ECLI:NL:RBMNE:2021:957

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
10 maart 2021
Zaaknummer
UTR 20/3331
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 maart 2021 uitspraak gedaan in een WOZ-zaak. Eiser, eigenaar van een woning, had beroep ingesteld tegen de vastgestelde WOZ-waarde van € 350.000,- voor het belastingjaar 2020, vastgesteld door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht. De waarde was gebaseerd op de waardepeildatum van 1 januari 2019. Eiser betwistte de vastgestelde waarde en stelde een lagere waarde van € 301.000,- voor. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met de gedateerdheid van de woning, die in 1904 is gebouwd en waarvan de keuken, badkamer en toilet al 35 jaar oud zijn. Verweerder heeft een taxatiematrix overgelegd ter onderbouwing van de vastgestelde waarde, waarin de waarde is bepaald door vergelijking met referentiewoningen van hetzelfde type. De rechtbank oordeelde dat de taxatiematrix aannemelijk maakte dat de waarde niet te hoog was vastgesteld en dat er voldoende rekening was gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning van eiser. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3331

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 maart 2021 in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde J.H. Maas)
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, verweerder.

Procesverloop

In de beschikking van 29 februari 2020 heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak aan de [adres] te [woonplaats] (de woning) voor het belastingjaar 2020 vastgesteld op € 350.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2019. Verweerder heeft bij deze beschikking aan eiser als eigenaar van de woning ook een aanslag onroerendezaakbelastingen opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsmaatstaf is gehanteerd.
In de uitspraak op bezwaar van 4 september 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift en een taxatiematrix ingediend.
Partijen hebben er schriftelijk mee ingestemd om de zaak zonder zitting af te doen. De rechtbank heeft bepaald dat een zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek heden gesloten.

Overwegingen

1.De woning is een in 1904 gebouwde tussenwoning. De woning heeft een oppervlakte van ongeveer 82 m2 en ligt op een kavel van 68 m2.
2.De WOZ-waarde van de woning is de waarde in het economisch verkeer. Dat is de prijs die bij verkoop op de voor die woning meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor die woning zou zijn betaald.
3.Eiser bepleit een lagere waarde, namelijk € 301.000,-. Verweerder handhaaft de vastgestelde waarde en heeft om die te onderbouwen een taxatiematrix overgelegd.
4.Verweerder heeft de bewijslast om aannemelijk te maken dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Bij de beoordeling of dit het geval is, zal de rechtbank wat eiser ter betwisting van de vastgestelde waarde heeft aangevoerd meewegen.
5.De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de taxatiematrix aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Uit de taxatiematrix blijkt dat de waarde van de woning is bepaald met behulp van een methode van vergelijking met referentiewoningen van hetzelfde type, waarvan marktgegevens beschikbaar zijn. Met de taxatiematrix maakt verweerder aannemelijk dat bij de waardebepaling in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning wat betreft onder meer gebruiks- en perceeloppervlakte. Met de taxatiematrix heeft verweerder de waardeverhouding tussen de woning en de referentiewoningen inzichtelijk gemaakt.
6.Wat eiser in beroep aanvoert, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
7.Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de gedateerdheid van de woning. De keuken, badkamer en toilet zijn al 35 jaar oud. Ter onderbouwing heeft eiser enkele foto’s overgelegd. Verweerder heeft in de vergelijking met de referentiewoningen de woning qua voorzieningen als gedateerd aangemerkt. Voor de woningwaarde per m2 van de woning heeft hij € 3.563,- gehanteerd, tegenover respectievelijk
€ 3.743,-, € 4.249,- en € 4.001,- afgeleid uit de verkoopprijzen van de referentiewoningen, die respectievelijk als normaal/gedateerd, normaal en gedateerd zijn aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende rekening gehouden met de gedateerdheid van de woning. De beroepsgrond slaagt niet.
8.Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat de door hem vastgestelde WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. Het beroep is ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.M.J.H. Muijlaert, griffier. De beslissing is uitgesproken op 10 maart 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop de uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat