ECLI:NL:RBMNE:2021:896

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 maart 2021
Publicatiedatum
8 maart 2021
Zaaknummer
16/086163-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het dealen van heroïne en cocaïne, bezit van heroïne en cocaïne, en bedreiging van een agent

Op 9 maart 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het dealen van heroïne en cocaïne, het bezit van deze drugs, en het bedreigen van een politieagent. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedurende een jaar actief betrokken was bij de handel in harddrugs en op 10 april 2019 in Veenendaal werd aangehouden. Tijdens zijn aanhouding reed hij met een auto op een agent in, wat als bedreiging werd gekwalificeerd. De verdachte ontkende de beschuldigingen en beweerde dat het dossier een opzet was van politie en justitie. De rechtbank vond echter dat de verdachte niet had aangetoond dat hij het kwalijke van zijn handelen inzag en dat hij zich enkel liet leiden door financieel gewin. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat dit onvoldoende recht deed aan de ernst van de feiten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd het in beslag genomen geldbedrag van € 816,70 verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/086163-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 9 maart 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]geboren op [1988] te [geboorteplaats]
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[woonplaats] , [adres]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 februari 2021
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T.M. van Wanrooij en van hetgeen verdachte en mr. R.F. Ronday, advocaat te Mijdrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1in de periode van 10 april 2018 tot en met 10 april 2019 in Veenendaal in cocaïne en heroïne heeft gehandeld;
feit 2op 10 april 2019 in Veenendaal samen met anderen, 55,68 gram heroïne en 16,07 gram cocaïne in zijn bezit heeft gehad;
feit 3op 10 april 2019 in Veenendaal [slachtoffer] heeft bedreigd door met een auto op die [slachtoffer] in te rijden.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, met uitzondering van het onder feit 2 ten laste gelegde voorhanden hebben van 50 gram heroïne, vrijspraak bepleit van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
De raadsman heeft daartoe het volgende aangevoerd.
feit 1
Verdachte is alleen eigenaar van de iPhone en ontkent dat hij de eigenaar is van de in zijn auto aangetroffen Nokia telefoon. Bovendien blijkt uit het onderzoek naar de in de Nokia aangetroffen contacten niet dat de betreffende contacten verdovende middelen hebben afgenomen bij verdachte. Verdachte ontkent dat hij de dealer is die door de contacten [A] en [B] worden genoemd. Deze verklaringen van [A] en [B] kunnen niet voor het bewijs gebezigd worden, nu de fotoconfrontaties niet volgens de daarvoor geldende regels zijn uitgevoerd. Bij de fotoconfrontaties met beide getuigen zijn alleen drie foto’s van verdachte getoond. Beide getuigen wijzen vervolgens alleen de persoon op foto 2 aan als hun dealer, terwijl verdachte ook op de andere twee foto’s is afgebeeld.
feit 2
Verdachte ontkent dat het bij [medeverdachte] inbeslaggenomen tasje met verdovende middelen zijn eigendom was. Dit blijkt ook niet uit het dossier.
