Uitspraak
1.De procedure
- een brief van mr. Robbers namens verzoekster van 2 februari 2022 met daarin het wrakingsverzoek gericht tegen mr. R.R. Everaars-Katerberg;
- de schriftelijke reactie van mr. R.R. Everaars-Katerberg van 9 februari 2022.
2.Het wrakingsverzoek
- De rechter heeft ten onrechte beslist dat de zelfstandige verzoeken niet behandeld konden worden op de zitting van 26 januari 2022. De verzoeken staan namelijk in verband met het verzoek van de GI over de zorgregeling. De verklaring van de rechter dat het niet mogelijk is, is daarom misleidend en onjuist. De rechter heeft daarom vooringenomen gehandeld.
- De rechter heeft op de zitting gesuggereerd dat mr. Robbers met de minderjarige kinderen had gesproken en heeft daarover vragen gesteld aan mr. Robbers De rechter wist dat mr. Robbers niet met de kinderen gesproken kon hebben. Dat de rechter mr. Robbers deze vraag stelde en haar op deze negatieve wijze heeft benaderd, bevestigt de vooringenomenheid van de rechter.
- Verzoekster heeft aan de rechter op de zitting uitgelegd dat het belangrijk is dat de kinderen worden gehoord. Zij heeft dat eerder ook al geprobeerd door een neutraal persoon in te schakelen. De GI heeft dit geblokkeerd. De rechter heeft hier verder geen gevolgen aan verbonden en heeft te kennen gegeven inhoudelijk op het verzoek van de GI te beslissen.
- Vader heeft in de hoofdzaak te kennen gegeven dat de zoon met het syndroom van Down niet kan worden gehoord omdat het te belastend voor hem zal zijn. Verzoekster heeft een dag voor de zitting een geluidsfragment ingebracht waarin de zoon vertelt dat hij wordt geslagen door zijn vader en stiefmoeder. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het feit dat vader de beslissing om hem niet te horen eenzijdig heeft genomen. De rechter gaat hier in mee en zegt een inhoudelijke beslissing te zullen geven. Hiermee wordt dus niet ingegaan op de bezwaren van verzoekster en wordt de beslissing van de vader gehonoreerd. Dat veronderstelt vooringenomenheid van de rechter.
- De rechter heeft op de zitting te kennen gegeven niets over het verleden van partijen te willen weten. Verzoekster wilde de zaken graag in een (historisch) kader plaatsen. Dat is namelijk relevant om te weten waarom de kinderen ooit bij hun vader zijn gaan wonen.
- De rechter heeft op de zitting melding gemaakt van een brief van een informant. De rechtbank heeft deze persoon laten weten niets met de brief te doen en deze als niet verzonden te beschouwen. Op de zitting bleek dat de brief van de informant voor verzoekster was geschreven. In deze brief staat ook dat de zoon wordt geslagen.
- Bij de bespreking van de brief van de informant liet de rechter weten dat het kwalijk was dat verzoekster toelaat of initiatief neemt om de kinderen via derden een stem te geven. Hiermee diskwalificeert de rechter verzoekster en blijkt vooringenomenheid van de rechter.
- De GI heeft voorafgaand aan de zitting een processtuk verstuurd aan de rechtbank, maar verzoekster en mr. Robbers hebben dit pas op de zitting ontvangen. De rechter wilde hier toch inhoudelijk op beslissen.
- De rechter heeft op verzoek van verzoekster de GI aangesproken op het feit dat het vervolgonderzoek niet aan mr. Robbers en verzoekster was gestuurd. Dit had verder geen rechtsgevolgen. Kwalijker was dat de rechter het petitum in het verzoekschrift van de GI zelf opnieuw ging formuleren en ter plekke wijzigen toen bleek dat het niet klopte. De rechter is daarbij voorbij gegaan aan het bezwaar van verzoekster dat de GI dit zelf (schriftelijk) moet doen.
in de even weken’, terwijl voor de griffier en de rechter duidelijk was dat hiermee waarschijnlijk ‘
in de even jaren’ werd bedoeld. Dat is op de zitting opgehelderd. Om misverstanden te voorkomen, heeft de rechter dat direct in de tekst van het verzoek aangepast.
3.De beoordeling
weken’heeft gewijzigd in ‘
jaren’. Het was voor iedereen duidelijk dat dit een verschrijving betrof. De rechter heeft in haar eigen kopie genoteerd wat de bedoeling was. Dit kan niet worden aangemerkt als vooringenomenheid.