarna een harde klap op zijn kaak, linksonder, en een hevige stekende pijn. [slachtoffer 1] weet zeker dat jongen 2 hem die klap heeft gegeven, want jongen 1 stond aan de andere kant. [slachtoffer 1] pakte vervolgens zijn portemonnee uit zijn broekzak, maakte hem open en pakte er buitenlands geld uit. Jongen 2 pakte het geld uit zijn hand en gooide het op de grond. [2]
De verbalisant die de aangifte van [slachtoffer 1] heeft opgenomen, heeft geconstateerd dat hij een verdikking zag op de linker onderkaak van aangever. [3]
Aangever [slachtoffer 3] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] voor hem fietsten. Hij zag twee jongens aan komen lopen. Persoon 1 had een lichtblauwe Parajumper zomerjas aan en persoon 2 had kort donkerbruin haar dat hij strak naar voren droeg. Eén jongen ging voor hem staan, waardoor hij moest afstappen. De andere jongen ging links van hem staan, met zijn borst tegen de linkerarm van [slachtoffer 3] . Deze persoon ging met zijn hoofd bij het gezicht van [slachtoffer 3] staan. Beide jongens vroegen of zij iets waardevols bij zich hadden, of zij geld hadden. [slachtoffer 3] pakte zijn portemonnee en liet deze aan de jongens zien. Persoon 1 zei: ‘Laat me je telefoon zien, heb je er geld achter?’ [slachtoffer 3] liet zijn telefoon zien, daar zat niks achter. Vervolgens gingen ze verder met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Daar deden ze hetzelfde. Persoon 2 ging hem vervolgens fouilleren. Hij voelde in al zijn broekzakken en jaszakken of er nog iets in zat. Daarna gingen ze naar [slachtoffer 1] en één van de jongens fouilleerde ook hem. Persoon 2 werd boos en pakte [slachtoffer 1] vast bij zijn zij en kraag. Hij hoorde persoon 2 tegen [slachtoffer 1] zeggen: ‘Je loog’. Het werd een beetje duwen en trekken. Vervolgens zag hij dat [slachtoffer 1] een klap tegen zijn linker kaak of wang kreeg. Persoon 2 deed dit met zijn vuist. [4]
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij aan het fietsen was met zijn vrienden [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en dat er plotseling twee jongens op hen kwamen afgerend. Jongen 1 droeg een lichtblauwe Parajumper jas en jongen 2 had zijn haren naar voren gekamd en droeg een donkerkleurige jas. Hij zag dat [slachtoffer 3] door twee jongens werd tegengehouden, door hen werd geduwd en dat er aan hem werd getrokken. Beide jongens waren heel agressief. [slachtoffer 2] werd door jongen 1 geduwd. Beide jongens bleven vragen naar geld en naar hun mobiele telefoon. Jongen 1 vroeg zelfs de jas van [slachtoffer 2] en de schoenen van [slachtoffer 1] . Hij zag en voelde dat jongen 1 hem fouilleerde, hij controleerde met zijn handen zijn zakken. [slachtoffer 1] werd door jongen 2 gefouilleerd. Jongen 2 kwam wederom vlak voor hen staan en zei: Jullie geld, kleding of niet, dan lossen wij het op een andere manier op’. [slachtoffer 2] hoorde dat jongen 2 aan [slachtoffer 1] zijn portemonnee vroeg en zag dat hij hem opnieuw fouilleerde. Hij hoorde dat jongen 2 tegen [slachtoffer 1] zei: ‘Je had dus wel je portemonnee in je zak, je moet niet liegen’. Hij zag dat jongen 2, nadat hij dit gezegd had, [slachtoffer 1] een volle hoek in zijn gezicht gaf. Hij zag dat jongen 2 het geld uit de portemonnee pakte en dit op de grond gooide. Beide jongens reikten af en toe met hun handen achter hun rug, alsof ze iets, bijvoorbeeld een wapen, wilden pakken. [5]
Verbalisanten hebben diezelfde nacht twee jongens aangehouden die volledig voldeden aan de door aangevers opgegeven signalementen. Verdachte 1, met de lichtblauwe parajumper jas, betrof [C] . Verdachte 2 droeg een zeer donkere jas en betrof [verdachte] .
