ECLI:NL:RBMNE:2021:975

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 maart 2021
Publicatiedatum
11 maart 2021
Zaaknummer
UTR 20/ 1345
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslag liggeld voor recreatievaartuig versus sleepboot tarief in Utrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 maart 2021 uitspraak gedaan over de aanslag liggeld voor een recreatievaartuig. Eiser, eigenaar van het schip [schip], had een aanslag van € 415,- ontvangen voor het jaar 2020, opgelegd door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht. Eiser was van mening dat het bedrag disproportioneel was en dat zijn schip als sleepboot gekwalificeerd moest worden, wat zou leiden tot een lager tarief. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn schip feitelijk als recreatievaartuig gebruikt en dat hij hiervoor een ligplaatsvergunning heeft. De rechtbank oordeelde dat de aanslag terecht was opgelegd op basis van het tarief voor recreatievaartuigen, zoals vastgelegd in de Verordening Brug-, Schut- en Havengelden 2020. De rechtbank concludeerde dat het hogere tarief voor emissievaartuigen niet onredelijk was en dat de gemeente het recht had om onderscheid te maken in tarieven op basis van het type vaartuig. Eiser kreeg geen gelijk en het beroep werd ongegrond verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1345

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 maart 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, verweerder
(gemachtigde: R. Janmaat).

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser een aanslag “Liggeld recreatie 2020” van € 415,- opgelegd met dagtekening 28 januari 2020. De aanslag heeft betrekking op de “jaarvergunning recreatievaartuig 1 t/m 10 meter” van eisers schip “ [schip] ”.
In de uitspraak op bezwaar van 27 maart 2020 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de Skype-zitting van 26 januari 2021. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het geschil

1. Het gaat in deze zaak om de hoogte van het bij eiser in rekening gebrachte liggeld voor het schip [schip] .

Standpunt van partijen

2. Eiser vindt de hoogte van het bedrag dat hij moet betalen voor het liggeld van zijn schip de [schip] disproportioneel. Het is een opduwer/sleepboot uit 1926 met een één cilinder dieselmotor. Hij wil dat zijn schip als type sleepboot wordt aangemerkt en dat verweerder het daarvoor geldende lagere tarief in rekening brengt. Eiser vindt dat verweerder niet is ingegaan op zijn bezwaren. Hij heeft niet om vrijstelling verzocht. Hij wil wel liggeld betalen, maar niet zo’n hoog bedrag. Hij had graag willen overleggen over zijn verzoek om een ander tarief te hanteren.
3. Verweerder stelt dat het schip van eiser aan te merken is als recreatievaartuig en dat betekent dat hij bij de aanslag havengelden van het tarief voor recreatievaartuig met emissie moet uitgaan.

Beoordeling

Tarief recreatievaartuig of sleepboot
4. In de Havenverordening Utrecht is bepaald dat voor een recreatievaartuig een ligplaatsvergunning vereist is.
5. Niet in geschil is dat eiser de [schip] in gebruik heeft als recreatievaartuig en dat hij sinds 2003 voor dat schip een ligplaatsvergunning heeft.
6. De aan eiser opgelegde aanslag is gebaseerd op de Verordening Brug-, Schut- en Havengelden 2020 (Verordening). In de Verordening wordt onder een sleepboot verstaan: een schip dat blijkens bouw en inrichting is bestemd of wordt gebruikt voor het slepen of duwen van andere schepen. Onder een recreatievaartuig wordt verstaan: een schip, gebruikt of bestemd voor recreatief gebruik.
7. Het belastbare feit in de zin van de Verordening is het gebruik maken van de haven voor het innemen van een ligplaats met een recreatievaartuig.
In de bij de Verordening behorende Tarieventabel zijn onder de Tarieven 1 tot en met 6 de tarieven opgenomen per type vaartuig. Onder tarief 4a vallen de recreatievaartuigen met een lengte tot en met tien meter. Voor een emissie recreatievaartuig is het tarief in 2020 voor ligplaatshouders € 415,- per jaar. Onder tarief 7 vallen andere vaartuigen, niet vallende onder de tarieven 1 tot en met 6, waaronder sleepboten per m². In dat geval is het tarief voor een emissievaartuig € 10,33 per m² per jaar.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht voor de aanslag mogen uitgaan van het tarief 4a voor een recreatievaartuig en niet van het door eiser gewenste tarief 7. Eiser heeft zijn schip feitelijk in gebruik als recreatievaartuig en heeft daar een ligplaatsvergunning voor. Eisers schip voldoet aan de definitie van recreatievaartuig. Dat eisers schip óók voldoet aan de definitie van sleepboot, omdat de [schip] volgens bouw en inrichting bestemd is voor het slepen, maakt dat niet anders. Het door eiser gewenste tarief 7 is van toepassing op vaartuigen die niet vallen onder de tarieven 1 tot en met 6. Omdat eisers schip voldoet aan de kwalificatie van recreatievaartuig, waarvoor tarief 4a geldt, gaat het tarief van een recreatievaartuig vóór op tarief 7 voor de sleepboot. De beroepsgrond slaagt dus niet.
Hoogte tarief
9. De beroepsgrond van eiser tegen de hoogte van het tarief of tegen de wijze van tariefdifferentiatie kan ook niet slagen.
De Gemeentewet heeft de gemeentelijke wetgever vrijgelaten om zijn belastingstelsel met betrekking tot onder andere de heffing van havengelden naar eigen inzicht in te richten. [1] Het staat de gemeente vrij om in de heffingsmaatstaf onderscheid te maken naar soort vaartuig en naar het al dan niet zijn van een emissie vaartuig. Daarbij mag echter geen sprake zijn van schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, wat het geval is als sprake zou zijn van willekeurige en onredelijke belastingheffing. Daarvan is de rechtbank niet gebleken. De omstandigheid dat het bedrag dat eiser moet betalen voor zijn emissie recreatievaartuig substantieel hoger is dan het tarief dat voor een sleepboot geldt, betekent niet dat sprake is van een onredelijke belastingheffing. De gemeenteraad heeft tot een hoger tarief voor emissievaartuigen besloten om het gebruik van schone motoren op het Utrechtse water te bevorderen. Het hogere tarief is daarvoor een geschikt en passend middel en is naar het oordeel van de rechtbank niet onredelijk hoog.
Conclusie
10. Eiser krijgt geen gelijk. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De beslissing is uitgesproken op 9 maart 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
De rechter is verhinderd deze uitspraak
te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Indien u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.

Voetnoten

1.Artikelen 219 en 229 van de Gemeentewet.