In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, Centrum Indicatiestelling Zorg. Verweerder had op 10 juli 2021 een indicatiebesluit afgegeven, maar trok dit besluit op 5 augustus 2021 weer in. Verzoekster maakte bezwaar tegen deze intrekking, maar verweerder verklaarde het bezwaar op 29 november 2021 niet-ontvankelijk. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld. Op 12 januari 2022 heeft verweerder echter medegedeeld dat hij terugkomt op de intrekking van het indicatiebesluit en dat hij de indicatie van verzoekster heeft voortgezet. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van haar proceskosten.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen het verzoek van verzoekster om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 759,-, wat is gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor van 1. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht van € 49,- aan verzoekster vergoeden.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten en het griffierecht aan verzoekster. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.