ECLI:NL:RBMNE:2021:976

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 maart 2021
Publicatiedatum
11 maart 2021
Zaaknummer
UTR 19/1574
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag met proceskostenveroordeling na deskundigenonderzoek

In deze zaak heeft eiseres, die als secretaresse/poli-assistente werkte, een WIA-uitkering aangevraagd na een periode van ziekte. De aanvraag werd afgewezen omdat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige concludeerden dat eiseres per 7 november 2018 voor 26,07% arbeidsongeschikt was, wat onder de vereiste 35% ligt. Eiseres maakte bezwaar, waarna een verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen herzag, maar de arbeidsongeschiktheid bleef onder de 35%. Eiseres heeft beroep ingesteld en haar zaak onderbouwd met medische rapporten. De rechtbank heeft de zaak behandeld en een onafhankelijke deskundige ingeschakeld om de beperkingen van eiseres te beoordelen. Deze deskundige concludeerde dat eiseres verdergaand beperkt was in tillen en dragen, maar de rechtbank oordeelde dat de functies die aan eiseres werden aangeboden, ondanks deze beperkingen, nog steeds geschikt waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar veroordeelde verweerder tot betaling van de proceskosten van eiseres, omdat de beperking voor klimmen en tillen pas in beroep was erkend. De rechtbank stelde de proceskosten vast op € 2.498,65 en bepaalde dat het griffierecht van € 47,-- aan eiseres vergoed moest worden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Lelystad
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/1574

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 maart 2021 in de zaak tussen

[eiseres] uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.C.A. van Tol)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. M.E. Buter).

Inleiding

1.1
Eiseres werkte als secretaresse / poli-assistente bij [ziekenhuis] voor gemiddeld 15,86 uur per week. Nadat haar dienstverband per 1 september 2014 is beëindigd ontving zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Op 9 november 2016 heeft eiseres zich vanuit de WW ziekgemeld. Na dertien weken heeft eiseres een uitkering op grond van de Ziektewet toegekend gekregen. Na het verstrijken van de wachttijd van 104 weken, heeft eiseres per 7 november 2018 een uitkering aangevraagd op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.2
Om in aanmerking te kunnen komen voor een WIAuitkering moet uit verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundig onderzoek blijken dat eiseres voor ten minste 35% arbeidsongeschikt is. Een arts en arbeidsdeskundige van verweerder hebben onderzoek verricht en geconcludeerd dat eiseres per 7 november 2018 voor 26,07% arbeidsongeschikt is. Omdat dit minder is dan 35% heeft verweerder de WIAaanvraag van eiseres afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. In bezwaar heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep van verweerder geconcludeerd dat eiseres per 7 november 2018 verdergaand beperkt is dan waar de eerste arts vanuit was gegaan. Hij heeft de beperkingen van eiseres vastgelegd in een functionele mogelijkheden lijst (FML) van 4 december 2018. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van verweerder heeft vervolgens geconcludeerd dat eiseres hierdoor voor 32,33% arbeidsongeschikt moet worden beschouwd. Omdat dit nog steeds minder is dan 35% heeft verweerder bij besluit van 18 maart 2019 (
het bestreden besluit) de afwijzing van de WIAaanvraag van eiseres in stand gelaten.
1.3
Eiseres heeft beroep ingesteld. Zij heeft haar beroep onderbouwd met diverse (medische) stukken en een rapport van 31 oktober 2019 van verzekeringsarts M. de Winter en arbeidsdeskundige M. Overduin van het Expertise Instituut. Verweerder heeft een verweerschrift en aanvullende rapporten van zijn verzekeringsarts – en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ingediend. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat de FML van 4 december 2018 moet worden herzien, omdat eiseres daarin aanvullend beperkt moet worden geacht in klimmen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep concludeert dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres daardoor niet wijzigt. In reactie hierop heeft eiseres een aanvullend rapport van 14 december 2019 van het Expertise Instituut ingediend.
1.4
De zaak is vervolgens bij de rechtbank behandeld op de zitting van 19 december 2019. Eiseres is verschenen, vergezeld door haar echtgenoot en bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek in de zaak gesloten. Bij brief van 4 februari 2020 heeft de rechtbank partijen laten weten dat de rechter die de zaak op zitting heeft behandeld door ziekte niet in staat is om uitspraak te doen. Met toestemming van partijen is de zaak zonder tweede zitting overgedragen aan een andere rechter, mr. R.C. Stijnen.
1.5
Op 17 februari 2020 heeft de rechtbank het onderzoek in de zaak heropend, omdat zij zich over de beperkingen van eiseres per 7 november 2018 wil laten voorlichten door een onafhankelijke deskundige. Op verzoek van de rechtbank heeft E.P.D. Siem-Yoe van Argonaut als onafhankelijke, deskundige verzekeringsarts onderzoek verricht en op 18 augustus 2020 haar deskundigenrapport uitgebracht. De deskundige concludeert dat eiseres verdergaand beperkt is in tillen en dragen dan waar de verzekeringsarts bezwaar en beroep vanuit was gegaan. Eiseres heeft gereageerd bij brief van 11 september 2020. Verweerder heeft gereageerd met aanvullende rapporten van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat de FML van 4 december 2018 nogmaals moet worden herzien, omdat eiseres daarin verdergaand beperkt moet worden geacht in tillen en dragen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep concludeert dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres daardoor niet wijzigt. Eiseres heeft hierop gereageerd met een aanvullend rapport van 27 oktober 2020 van arbeidsdeskundige M. Overduin van het Expertise Instituut.
1.6
Met toestemming van partijen heeft de rechtbank het onderzoek op 9 december 2020 gesloten.

