ECLI:NL:RBMNE:2022:1030

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
16/531066/FO RK 21-1260
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van het gezag en omgangsrecht na poging tot moord door de vader

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezag en omgangsrecht tussen ouders na een ernstige geweldsdelict. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.M.B. Leerkotte, verzocht om eenhoofdig gezag over de kinderen, omdat de vader, thans gedetineerd, veroordeeld was voor poging tot moord op de moeder. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. I.M. Thieme, verzocht om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken en om een contactregeling vast te stellen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gescheiden zijn en dat de vader in detentie zit na een veroordeling tot twaalf jaar gevangenisstraf. De moeder heeft PTSS als gevolg van het geweld en kan niet samen met de vader in de zittingszaal zijn. De rechtbank heeft de belangen van de kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], in overweging genomen en geconcludeerd dat het in hun belang is dat de moeder alleen het gezag uitoefent. De vader is het recht op omgang met de kinderen ontzegd voor onbepaalde tijd, omdat omgang schadelijk zou zijn voor hun geestelijke ontwikkeling.

De rechtbank heeft ook bepaald dat de moeder niet verplicht is om de vader te informeren over de kinderen, gezien de risico's voor haar veiligheid. De vader moet het paspoort van [minderjarige 2] aan de moeder afgeven. De overige verzoeken van de moeder zijn afgewezen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en kan in hoger beroep worden aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: 16/531066/FO RK 21-1260
Beschikking van 24 februari 2022
in de zaak van:
[verzoekster] ,
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. A.M.B. Leerkotte,
tegen
[verweerder],
wonende in [woonplaats 2] , thans gedetineerd in de [verblijfplaats] , locatie [plaatsnaam 1] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. I.M. Thieme.

1.De procedure

1.1.
De rechter heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de advocaat van de moeder (met bijlagen), binnengekomen op 19 november 2021;
  • het aanvullende verzoekschrift van de advocaat van de moeder (met bijlagen), binnengekomen op 18 januari 2022;
  • het verweerschrift van de advocaat van de vader (met bijlagen), binnengekomen op 3 februari 2022;
- het F9-formulier van 3 februari 2022 met productie 12 van de advocaat van de moeder;
- het F9-formulier van 9 februari 2022 met productie 13 van de advocaat van de moeder.
1.2.
De rechter heeft aan [minderjarige 1 (voornaam)] , de zoon van de ouders, gevraagd wat hij van het verzoek vindt. [minderjarige 1 (voornaam)] heeft vervolgens op 1 februari 2022 een gesprek gehad met de rechter.
1.3.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandelingen (zitting) van 10 februari 2022. De ouders zijn gescheiden van elkaar opgeroepen. De rechter heeft dit verzoek van de vrouw gehonoreerd. De vrouw heeft PTSS als gevolg van wat er tussen de man en de vrouw is gebeurd en is niet in staat om tegelijk met hem in de zittingszaal te zijn, ook niet met beveiliging erbij. Om 09.00 uur die dag heeft de rechter gesproken met de moeder, haar advocaat, de advocaat van de vader en mevrouw [A] , namens de Raad voor de Kinderbescherming Midden-Nederland, locatie [plaatsnaam 2] (hierna: de Raad). Om 12.00 uur die dag heeft de rechter gesproken met de vader en zijn advocaat, de advocaat van de moeder en mevrouw [A] namens de Raad.

2.Waar gaat het over?

