In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 maart 2021 uitspraak gedaan in een WOZ-zaak. Eiser, eigenaar van een woning, had beroep ingesteld tegen de vastgestelde WOZ-waarde van € 350.000,- voor het belastingjaar 2020, vastgesteld door de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht. De waarde was gebaseerd op de waardepeildatum van 1 januari 2019. Eiser betwistte de vastgestelde waarde en stelde een lagere waarde van € 301.000,- voor. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met de gedateerdheid van de woning, die in 1904 is gebouwd en waarvan de keuken, badkamer en toilet al 35 jaar oud zijn. Verweerder heeft een taxatiematrix overgelegd ter onderbouwing van de vastgestelde waarde, waarin de waarde is bepaald door vergelijking met referentiewoningen van hetzelfde type. De rechtbank oordeelde dat de taxatiematrix aannemelijk maakte dat de waarde niet te hoog was vastgesteld en dat er voldoende rekening was gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning van eiser. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.