ECLI:NL:RBMNE:2021:920
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening wegens gebrek aan spoedeisend belang en evident onrechtmatig besluit
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 maart 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. C. Moustaïne, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarin een bedrag van € 3.354,24 werd teruggevorderd. Dit bedrag was eerder als voorschot verstrekt in het kader van een WIA-aanvraag. Verzoekster stelde dat zij in een financiële noodsituatie verkeerde en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster haar spoedeisend belang niet voldoende had onderbouwd. Er was geen sprake van een acute financiële noodsituatie die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigde. De voorzieningenrechter merkte op dat bij financiële geschillen niet snel sprake is van spoedeisend belang, tenzij er onomkeerbare gevolgen dreigen. Verzoekster had geen recente financiële gegevens overgelegd die haar stelling onderbouwden.
Daarnaast oordeelde de voorzieningenrechter dat het bestreden besluit van het Uwv niet evident onrechtmatig was. Er was geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van het Uwv. Gezien deze overwegingen werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. K. de Meulder, in aanwezigheid van griffier mr. N.K. de Bruin, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.