2.1.
De ouders zijn met elkaar getrouwd geweest. Bij beschikking van deze rechtbank van [2015] is tussen hen de echtscheiding uitgesproken.
2.2.
Zij hebben samen twee kinderen:
  • [minderjarige 1], geboren op [2006] in [geboorteplaats] en
  • [minderjarige 2], geboren op [2010] in [geboorteplaats] .
2.3.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over hen nemen.
2.4.
De ouders zijn in het aan de echtscheidingsbeschikking gehechte ouderschapsplan een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ten aanzien van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] overeengekomen.
2.5.
[minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
2.6.
Bij uitspraak van deze rechtbank van 12 juli 2021 is de vader veroordeeld voor poging tot moord op de moeder en veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaar. De procedure in hoger beroep loopt nog.
2.7.
De moeder verzoekt de rechter om wijziging van het aan de beschikking van deze rechtbank van [2015] gehechte ouderschapsplan, in die zin dat zij verzoekt:
  • te bepalen dat het gezamenlijk gezag van de ouders wordt beëindigd en het ouderlijk gezag voortaan alleen aan de moeder toekomt;
  • dat de vader het recht op omgang met de kinderen voor onbepaalde tijd wordt ontzegd;
  • te bepalen dat het belang van de kinderen vereist dat het eerste lid van artikel 1:377b van het Burgerlijk Wetboek (BW) buiten toepassing blijft, zodat de moeder niet gehouden is tot informatie en consultatie.
Daarnaast heeft de moeder de rechter aanvullend en gedeeltelijk subsidiair verzocht om:
  • vervangende toestemming voor de aanmelding en hulpverlening bij [instelling] in [plaatsnaam 3] , naar de rechter begrijpt voor beide kinderen;
  • vervangende toestemming voor de inschrijving van [minderjarige 2 (voornaam)] bij de middelbare school [middelbare school] in [plaatsnaam 4] ;
  • te bepalen dat de vader het paspoort van [minderjarige 2 (voornaam)] aan de moeder dient af te geven op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de vader hier niet aan voldoet, met een maximum van € 5.000,00;
  • de verklaring van de vader te vervangen door een verklaring van de rechtbank als bedoeld in artikel 34 lid 2 van de Paspoortwet, zodat de moeder een geldig identiteitsbewijs voor [minderjarige 2 (voornaam)] kan aanvragen.
2.8.
De vader is het niet eens met de verzoeken van de moeder en verzoekt de rechter de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken dan wel de verzoeken af te wijzen. Daarnaast verzoekt de vader om een contactregeling tussen de kinderen en hem vast te stellen, die inhoudt dat de vader en de kinderen eenmaal per maand telefonisch of beeldbelcontact met elkaar mogen hebben en eenmaal per maand gerechtigd zijn om een kaart, een foto en een videobestand met elkaar uit te wisselen. Daarnaast verzoekt de vader om te bepalen dat hij eenmaal per zes weken gerechtigd is tot omgang met de kinderen op de door de [verblijfplaats] georganiseerde Ouder-Kind dagen, dan wel een omgangs- en contactregeling vast te stellen die de rechter of de Raad in het belang van de kinderen acht.