Verdachte heeft ter terechtzitting van 8 maart 2022 verklaard dat hij daar ter plaatse is geweest samen met iemand anders, dat er een ruzie was en dat er duw- en trekwerk heeft plaatsgevonden. [6]
Bewijsoverweging voor feit 1
Anders dan de raadsvrouw ziet de rechtbank geen enkele reden om aan de inhoud van de door aangevers afgelegde verklaringen te twijfelen. De verklaringen zijn meteen na het gebeuren afgelegd, zijn in lijn met elkaar en ondersteunen elkaar. De constatering van de betreffende verbalisant wat betreft het letsel bij [slachtoffer 1] ondersteunt eveneens de verklaringen dat er geweld is gebruikt door verdachten. Uit de door aangevers opgegeven signalementen, in combinatie met het proces-verbaal van bevindingen dat de aanhouding van de verdachten en signalementen van de verdachten beschrijft, kan duidelijk worden afgeleid wie van de twee jongens verdachte is geweest – namelijk jongen 2 – en welke handelingen door hem zijn verricht. Verdachte heeft er niet enkel bijgestaan, zoals hij heeft verklaard en zoals door de raadsvrouw is aangevoerd. Verdachte is degene die [slachtoffer 1] heeft geslagen en hij heeft, net als verdachte 1, geduwd en de aangevers gefouilleerd en op een agressieve manier om waardevolle spullen gevraagd.
De onder 1 ten laste gelegde poging tot afpersing in vereniging kan wettig en overtuigend worden bewezen.
Bewijsmiddelen voor feit 2 (overval snackbar)
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft weliswaar vrijspraak voor dit feit bepleit, maar deze vrijspraak ziet niet op de inhoud van het bewijs maar op hoe dit bewijs moet worden geduid. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 maart 2022;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 4 februari 2020, genummerd 20200204.1406.9764, opgemaakt door districtsrecherche Gooi en Vechtstreek, houdende een bekennende verklaring van verdachte, pagina’s 1012 tot en met 1014;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 21 november 2019, genummerd PL0900-2019348477-1, opgemaakt door de politie eenheid Midden-Nederland, houdende de verklaring van [slachtoffer 4] , pagina’s 16 tot en met 17;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 9 april 2020, genummerd 20200409.0859.9764, opgemaakt door de districtsrecherche Gooi en Vechtstreek, houdende de verklaring van [A] , pagina 3029 tot en met 3031.
Bewijsoverweging voor feit 2
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte wist dat er met behulp van het door hem geleverde wapen een overval gepleegd zou worden omdat dit tegen hem was gezegd. Uit de verklaring van verdachte bij de politie volgt dat [A] en [B] , aan wie verdachte het wapen vlak voor de overval gaf, ingepakt waren: ze droegen sjaaltjes, handschoenen en capuchons. Ook heeft verdachte verklaard dat hij bij wijze van beloning wat zou krijgen voor het wapen dat hij leverde. Bij de politie verklaarde verdachte dat dit een Parajumpers jas zou zijn en ter zitting verklaarde hij over een geldbedrag van € 200,00 dat aan hem was beloofd. Al deze omstandigheden tezamen maken dat het niet aannemelijk was dat er gebluft werd over een te plegen overval. De rechtbank is van oordeel dat aldus wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte met opzet heeft gehandeld. De verstandelijke beperkingen van verdachte, als gevolg waarvan hij de situatie wellicht minder of niet goed kon overzien, staan aan het aannemen van opzet niet in de weg.
De rechtbank is van oordeel dat de aan verdachte onder 2 ten laste gelegde medeplichtigheid aan diefstal in vereniging met bedreiging met geweld bewezen kan worden verklaard.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 15 november 2020 te [plaatnaam 1] , tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van geld en telefoons en kleding en schoenen, dat aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] toebehoorde, door
- tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft gezegd dat zij geld en hun telefoon moeten afgeven, en
- die [slachtoffer 2] meermalen heeft geduwd en aan de kleding van die [slachtoffer 2] heeft getrokken, en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Je gaat het doen of anders lossen we het op een andere manier op", en
- de kleding van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft doorzocht, en
- die [slachtoffer 1] heeft vastgepakt en
- die [slachtoffer 1] een klap in het gezicht heeft gegeven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
[A] en [B] op 20 november 2019 te [plaatsnaam 2] , tezamen en in vereniging, een geldbedrag dat aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] en/of [onderneming] , hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- met gezichtsbedekking voornoemde snackbar binnen te gaan en
- met een mes op de toonbank te slaan en
- vervolgens gewapend die [slachtoffer 4] de woorden toe te roepen: ‘Dit is een overval. Kassa openmaken’ en/of ‘Kassa open, snel’ en
- een vuurwapen en een mes, (dreigend) in de richting van die [slachtoffer 4] te houden en te tonen,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte, toen aldaar, opzettelijk middelen heeft verschaft door die [A] en die [B] een vuurwapen te geven.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 2:
medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het jeugdstrafrecht toe te passen en verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van één maand, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden 1) een meldplicht bij de reclassering, 2) begeleid wonen en 3) meewerken aan hulpverlening;
- een taakstraf van honderd uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door vijftig dagen jeugddetentie.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft eveneens bepleit het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte heeft heel veel hulp en begeleiding gehad en het gaat nu goed met hem. Hij werkt veertig uren per week en krijgt daarnaast nog steeds veel begeleiding. Een onvoorwaardelijke taakstraf is niet passend, verdachte wordt dan overvraagd. De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen, met een proeftijd van één jaar. Aan deze voorwaardelijke taakstraf kan reclasseringstoezicht worden verbonden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee ernstige en nare feiten. Hij heeft, samen met een ander, geprobeerd om midden in de nacht drie jongens, van toen 15 en 17 jaar oud, af te persen. Daarbij is door verdachten geweld gebruikt en is daarmee gedreigd. Een jaar voorafgaand aan dit feit heeft verdachte aan twee personen een vuurwapen geleverd in de wetenschap dat daarmee een overval zou worden gepleegd. Het wapen is vervolgens ook gebruikt bij een overval op een snackbar. Verdachte is aldus medeplichtig geweest aan deze diefstal met bedreiging met geweld. Verdachte heeft met deze feiten laten zien dat hij geen respect had voor andermans eigendommen en evenmin voor hun lichamelijke integriteit. De slachtoffers hebben angst ervaren en het gebeuren is intimiderend voor hen geweest, hetgeen de rechtbank verdachte kwalijk neemt. Ook zorgen deze feiten voor gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 4 februari 2022 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte in 2021 een strafbeschikking heeft gekregen voor verboden wapenbezit.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van een tweetal rapportages van de reclassering, namelijk van 19 februari 2021 en van 12 mei 2021. Geadviseerd wordt om het jeugdstrafrecht toe te passen. Er is bij verdachte sprake van zwakbegaafdheid. Hij is niet goed in staat om praktische zaken zelfstandig te regelen en hij heeft ondersteuning nodig bij het zelfstandig wonen. Hij is beïnvloedbaar en maakt op de reclassering een jonge indruk. De begeleiding kan plaatsvinden door de volwassenreclassering, omdat verdachte reeds toewerkt naar (meer) zelfstandigheid en er al langere tijd geen sprake is van een gezinssituatie. In mei 2021 rapporteerde de reclassering dat verdachte binnenkort zou vertrekken naar een nieuwe woning met woonbegeleiding, waar sprake is van dagbesteding en inkomen. Positief is dat verdachte samen met zijn vader en woonbegeleiders stappen heeft ondernomen die een positieve invloed hebben op zijn toekomst. Het feit dat verdachte zeer beïnvloedbaar is door zijn zwakbegaafdheid kan leiden tot een risicofactor. Dit geldt tevens voor zijn middelengebruik. Dat leidt tot een gemiddeld recidiverisico. De reclassering vindt het wenselijk dat er door middel van een reclasseringstoezicht gemonitord wordt hoe de ingezette weg en hulpverlening zullen verlopen. Wanneer het nodig is, kunnen er nog andere interventies worden ingezet. Geadviseerd wordt om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden 1) een meldplicht bij de reclassering, 2) begeleid wonen of maatschappelijke opvang en 3) meewerken aan hulpverlening of behandeling.
De straf
De rechtbank vindt in de persoonlijkheid van verdachte grond om recht te doen overeenkomstig het jeugdstrafrecht.
In de strafoplegging weegt de rechtbank mee dat de feiten van langer geleden zijn en de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), overschreden is in de zaak met parketnummer 16.015872.21. In die zaak is verdachte op 4 februari 2020 in verzekering gesteld. Nu er op 22 maart 2022 vonnis wordt gewezen, is sprake van een overschrijding van ruim één maand. De rechtbank zal deze overschrijding verdisconteren in de duur van de op te leggen straf.
De rechtbank houdt in de strafoplegging ook rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en in positieve zin met de open proceshouding van verdachte wat betreft het onder 2 ten laste gelegde.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van één maand passend en geboden is. Gelet op de door de reclassering geconstateerde risicofactoren ziet de rechtbank aanleiding om deze straf voorwaardelijk op te leggen, om verdachte er op die manier in de toekomst van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan. Ook kan de hulp en begeleiding die volgens de reclassering nodig is om het recidiverisico te verminderen, op die manier in een strafrechtelijk kader plaatsvinden. Anders dan de raadsvrouw heeft verzocht, zal de rechtbank aan deze voorwaardelijke straf een proeftijd van twee jaren verbinden. Verdachte is een kwetsbare jongen. Hij heeft grote stappen voorwaarts gezet. De reclassering kan hem helpen en begeleiden bij het vasthouden van deze positieve ontwikkelingen, ook op zwakke momenten, en een termijn van twee jaren vindt de rechtbank daarbij passend.