feit 3
Verdachte voelde zich bedreigd toen hij werd ingesloten en verschillende mannen op zijn auto zag afkomen. De politieagenten in burger hebben zich niet als zodanig kenbaar gemaakt. Verdachte wilde enkel wegkomen uit de situatie. Indien verdachte had geweten dat het politieagenten waren zou hij niet weggereden zijn.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 10 april 2019, omstreeks 16:55 uur waren verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , in burger gekleed en in een onopvallend dienstvoertuig op het parkeerterrein van restaurant McDonalds te Veenendaal. [2]
Verbalisant [verbalisant 1] zag op de parkeerplaats een Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] geparkeerd staan met een persoon achter het stuur. Omstreeks 17:05 uur zag verbalisant [verbalisant 1] dat er een Seat Ibiza voorzien van het kenteken [kenteken] het parkeerterrein op kwam rijden. Verbalisant [verbalisant 1] zag gelijk dat de inzittende van de Volkswagen Caddy uit zijn voertuig stapte en contact maakte met de bestuurder van de Seat Ibiza en als passagier in de Seat Ibiza stapte. Hij zag dat de Seat Ibiza een rondje reed over het parkeerterrein en vervolgens het parkeerterrein verliet. [3]
Verbalisant [verbalisant 1] hoorde verbalisant [verbalisant 2] zeggen dat er meerdere registraties op de Seat Ibiza stonden en dat er in één registratie gesproken werd dat er mogelijk drugs gedeald werd vanuit de Seat Ibiza. Omstreeks 17:10 uur zag verbalisant dat de Seat Ibiza het parkeerterrein weer op reed en dat nog steeds dezelfde personen op dezelfde plek in de Seat Ibiza zaten. De Seat Ibiza kwam ter hoogte van de Volkswagen Caddy tot stilstand. Hierop had verbalisant [verbalisant 1] zijn dienstvoertuig links naast de Seat Ibiza geparkeerd. Hij zag dat zijn collega van de eenheid [oproepnummer] zijn onopvallende dienstvoertuig voor de Seat Ibiza parkeerde en uitstapte.
Zijn collega van de eenheid [oproepnummer] stond voor de Seat Ibiza en hij hoorde hem schreeuwen dat hij van de politie was en dat hij moest stoppen. Verbalisant [verbalisant 1] zag dat de bestuurder van de Seat Ibiza hier niet aan voldeed en naar achteren reed. Vervolgens hoorde en zag hij dat de bestuurder van de Seat Ibiza vol gas vooruit reed en tussen zijn dienstvoertuig en het dienstvoertuig van de [oproepnummer] reed. Hij zag en voelde dat de Seat Ibiza zijn dienstvoertuig ramde en zag dat de collega van de eenheid [oproepnummer] nog net op tijd aan de kant kon springen om zo te voorkomen dat hij aangereden werd.
Verbalisant [verbalisant 1] zette vervolgens de achtervolging in op de Seat Ibiza, die zich even verderop vastreed in het verkeer. Vervolgens werden beide inzittenden van de Seat Ibiza aangehouden.
De bestuurder van de Seat Ibiza bleek te zijn [4] : [verdachte] en de bijrijder bleek te zijn: [medeverdachte] .
In de onderbroek van [medeverdachte] trof verbalisant een grijze stoffen zak aan met daarin een hoeveelheid ponypacks. [5]
Verbalisant [verbalisant 2] zag dat zijn collega [slachtoffer] zijn dienstvoertuig voor de Seat Ibiza zette en dat collega [verbalisant 1] hun dienstvoertuig naast de Seat zette. Verbalisant [verbalisant 2] stapte uit en legitimeerde zich met zijn politie-legimitatiebewijs aan de bestuurder van de Seat en riep daarbij luidkeels “Politie, staan blijven.” Verbalisant zag dat het raam aan de bestuurderszijde half open stond en dat de bestuurder hem aankeek en ook naar zijn politie-legitimatiebewijs keek. Hij zag dat collega [slachtoffer] rechts voor de Seat stond. Verbalisant [verbalisant 2] zag dat de bestuurder van de Seat achteruit reed en vervolgens vol gas tegen het dienstvoertuig reed en daardoor wegkwam. Collega [slachtoffer] kon net op tijd aan de kant springen om zo te voorkomen dat hij door de Seat werd aangereden. [6]
Verbalisant [slachtoffer] was op 10 april 2019 onder oproepnummer [oproepnummer] op het parkeerterrein van de McDonalds in Veenendaal. Verbalisant [slachtoffer] plaatste zijn voertuig schuin voor de Seat en stapte daarna uit, liep naar de Seat en zag dat de bestuurder hem aankeek. Verbalisant [slachtoffer] riep: “Politie, staan blijven” en zag dat de bestuurder van de Seat achteruit reed [7] . Vervolgens reed de bestuurder naar voren terwijl verbalisant [slachtoffer] zich op 1 meter midden voor de Seat bevond. Verbalisant [slachtoffer] was vervolgens naar links gesprongen om niet onder de Seat terecht te komen. [8]
Uit het proces-verbaal van [verbalisant 3] volgt dat in de onder [medeverdachte] aangetroffen grijze zak 58 ponypacks zaten. Na de aanhouding van verdachte werden bij hem 4 mobiele telefoons aangetroffen. In de Seat Ibiza werd een tasje aangetroffen met daarin € 816,70, met name bestaande uit biljetten van € 10,00. [9]
Op 10 april 2019 werd de woning van verdachte aan [adres] in [woonplaats] doorzocht.