3.De beoordeling

Beslissing
3.1.
De rechter zal het gezag van de vader over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] beëindigen en bepalen dat de moeder voortaan alleen het gezag over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] toekomt. Verder ontzegt de rechter de vader het recht op omgang met [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] voor onbepaalde tijd en bepaalt de rechter dat artikel 1:377b lid 1 BW buiten toepassing zal blijven zodat de moeder niet gehouden is om informatie over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] te verstrekken aan de vader dan wel de vader te raadplegen over beslissingen over hen. Ook zal de rechter bepalen dat de vader uiterlijk op 10 maart 2022 het paspoort van [minderjarige 2 (voornaam)] aan de moeder dient af te geven. De overige verzoeken zullen worden afgewezen. De rechter zal hierna uitleggen hoe zij tot deze beslissing is gekomen.
Gezag
3.2.
De rechter zal het gezag van de vader over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] beëindigen. Dit betekent dat de moeder voortaan alleen de beslissingen over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] mag nemen.
De niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen kan de rechtbank vragen om het gezamenlijk gezag te beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of indien bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. [1] De rechter is van oordeel dat de omstandigheden zijn gewijzigd, omdat de vader gedetineerd is en omdat er al een ruime tijd geen contact is geweest tussen de ouders. Ook is er vanwege de detentie van de vader al enige tijd geen omgang meer tussen hem en de kinderen.
3.3.
In de wet staat dat de rechtbank het gezag van een ouder kan beëindigen als zij dit in het belang van de kinderen noodzakelijk vindt, of als er een risico is dat de kinderen klem of verloren dreigen te raken vanwege de strijd tussen de ouders en de rechtbank niet verwacht dat dat binnenkort beter wordt. Een andere reden om het gezag ven een ouder te beëindigen is dat het anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is dat dat gebeurt. [2] De rechter vindt het voor [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] noodzakelijk dat de moeder voortaan alleen over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] beslist.
Ouders hebben een zeer verstoorde relatie. De vader is als gezegd op 12 juli 2021 veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaar vanwege een poging tot moord op de moeder. Hij is de moeder op een fietspad met een bijl te lijf gegaan. Zij is ernstig verwond geraakt en heeft daar blijvend letsel aan over gehouden. Er is al langere tijd geen rechtstreeks contact meer tussen de ouders. De vader meent voldoende in staat te zijn om vanuit zijn detentie zijn gezag te kunnen uitoefenen. Hij begrijpt dat de communicatie lastig is vanwege de situatie met de moeder, maar hij ziet wel mogelijkheden zoals de inzet van een tussenpersoon of gezinsvoogd.
De rechter overweegt dat van de moeder in deze zeer uitzonderlijke situatie niet kan worden gevraagd om met de vader te overleggen over zaken die de kinderen aangaan en om samen met hem beslissingen daarover te nemen. De moeder heeft voldoende onderbouwd dat dat voor haar teveel spanning en emotie veroorzaakt. Voor [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] is het juist in deze situatie van groot belang dat hun moeder overeind blijft. Zij is immers zoals het er nu uitziet de enige opvoeder tot aan de volwassenheid van de kinderen. Daar komt bij dat de vader als gevolg van zijn detentie niet beschikbaar zijn als opvoeder van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] . Daardoor zal hij niet goed zal kunnen inschatten wat de kinderen nodig hebben om in goed overleg met de moeder de dagelijkse beslissingen over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] kan nemen.
3.4.
Nu de moeder met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] zal worden belast, zal de rechtbank de verzoeken van de moeder om vervangende toestemming voor de aanmelding van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] bij [instelling] in [plaatsnaam 3] en voor de inschrijving van [minderjarige 2 (voornaam)] bij de middelbare school [middelbare school] in [plaatsnaam 4] bij gebrek aan belang afwijzen.
(Ontzeggen) omgang
3.5.
De rechter zal de vader het recht op omgang met [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] voor onbepaalde tijd ontzeggen. [3] Dat betekent dat de vader geen omgang mag hebben met [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] .
De rechter vindt dat omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke ontwikkeling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] .
3.6.
Voor de rechter is leidend hoe het nu met [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] gaat en wat zij nodig hebben. [minderjarige 2 (voornaam)] is gediagnosticeerd met PTSS en voor beide kinderen geldt dat zij last hebben van de situatie en dat het niet goed gaat op school. De kinderen staan op dit moment niet open voor contact met de vader. [minderjarige 1 (voornaam)] had al langere tijd geen contact met de vader en [minderjarige 2 (voornaam)] heeft sinds het voorval geen contact meer met hem. [minderjarige 2 (voornaam)] heeft met ondersteuning van de hulpverlening gewerkt aan contactherstel met de vader, maar dit ging uiteindelijk te snel voor haar. De rechter is het met de vertegenwoordigster van de Raad op de zitting eens dat er rust nodig is voor de kinderen. Het is van belang dat er geen beroep meer wordt gedaan op hun loyaliteit richting de vader. Waar kinderen in een ‘gewone’ scheidingsstrijd tussen ouders al last kunnen hebben van een loyaliteitsconflict, is loyaliteit naar de vader toe voor [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] in dit geval nog vele malen complexer. Daarbij neemt de rechter ook in aanmerking dat de vader, ook tijdens de zitting, weinig blijk geeft van besef wat hij de moeder, maar ook de kinderen heeft aangedaan. Ook nu nog lijkt hij van mening te zijn dat de moeder de vader heeft gedreven tot deze daad. Daarmee bagatelliseert hij naar het oordeel van de rechter wat hij heeft gedaan, ook in zijn verhouding tot de kinderen. Door nu geen contact te hoeven hebben met hun vader ontstaat er naar verwachting ruimte bij de kinderen om aan hun eigen identiteitsontwikkeling te werken en te bedenken wat zij zelf willen in het contact met hun vader.
