ECLI:NL:RBMNE:2022:1002
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontruiming en verklaringen voor recht in het kader van een inwoonovereenkomst
In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, hebben twee stichtingen (eiseres sub 1 en eiseres sub 2) een vordering ingesteld tegen twee gedaagden (gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2) in het kader van een inwoonovereenkomst. De procedure is gestart na een conflict dat is ontstaan tussen partijen over de uitvoering van deze overeenkomst, die op 1 januari 2019 is gesloten. Eiseres sub 1 verhuurt woonruimte aan gedaagde sub 1, terwijl eiseres sub 2 betrokken is bij de rechtsverhouding. De kantonrechter heeft in eerdere vonnissen, waaronder een tussenvonnis en een verwijzingsvonnis, de partijen de gelegenheid gegeven om hun geschillen via mediation op te lossen, maar deze poging is mislukt.
De kern van het geschil draait om de vraag of gedaagde sub 1 zich als goed huurder heeft gedragen. Eiseres sub 1 stelt dat gedaagde sub 1 tekortschiet in zijn verplichtingen, wat leidt tot een onhoudbare situatie binnen de woon-werkgemeenschap. Gedaagde sub 1 betwist dit en wijst op de rol van de beheerder van de gemeenschap, die volgens hem intimiderend optreedt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van ernstig verstoorde verhoudingen tussen partijen, maar concludeert dat er geen toerekenbare tekortkomingen aan de zijde van gedaagde sub 1 zijn die een ontruiming rechtvaardigen.
De kantonrechter heeft de vorderingen van eiseres sub 1 afgewezen, evenals de verzoeken om verklaringen van recht. Eiseres sub 1 is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van gedaagde sub 1 vergoeden. Het vonnis is uitgesproken op 9 februari 2022 door kantonrechter D.A. van Steenbeek, met ondertekening door mr. V. van Dam in zijn afwezigheid.