In de wasmachine werd een zakje met bruin poeder aangetroffen;
In de wasbak werd een kleine blender aangetroffen en in een plastic tas naast de wasmachine werd verpakkingsmateriaal aangetroffen. [10]
In een kast op de slaapkamer werden 15 grote en 84 kleine gripzakjes, een weegschaaltje en een prepaid telefoon aangetroffen. [11]
Aan verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , zijn de inbeslaggenomen, vermoedelijk, verdovende middelen aangeboden en door hen gewogen en getest.
Door verbalisanten werd het volgende waargenomen en bevonden:
Positief getest voor cocaïne werden:
- 1 ponypack, inhoudende wit brokje met een gewicht van 0,44 gram, SIN nummer AALY7408NL in relatie met SIN nummer AAMO3732NL;
- 5 ponypacks, inhoudende wit poeder/brokjes met een gewicht van 0,94 gram, SIN nummer AALY7409NL, in relatie met SIN nummer AAMO3731NL;
- 11 ponypacks, inhoudende wit poeder/brokjes met een gewicht van 1,09 gram, SIN nummer AALY7410NL, in relatie met SIN nummer AAMO3730NL;
- 6 ponypacks, inhoudende witte brokjes met een gewicht van 2,98 gram, SIN nummer AALY7407NL, in relatie met SIN nummer AAMO3733NL;
- 17 ponypacks, inhoudende wit poeder met een gewicht van 7,62 gram, SIN nummer AALY7405NL, in relatie met SIN nummer AAMO3734NL. [12]
Positief getest op heroïne werden:
- 1 zakje, inhoudende 50 gram bruin poeder, SIN nummer AALY7411NL, in relatie met SIN nummer AAMO3729NL;
- 11 ponypacks, inhoudende 3,33 gram bruin poeder, SIN nummer AALY7404NL, in relatie met SIN nummer AAM03737NL;
- 7 ponypacks, inhoudende 2,35 gram bruin poeder, SIN nummer AALY7406NL, in relatie met SIN nummer AAMO3735NL. [13]
Uit onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut volgt dat:
SIN nummer AAMO3732NL cocaïne bevat; [14]
SIN nummer AAMO3731NL, cocaïne bevat; [15]
SIN nummer AAMO3730NL, cocaïne bevat; [16]
SIN nummer AAMO3733NL, cocaïne bevat; [17]
SIN nummer AAMO3734NL, cocaïne bevat; [18]
SIN nummer AAMO3729NL, heroïne bevat; [19]
SIN nummer AAMO3737NL, heroïne bevat; [20]
SIN nummer AAMO3735NL, heroïne bevat. [21]
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij op 10 april 2019 bij de McDonalds in Veenendaal bij “ [C] ” op de bijrijdersstoel in de auto van [C] instapte, zijnde een Seat Ibiza. Hij kent hem alleen als “ [C] ” en zo staat hij ook in zijn telefoon. Zij hadden een rondje gereden. Het was voor hem, [medeverdachte] , even snel een overdracht. Op de parkeerplaats aangekomen kwamen er een auto en een bus aan. Er werd op het raam geslagen. Hij hoorde [C] iets zeggen van "shit" en toen gaf [C] vol gas. Er stonden twee politievoertuigen schuin voor hen en er stond een politieman tussen de auto's. Toen [C] gas gaf moest die politieagent opzij springen. Ter hoogte van de rotonde kreeg hij van [C] een tasje in zijn schoot geworpen. Het was een soort suède stoffen tas. Hij hoorde [C] roepen: "doe weg". [22] Vanaf januari/februari van dit jaar (2019) kocht hij drugs van [C] . Het kenteken van de Volkswagen Caddy van [medeverdachte] was [kenteken] . [23]