Aan deze voorwaardelijke straf zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, namelijk 1) een meldplicht bij de reclassering te [plaatsnaam 3] , 2) begeleid wonen of maatschappelijke opvang en 3) meewerken aan hulpverlening of behandeling. Begeleiding kan plaatsvinden door de volwassenreclassering.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, opleggen voor de duur van honderd uren, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45, 48, 49, 63, 77c, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van één maand;
- bepaalt dat de jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich (telefonisch) zal melden bij [instelling] , op het adres [adres 2] te [plaatsnaam 3] ( [telefoonnummer] ), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal meewerken aan hulpverlening en/of behandeling, ook als dit inhoudt dat hij meewerkt aan een behandeling gericht op zijn verslaving en/of delictgedrag en/of emotioneel welzijn, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van het verblijf aan verdachte zullen worden gegeven en aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, in de vorm van een werkstraf, van 100 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, mr. A.W.M. van Hoof en mr. N. van Esch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 maart 2022.
Mr. N. van Esch is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16.288595.20
hij op of omstreeks 15 november 2020 te Laren, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld en/of
telefoon(s) en/of kleding en/of schoenen, in elk geval enig goed, die/dat geheel of
ten dele aan eenn ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te
weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , weg te nemen met
het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te
doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , te plegen
met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s)
aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
- tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd dat hij/zij
hun/zijn geld en/of telefoon(s) en/of kleding en/of schoenen moet(en) (af)geven,
en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen althans eenmaal, heeft/hebben geduwd en/of aan
de kleding van die [slachtoffer 2] heeft/hebben getrokken, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden heeft/hebben
toegevoegd: "Je gaat het doen of anders lossen we het op een andere manier op",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- de kleding van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben
doorzocht, en/of
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgepakt en/of
- die [slachtoffer 1] een klap in het gezicht heeft/hebben gegeven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 15 november 2020 te Laren, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)voorgenomen
misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van geld en/of
telefoon(s) en/of kleding en/of schoenen, in elk
geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
toebehoorde,
- tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd dat hij/zij
geld en/of hun telefoon moet(en) (af)geven, en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen althans eenmaal, heeft/hebben geduwd en/of aan
de kleding van die [slachtoffer 2] heeft/hebben getrokken, en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden heeft/hebben
toegevoegd: "Je gaat het doen of anders lossen we het op een andere manier op",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- de kleding van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben
doorzocht, en/of
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgepakt en/of
- die [slachtoffer 1] een klap in het gezicht heeft/hebben gegeven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Parketnummer 16.015872.21
[A] en/of [B] en/of (een) ander(en) op of omstreeks 20 november
2019 te Hilversum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van ongeveer 500 euro, in elk geval
een geldbedrag, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] en/of [onderneming] ,
heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van
geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4] gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- gemaskerd en/of vermomd, althans met gezichtsbedekking, voornoemde snackbar
binnen te gaan en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp op de toonbank te slaan
en/of
- ( vervolgens) gewapend die [slachtoffer 4] de woorden toe te roepen: ‘Dit is een overval.
Kassa openmaken’ en/of ‘Kassa open, snel’ en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp (dreigend) in de richting van die [slachtoffer 4] te
houden en/of te tonen en/of,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte, tezamen en in vereniging met
(een) ander(en), althans alleen, toen aldaar, opzettelijk gelegenheid en/of middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft en/of toen daar opzettelijk behulpzaam is
geweest door door die [A] en/of die [B] en/of (een) ander(en) een
vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te
geven/leveren/ter beschikking te stellen,
en/of
[A] en/of [B] op of omstreeks 20 november 2019 te Hilversum, in
elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot afgifte van, een geldbedrag van
ongeveer 500 euro, in elk geval een geldbedrag, dat geheel of ten dele aan een ander
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan die [slachtoffer 4]
en/of [onderneming] , welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestond dat
verdachte en/of zijn mededader(s)
- gemaskerd en/of vermomd, althans met gezichtsbedekking, voornoemde snackbar
zijn binnengegaan en/of
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp op de toonbank
heeft/hebben geslagen en/of
- ( vervolgens) gewapend die [slachtoffer 4] de woorden heeft/hebben toegeroepen: ‘Dit is een
overval. Kassa openmaken’ en/of ‘Kassa open, snel’ en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp (dreigend) in de richting van die [slachtoffer 4]
heeft/hebben gehouden/getoond,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte, tezamen en in vereniging met
(een) ander(en), althans alleen, toen aldaar, opzettelijk gelegenheid en/of middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft en/of toen daar opzettelijk behulpzaam is
geweest door door die [A] en/of die [B] en/of (een) ander(en) een
vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te
geven/leveren/ter beschikking te stellen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 19 november 2020, genummerd PL0900-2020372541, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 77. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 5 t/m 7.
3.Pagina 7.
4.Pagina 11 t/m 12.
5.Pagina 15 t/m 16.
6.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 maart 2022.