Overwegingen
1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader
onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op de verzoeken om voorlopige voorziening, maar ook op de beroepen.
Is er sprake van een overtreding?
2. Partijen zijn het er over eens dat volgens het geldende bestemmingsplan binnen de
bestemming Verblijfsrecreatieterrein maximaal 31 recreatiewoningen aanwezig mogen zijn. Eiser betwist niet dat, zoals het college zegt, binnen deze bestemming op dit moment meer dan 31 recreatiewoningen staan. Partijen zijn het er ook over eens dat de vier recreatiewoningen die gedeeltelijk of geheel op de bestemming Bos - Bostuin staan, niet zijn toegestaan op grond van het geldende bestemmingsplan. Dat betekent dat in beide gevallen sprake is van een overtreding en het college bevoegd is om handhavend op te treden.
3. Als sprake is van een overtreding, is het college bevoegd en in beginsel ook verplicht
om handhavend op te treden. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan het college van handhavend optreden afzien, namelijk als er concreet zicht op legalisatie bestaat of als handhavend optreden onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen.
Bijzondere omstandigheden - concreet zicht op legalisatie
4. Eiser voert aan dat het college positief staat tegenover een bestemmingswijziging om
het aantal toegestane recreatiewoningen binnen de bestemming Verblijfsrecreatieterrein op te hogen naar 35. De reden dat deze wijziging niet is doorgezet, is de discussie over het gebruik van de woningen. Over de vier woningen op de bestemming Bos - Bostuin voert eiser aan dat het college concreet zicht op legalisatie ten onrechte frustreert door de omgevingsvergunning voor deze woningen te weigeren. Ter ondersteuning wijst eiser op het advies van de bezwaarschriftencommissie over de geweigerde omgevingsvergunning, waaruit blijkt dat het college bewust de gemeenteraad heeft gepasseerd.
5. Deze beroepsgrond slaagt niet. In het geval van strijdigheid met de voorschriften van
het bestemmingsplan volstaat volgens vaste rechtspraak het enkele feit dat het college niet bereid is omgevingsvergunning te verlenen en/of niet bereid is gebruik te maken van zijn afwijkingsbevoegdheid voor het oordeel dat geen concreet zicht op legalisering bestaat. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de positieve houding van het college ten opzichte van 35 recreatiewoningen niet wegneemt dat er, ook in het geval dat van dat aantal wordt uitgegaan, op dit moment teveel recreatiewoningen op het Verblijfsrecreatieterrein staan en het college geenszins bereid is om al deze recreatiewoningen tot te staan. Verder heeft het college terecht opgemerkt dat het totaal aan aantal recreatiewoningen waaraan hij zou willen meewerken, niet los kan worden gezien van de voorwaarden die hij aan het positieve advies heeft gekoppeld. Voor de vier recreatiewoningen op de bestemming Bos - Bostuin bestaat evenmin concreet zicht op legalisatie aangezien het college de aanvraag om een omgevingsvergunning heeft geweigerd. In deze handhavingsprocedure kan die weigering niet worden beoordeeld. De voorzieningenrechter zal de vraag of het advies van de bezwaarschriftencommissie over het weigeringsbesluit juist is dan ook niet beantwoorden. Op het moment van het nemen van het bestreden besluit was de weigering nog van kracht, zodat ook op dat moment geen concreet zicht op legalisatie bestond. Ook als achteraf wordt vastgesteld dat het college de omgevingsvergunning ten onrechte heeft geweigerd, zoals eiser stelt, dan brengt die vaststelling geen verandering in het feit dat die vergunning op het moment van het opleggen en het in bezwaar handhaven van de last was geweigerd en er daarom op die momenten geen concreet zicht op legalisatie bestond. De situatie dat op voorhand vaststaat dat het college de vergunning had moeten verlenen doet zich hier niet voor.
Bijzondere omstandigheden - handhaven optreden onevenredig?