Overwegingen

De verzekeringsgeneeskundige beoordeling.
2. De rechtbank heeft zich over de verzekeringsgeneeskundige grondslag van het bestreden besluit (de beperkingen van eiseres per 7 november 2018) laten voorlichten door een deskundige. De deskundige heeft geconcludeerd dat eiseres, gelet op haar diagnoses en klachten, verdergaand beperkt is in tillen en dragen. Zoals gezegd, heeft verweerder zich hierbij in beroep aangesloten. Eiseres heeft laten weten zich niet (geheel) te kunnen vinden in de beoordeling van de deskundige. Volgens eiseres is de beoordeling onzorgvuldig geweest, omdat de deskundige niet als verzekeringsarts is opgenomen in het register van Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG) en omdat de deskundige eiseres niet heeft gezien en onderzocht.
3.1
De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Het is vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep dat het oordeel van een onafhankelijke deskundige die door de bestuursrechter is ingeschakeld, in beginsel wordt gevolgd als de motivering van deze deskundige de rechtbank overtuigend voorkomt. [1] Dat is hier het geval. E.D.P. Siem-Yoe staat in het BIGregister geregistreerd als arts arbeid en gezondheid – verzekeringsgeneeskunde, onder E.P.D. Yoe (meisjesnaam), nummer [nummer] . Naar het oordeel van de rechtbank bezit zij als onafhankelijke en onpartijdige verzekeringsarts bij uitstek de deskundigheid om de diagnoses en klachten van eiseres medisch te objectiveren en te vertalen naar arbeidsbeperkingen.
3.2
Uit het rapport blijkt dat Siem-Yoe kennis heeft genomen van alle door eiseres geuite klachten. Zij heeft uitgebreid dossieronderzoek verricht en alle medische informatie van de behandelaars van eiseres kenbaar bij haar beoordeling betrokken. Het is vervolgens aan haar om te beoordelen of het van toegevoegde waarde is om eiseres op te roepen op het spreekuur en al dan niet te onderzoeken. Siem-Yoe heeft daar geen meerwaarde in gezien. De rechtbank kan haar daarin volgen, te meer nu zij haar onderzoek bijna twee jaar ná de datum waar het in deze zaak om gaat, 7 november 2018, verrichtte. Eiseres heeft bovendien niet concreet gemaakt welke beperkingen, die zich op 7 november 2018 bij eiseres voordeden, SiemYoe hierdoor zou hebben gemist. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres wél heeft onderzocht (op 4 december 2018), daarvan verslag heeft gedaan in zijn rapport en dat Siem-Yoe daarvan kennis heeft genomen. SiemYoe heeft vervolgens begrijpelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe haar beoordeling tot stand is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank kan de deskundigenbeoordeling daarmee zorgvuldig worden geacht. Het betoog van eiseres slaagt niet.
3.3
Eiseres heeft over de juistheid van het deskundigenrapport geen beroepsgronden naar voren gebracht. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om aan de juistheid van het rapport te twijfelen. Dat betekent dat de rechtbank uitgaat van de beperkingen van eiseres per 7 november 2018 zoals die door SiemYoe zijn vastgesteld, en door de verzekeringsarts in beroep zijn overgenomen: de FML van 4 december 2018, aangevuld met de beperking voor klimmen en de verdergaande beperking voor tillen en dragen.
De arbeidskundige beoordeling.
