ECLI:NL:RBMNE:2022:1013

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 maart 2022
Publicatiedatum
18 maart 2022
Zaaknummer
535871 / HA RK 22-59
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening

Op 8 maart 2022 hebben verzoekers een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. A.F. Hermans in een civiele zaak met zaaknummer C/16/506216 / HA ZA 20-475. De wrakingskamer heeft besloten om af te zien van een mondelinge behandeling. Volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een rechter gewraakt worden op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Verzoekers waren op de hoogte van de relevante feiten op 4 februari 2022, maar hebben het verzoek pas op 8 maart 2022 ingediend, wat de wrakingskamer als te laat beschouwt. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aangetoond die het tijdsverloop rechtvaardigen. De wrakingskamer heeft daarom verzoekers kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer van de wrakingskamer op 16 maart 2022, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Zaaknummer/rekestnummer: 535871 / HA RK 22-59
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 16 maart 2022
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:

1.[verzoeker sub 1]

gevestigd in [vestigingsplaats]
2.
[verzoeker sub 2]wonende in [woonplaats] ,
verder te noemen verzoekers,
advocaat mr. G. Boot in De Bilt.

1.De procedure

1.1.
Verzoekers hebben op 8 maart 2022 het verzoek tot wraking van mr. A.F. Hermans (hierna: de rechter) ingediend in de zaak met zaaknummer C/16/506216 / HA ZA 20-475.
1.2.
De wrakingskamer heeft, gelet op het onderstaande, afgezien van een mondelinge behandeling.

2.De ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek

2.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van partijen kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Op grond van artikel 37 lid 1 Rv wordt het verzoek gedaan zodra die feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
2.2.
De gronden die verzoekers aan het wrakingsverzoek ten grondslag hebben gelegd, zien volledig op het feit dat de rechter op 4 februari 2022 de door verzoekers op 26 januari 2022 ingediende akte heeft geweigerd. Verzoekers waren dus op 4 februari 2022 al op de hoogte van de feiten en omstandigheden waarop het verzoek tot wraking steunt. Mr. Boot heeft het wrakingsverzoek pas op 8 maart 2022 ingediend bij de rechtbank. Dat is ruim een maand later. De wrakingskamer is van oordeel dat dit in beginsel te laat is, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die dit tijdsverloop rechtvaardigen. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is de wrakingskamer in dit geval niet gebleken. In het wrakingsverzoek staat toegelicht dat verzoekers de bestuursvergadering van de [verzoeker sub 1] wilden afwachten totdat het verzoek zou worden gedaan. De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet is aan te merken als bijzondere omstandigheid die dit tijdsverloop rechtvaardigt.
2.3.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer verzoekers kennelijk niet-ontvankelijk verklaren in het wrakingsverzoek.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart verzoekers kennelijk niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek;
3.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoekers, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, en aan de betrokken teamvoorzitter van het team Civiel recht, waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
3.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer C/16/506216 / HA ZA 20-475 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.G. Nicholson, voorzitter, en mr. C.S.K. Fung Fen Chung en mr. J.P. Killian als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.