6. Eiser vindt de lasten, gelet op de verschillende procedures die lopen over het gebruik
van de recreatiewoningen en de geweigerde omgevingsvergunning, veel te voorbarig en voor wat betreft de last onder dwangsom ook niet passend bij de positieve houding van het college ten aanzien van het ophogen van het aantal recreatiewoningen. Eiser wijst er ook op dat leden van het college zelf in het verleden meermaals niet-recreatief hebben verbleven op het verblijfsrecreatieterrein (toen nog Bungalowpark [naam] ). Dat nu zo strak wordt vastgehouden aan recreatief gebruik vindt eiser dan ook onbehoorlijk. Het college heeft verder onvoldoende rekening gehouden met zijn belangen door de handhavingsprocedures door te zetten terwijl duidelijk is dat er samenhang is met het weigeringsbesluit over de omgevingsvergunning en het positieve advies over 35 recreatiewoningen.
7. Deze beroepsgrond slaagt niet. De voorzieningenrechter is van oordeel dat geen sprake
is van door het college gewekte verwachtingen op grond waarvan het van handhavend optreden had behoren af te zien. Aan de omstandigheid dat het college, onder strikte voorwaarden, positief staat tegenover het binnen de bestemming Verblijfsrecreatieterrein ophogen van het aantal toegestane recreatiewoningen naar 35, kan geen gerechtvaardigd vertrouwen worden ontleend dat de overtredingen ongemoeid zouden worden gelaten. Het college heeft eiser juist steeds gewezen op de illegale situatie. Ook het betoog van eiser dat de lasten grote (financiële) gevolgen zullen hebben, leidt niet tot het oordeel dat het college van handhaving had moeten afzien. De ontstane situatie is immers door eiser zelf veroorzaakt doordat hij zonder vereiste omgevingsvergunningen het perceel op deze wijze in gebruik heeft genomen. Eisers opmerking over leden van het college vindt de voorzieningenrechter in deze handhavingsprocedures niet relevant omdat beide lasten niet zien op het gebruik dat van de recreatiewoningen wordt gemaakt.
8. Tijdens de zitting heeft eiser er nog op gewezen dat de last onder bestuursdwang niet in
overeenstemming is met de last onder dwangsom. Indien de vier recreatiewoningen op de bestemming Bos - Bostuin moeten worden verplaatst naar binnen de bestemming Verblijfsrecreatieterrein, klopt het maximale aantal van 31 uit de last onder dwangsom niet meer.
9. Eiser betoog slaagt niet. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college
voldoende duidelijk gemaakt dat binnen de bestemming Verblijfsrecreatieterrein maximaal 31 recreatiewoningen zijn toegestaan. Het college heeft daarbij, gelet op de verschillende staat van de woningen, aan eiser de keuze willen laten wélke 31 recreatiewoningen dat zullen zijn. Als het bijvoorbeeld eisers voorkeur heeft om de vier woningen op de bestemming Bos - Bostuin te verplaatsen, zodat ze binnen de bestemming Verblijfsrecreatieterrein staan, in plaats van ze te verwijderen dan kan dat, mits het totaal aantal recreatiewoningen binnen deze laatste bestemming maximaal 31 blijft. Er zullen dan dus andere recreatiewoningen moeten worden verwijderd. Dat betekent dat beide lasten elkaar niet “bijten”.
10. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen
Verzoeken om voorlopige voorziening
11. De voorzieningenrechter overweegt ten aanzien van de verzoeken nog het volgende. De
begunstigingstermijn is voor beide lasten verlengd tot twee weken na deze uitspraak. Om eiser nog voor het verstrijken van de begunstigingstermijn de gelegenheid te bieden om zelf aan de lasten te voldoen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om, bij wijze van voorlopige voorziening, te bepalen dat de begunstigingstermijn van beide lasten wordt verlengd tot zes weken na de verzenddatum van de uitspraak van de voorzieningenrechter. Voor het overige wijst de voorzieningenrechter de verzoeken af omdat beide beroepen ongegrond zijn.
De voorzieningenrechter ziet ook in de voorzieningenprocedures geen aanleiding om het college in de proceskosten te veroordelen.