4. Voor de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit heeft verweerder zich gebaseerd op de beoordeling van zijn arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. In haar rapport van 8 maart 2019 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, rekening houdend met de (incomplete) FML van 4 december 2018, de volgende drie functies voor eiseres geselecteerd:
 Schadecorrespondent (SBCcode 516080);
 Receptionist (SBCcode 315120);
 Administratief medewerker (document scannen) (SBCcode: 315133).
Omdat de FML in beroep op twee punten (klimmen, en tillen en dragen) is herzien, heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep nader onderzoek verricht. Zij concludeert dat de functies ondanks deze beperkingen, nog steeds geschikt zijn voor eiseres.
5. Eiseres is het hier niet mee eens en voert aan dat zij de functies niet kan verrichten. De functies Schadecorrespondent en Receptionist zijn ongeschikt, omdat eiseres slechts beperkt in staat is contact te hebben met klanten, patiënten en hulpbehoevenden. Ook kan eiseres de functie van Receptionist niet doen, omdat haar linkerhand beperkt is in de pincet- en cilindergreep. Haar belastbaarheid in hand- en vingergebruik wordt in de functies Schadecorrespondent en Administratief medewerker (document scannen) ook overschreden. Eiseres draagt een brace voor haar rechterduim, waardoor zij niet met tien vingers kan typen. In de functies zou eiseres haar handen en vingers bovendien méér moeten gebruiken dan in het werk dat zij deed voordat zij ziek werd. Dat eiseres ongeschikt is voor haar eigen werk, maar wél geschikt zou zijn voor de functies is dan ook onbegrijpelijk. Ten onrechte is niet gekeken naar de totaalbelasting van haar handen en vingers in de functies, die is veel te groot. De functie Administratief medewerker (document scannen) is tot slot niet geschikt, vanwege de in beroep aangenomen verdergaande beperking van eiseres voor tillen en dragen.
6.1
De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat ervan moet worden uitgegaan dat eiseres beperkt is zoals opgenomen in de FML van 4 december 2018, aangevuld met de beperking voor klimmen en de verdergaande beperking voor tillen en dragen. De rechtbank is niet gebleken dat de functies deze belastbaarheid van eiseres overschrijden. Allereerst is eiseres niet beperkt geacht in contact met klanten, patiënten en hulpbehoevenden en ook niet in de pincet- en cilindergreep. Dat eiseres de functies Schadecorrespondent en Receptionist om die redenen niet zou kunnen doen, kan de rechtbank dan ook niet volgen.
6.2
Eiseres wordt wél beperkt geacht in hand- en vingergebruik beiderzijds bij het uitoefenen van de knijp- en grijpkracht en de fijn motorische en repetitieve hand- en vingerbewegingen. Omdat zij niet met tien vingers kan typen is zij beperkt voor het bedienen van toetsenbord en muis. Bij het vaststellen van deze beperking heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep al meegewogen dat eiseres een brace draagt. Eiseres wordt in staat geacht zo nodig slechts de helft van de werkdag (ongeveer vier uren) met toetsenbord en muis te werken. De functies Schadecorrespondent en Administratief Medewerker (document scannen) geven hierop signaleringen. Uit de rapporten van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep blijkt echter dat er geen