Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 18 maart 2022 in de zaak tussen
[winkel], eisers
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak hebben eisers, eigenaren van een horecazaak, een aanvraag ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist voor een maatwerkvoorschrift om afvalwater te lozen in het vuilwaterriool zonder dat dit eerst door een vetafscheider en slibvangput geleid hoeft te worden. Het college heeft deze aanvraag op 9 oktober 2019 geweigerd, en het bezwaar van eisers is op 1 december 2020 ongegrond verklaard. Eisers zijn hiertegen in beroep gegaan.
De rechtbank heeft op 4 februari 2022 de zaak behandeld. Eisers betogen dat het college ten onrechte heeft geweigerd een maatwerkvoorschrift op te leggen, omdat volgens hen voldaan is aan de voorwaarde dat het lozen geen nadelige gevolgen heeft voor de doelmatige werking van het riool. Het college stelt echter dat het lozen van vethoudend afvalwater zonder vetafscheider schadelijk kan zijn voor het riool, vooral gezien het aantal horecabedrijven dat op hetzelfde riool loost.
De rechtbank oordeelt dat het college in redelijkheid heeft kunnen weigeren om een maatwerkvoorschrift op te leggen. De rechtbank concludeert dat de activiteiten van de horecazaak, waaronder het afwassen van servies en bestek, ook onder de regels van het Activiteitenbesluit vallen. Dit betekent dat het college terecht heeft gesteld dat een vetafscheider noodzakelijk is om verstoppingen in het riool te voorkomen. De rechtbank verklaart het beroep van eisers ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.