Informatie- en consultatieregeling
3.7.
De rechter zal bepalen dat artikel 1:377b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, buiten toepassing blijft zodat de moeder niet gehouden is om informatie over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] te verstrekken aan de vader dan wel de vader te raadplegen over beslissingen over hen.
De moeder heeft uitgelegd waarom een informatieplicht vaststellen te belastend is voor haar. Zij heeft ook nu nog veel zorgen over haar veiligheid en zij is bang dat de vader bij het verstrekken van informatie onbedoeld aanknopingspunten over haar (mogelijk in de toekomst nieuwe) verblijfplaats met de kinderen zou kunnen achterhalen. Ook de rechter vindt dat een regeling waarin de moeder wordt verplicht de vader te informeren niet aangewezen is, omdat dit een risico oplevert voor de veiligheid van de moeder, [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] . De moeder heeft ook naast de poging tot moord voldoende onderbouwd wat maakt dat haar veiligheid ook nu nog in het geding is. De rechter betrekt, net als bij de omgang, ook de houding van de vader naar de moeder toe bij dat oordeel. De houding van de man naar de vrouw toe lijkt nog steeds vijandig. Die houding en het gebrek aan inzicht in zijn eigen handelens, en wat hij niet alleen de moeder maar ook zijn kinderen heeft aangedaan, maakt dat de rechter vindt dat er nog steeds een risico voor de veiligheid van de moeder is. Het borgen van de veiligheid van de moeder is uiteraard in het belang van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] . Om die reden vindt de rechter dat het belang van de kinderen vereist dat een informatie- en consultatieregeling buiten toepassing blijft.
Afgifte paspoort
3.8.
De rechter zal bepalen dat de vader het paspoort van [minderjarige 2 (voornaam)] uiterlijk op 10 maart 2022 aan de moeder dient af te geven. [minderjarige 2 (voornaam)] woont bij de moeder en het is in het belang van [minderjarige 2 (voornaam)] dat zij over het identiteitsbewijs kan beschikken indien dat nodig is. De rechter zal de vader geen dwangsom opleggen, nu hij heeft aangegeven vrijwillig aan de afgifte van het paspoort te zullen meewerken.
Gelet hierop zal de rechter het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen voor de aanvraag van een geldig identiteitsbewijs voor [minderjarige 2 (voornaam)] , afwijzen. Ook zal de moeder met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 2 (voornaam)] worden belast, zodat zij zelfstandig voor [minderjarige 2 (voornaam)] een nieuw identiteitsbewijs kan aanvragen wanneer dit aan de orde mocht zijn.
Ondertoezichtstelling
3.9.
Het ter zitting mondeling gedane verzoek van de vader tot ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] zal worden afgewezen. De wet bepaalt dat een ouder een verzoek tot ondertoezichtstelling kan doen wanneer de Raad heeft aangegeven daartoe niet over te gaan.
Uit het in het geding gebrachte conceptrapport van de Raad van 2 februari 2022 en uit hetgeen de vertegenwoordigster van de Raad op de zitting heeft gezegd, volgt dat de Raad vooralsnog geen ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] zal verzoeken, zodat de vader ontvankelijk is in zijn verzoek. De rechter is echter met de Raad van oordeel dat, hoewel er sprake is van een bedreigde ontwikkeling van de kinderen -die met name is gelegen in wat de vader de moeder heeft aangedaan en de verwerking van de kinderen daarvan- de moeder als hoofdopvoeder op dit moment voldoende bereid en in staat is om onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging weg te nemen en hulpverlening te accepteren. Een ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] is daarom niet nodig.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
bepaalt dat het ouderlijk gezag over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] voortaan alleen aan de moeder
toekomt;
4.2.
ontzegt de vader het recht op omgang met [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] voor onbepaalde tijd;
4.3.
bepaalt dat artikel 1:377b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, buiten toepassing
blijft zodat de moeder niet gehouden is om informatie over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] te verstrekken aan de vader dan wel de vader te raadplegen over beslissingen over hen;
4.4.
bepaalt dat de vader uiterlijk op 10 maart 2022 het paspoort van [minderjarige 2 (voornaam)] aan de
moeder dient af te geven;
4.5.
verklaart de beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst af het anders of meer verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. T. Dopheide, (kinder)rechter, in aanwezigheid van
de griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2022. De schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 17 maart 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 1:253n lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 1:251a lid 1 sub a en b BW.
3.Artikel 1:377a lid 3 BW