sprake is van een overschrijding van de belastbaarheid van eiseres op dit punt. In de functie Schadecorrespondent moet eiseres tijdens acht werkuren, vijf keer per uur ongeveer vijf minuten met toetsenbord en muis werken (repetitieve hand- en vingerbewegingen). In de functie Administratief Medewerker (document scannen) moet eiseres tijdens vier werkuren, tien keer per uur ongeveer vijf minuten met toetsenbord en muis werken. In allebei de functies komt dat neer op een totaalbelasting van 3,3 uur per dag. Dit is minder dan 4 uren. De belasting blijft dus binnen dat waartoe eiseres maximaal in staat wordt geacht. Eiseres heeft niet onderbouwd waarom de functies op dit punt desondanks ongeschikt voor haar zouden zijn.
6.3
Ook volgt de rechtbank eiseres niet in wat zij aanvoert over de (totaal)belasting in hand- en vingergebruik en de vergelijking die zij op dit punt maakt tussen het werk dat zij voorheen deed (het maatmanwerk) en de functies. Het maatmanwerk van eiseres staat omschreven in het rapport van de eerste arbeidsdeskundige van verweerder. De rechtbank ziet op grond van die omschrijving niet dat de belasting in hand- en vingergebruik in het maatmaanwerk minder groot zou zijn dan in de functies. Eiseres heeft dit ook geheel niet concreet gemaakt. Voor het oordeel dat de beoordeling van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op dit punt inconsistent zou zijn, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding. Daarbij merkt de rechtbank op dat de arbeidsdeskundige de geschiktheid van het maatmanwerk in zijn
volle omvangmoet beoordelen. Dat betekent dat alle belastende taken en andere factoren die in het maatmanwerk voorkomen
in samenhangworden beoordeeld. Reeds hierom is een vergelijking met de belastbaarheid voor slechts een deel van het maatmanwerk (het hand en vingergebruik) niet passend binnen de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling.
6.4
Verder is eiseres in beroep verdergaand beperkt geacht voor tillen en dragen. Zij wordt in staat geacht om slechts ongeveer 5 kg. te kunnen tillen en dragen. Het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem schrijft daarbij een normfrequentie van vijf keer per uur voor. In de FML is verder opgenomen dat eiseres zo nodig tijdens elk uur van de werkdag ongeveer 150 keer voorwerpen van ruim 1 kg. kan hanteren, waarbij zij minder beperkt wordt geacht in die frequentie naarmate het gewicht afneemt. In de functie Administratief medewerker (document scannen) moet eiseres tijdens acht werkuren, vijf keer per uur ongeveer 5 kg. tillen en ongeveer één minuut achtereen dragen. Uit de toelichting op de functie volt dat het daarbij specifiek gaat om stapels postmappen, post en documenten
tot maximaal5 kg. De belasting blijft dus wat betreft gewicht én frequentie binnen dat waartoe eiseres maximaal in staat wordt geacht. Eiseres heeft ook hier niet onderbouwd waarom de functie desondanks ongeschikt voor haar zou zijn op dit punt.
6.5
Gelet op het voorgaande kan de rechtbank de redeneringen en conclusies van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep volgen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft zij de geschiktheid van de functies voldoende inzichtelijk en overtuigend toegelicht in zijn aanvullende rapporten. Het betoog van eiseres slaagt niet.

Conclusie

7. Uit het arbeidskundig onderzoek blijkt dat eiseres per 7 november 2018 met de middelste functie 67,67% kan verdienen van het inkomen dat zij had voordat zij ziek werd. Dat betekent dat verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres terecht heeft vastgesteld op de overige 32,33%. Omdat dit minder is dan 35% heeft verweerder de afwijzing van de WIAaanvraag van eiseres in het bestreden besluit op goede gronden in stand gelaten.
8. Verweerder heeft de FML van 4 december 2018 aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd. Omdat de beperking voor klimmen en de verdergaande beperking voor tillen en dragen daarin niet waren opgenomen, is de FML van 4 december 2018 niet juist. Het bestreden besluit had met de onjuiste FML daarom een motiveringsgebrek. Met haar aanvullende rapporten in beroep heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de FML op deze twee punten alsnog herzien. Uit de beoordeling van de rechtbank blijkt dat de beroepsgronden die eiseres heeft aangevoerd verder niet slagen. De functies zijn nog steeds geschikt en de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres is correct vastgesteld op 32,33%. Omdat de uitkomst van de zaak met een juiste FML dus niet anders zou zijn geweest, vindt de rechtbank het aannemelijk dat eiseres door het motiveringsgebrek niet is benadeeld. De rechtbank zal het motiveringsgebrek daarom passeren. Dat doet de rechtbank met dien verstande dat de FML van 4 december 2018 moet worden gelezen in samenhang met de aanvullende rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 22 november 2019 en 16 september 2020.
Proceskostenveroordeling
9.1
Omdat verweerder de beperking voor klimmen en de verdergaande beperking voor tillen en dragen pas in beroep heeft onderkend, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres. De gemachtigde van eiseres heeft op de zitting laten weten dat hij geen kosten voor rechtsbijstand in rekening heeft gebracht aan eiseres. Wel heeft eiseres kosten gemaakt voor de rapporten van 31 oktober 2019 en 14 december 2019 van het Expertise Instituut. Eiseres heeft deze kosten onderbouwd met facturen.
9.2
De kosten van een deskundige komen voor vergoeding in aanmerking als het inroepen van die deskundige redelijk was en de deskundigenkosten zelf ook redelijk zijn. De rechtbank acht het inroepen van het Expertise Instituut door eiseres redelijk. Daarvoor is van belang dat eiseres, gezien de feiten en omstandigheden zoals die bestonden op het moment dat zij het Expertise Instituut inschakelde, ervan mocht uitgaan dat het instituut een relevante bijdrage zou leveren aan een voor haar gunstige beantwoording door de rechtbank van een voor de uitkomst van het geschil relevante vraag, namelijk: wat is de belastbaarheid en daarmee de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 7 november 2018?
9.3
De rechtbank toetst vervolgens of de door eiseres geclaimde kosten redelijk zijn. In het Besluit tarieven in strafzaken 2003 is hiervoor een forfaitair uurtarief vastgesteld van € 134,04 exclusief BTW. Uit de facturen die eiseres heeft overgelegd blijkt niet hoeveel uren verzekeringsarts M. de Winter en arbeidsdeskundige M. Overduin aan de twee rapporten hebben besteed. Gelet op het forfaitaire uurtarief kan echter worden uitgegaan van een besteding van 11,38 uur aan het rapport van 31 oktober 2019 en van 4,03 uur aan het rapport van 14 december 2019. De rechtbank acht dit niet onredelijk lang, gelet op de omvang en inhoud van de rapporten en de werkzaamheden die De Winter en Overduin blijkens de rapporten hebben verricht. De rechtbank stelt de kostenvergoeding voor het rapport van 31 oktober 2019 daarom vast op € 1.525,--, wat inclusief 21% BTW neerkomt op een bedrag van € 1.845,25. De kostenvergoeding voor het rapport van 14 december 2019 wordt vastgesteld op € 540,--, wat inclusief 21% BTW neerkomt op een bedrag van € 653,40. Het totale bedrag aan proceskosten dat verweerder aan eiseres moet vergoeden is daarmee € 2.498,65.
10. De rechtbank bepaalt tot slot dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 47,-- aan haar vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.498,65;
 bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 47,-- aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is op 9 maart 2021 gedaan door mr. R.C Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. de Bruin, griffier. De uitspraak zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. De uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 24 juni 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BI9799.