Onder de op 10 april 2019 onder verdachte inbeslaggenomen telefoons bevond zich een telefoon van het merk Samsung met telefoonnummer [telefoonnummer] . [24]
Uit onderzoek van verbalisant [verbalisant 6] aan de telefoon van [medeverdachte] volgt dat er onder andere op 10 april 2019 tussen 16.33 uur en 16.52 uur diverse contacten waren met het in de contactenlijst vermelde contact [C] met telefoonnummer [telefoonnummer] . [25]
Op 10 april 2019 werd door verbalisant [verbalisant 7] in de Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] een iPhone aangetroffen. Op de iPhone stond een sms-gesprek met het contact “ [C] ”. In dit gesprek stonden de berichten:
gisteren 19:23(de rechtbank begrijpt 9 april 2019 te 19.23 uur)
''Jo''
“Jo”
''Waar jij''
"Tijd voor 20"
''Van a voort richting barneveld''
''Ja kom wel langs je hu8s''
''Huis''
''Half uur ongeveer''
' 'Ok dan Lunteren' '
, 'Top''
''En?''
''7min”
''Kom j''
' 'Waar jij dam' '
''Mij huis toch''
Vandaag 16:48(de rechtbank begrijpt 10 april 2019 te 16.48 uur)
''Ben er''
“'Paar mkn”. [26]
Door de politie werden een aantal contacten uit de contactenlijst van de onder verdachte inbeslaggenomen telefoon van het merk Samsung met telefoonnummer [telefoonnummer] benaderd, waaronder [A] en [B] . [27]
Verbalisant [verbalisant 8] heeft op 21 mei 2019 telefonisch contact opgenomen met [A] en hoorde dat [A] verklaarde dat “ [bijnaam] ” de enige dealer is bij wie hij zijn drugs, cocaïne, koopt. [bijnaam] heeft het telefoonnummer [telefoonnummer] . [bijnaam] komt de drugs bij hem brengen of zij spreken af bij de Jumbo in Amerongen. [28] Hij neemt al ruim een jaar drugs af bij [bijnaam] en koopt één keer in de twee weken bij [bijnaam] , soms vaker. [29]
Verbalisant [verbalisant 8] heeft op 25 mei 2019 telefonisch contact opgenomen met [B] en hoorde dat [B] verklaarde dat hij heroïne gebruikt en één keer per week drugs besteld. Hij bestelt vaak samen met [A] (de rechtbank begrijpt dat hier [A] wordt bedoeld) bij dezelfde dealer. Het telefoonnummer dat hij dan belt is hetzelfde nummer dat [A] en hij altijd bellen. Hij koopt zijn drugs nu iets meer dan een jaar bij deze dealer, die hij “ [bijnaam] ” noemt. Als zij bestellen bij deze jongen komt hij naar Amerongen. [30]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 10 april 2019 [medeverdachte]
(de rechtbank begrijpt dat verdachte [medeverdachte] bedoelt) bij de parkeerplaats van de McDonalds in Veenendaal had opgehaald. Verdachte reed in een Seat Ibiza. [31]
Bewijsoverweging
Gebruiker telefoonnummer[telefoonnummer]
Verdachte heeft verklaard dat de in zijn auto aangetroffen telefoons, waaronder de Samsung telefoon met nummer [telefoonnummer] , niet zijn eigendom zijn, maar van een vriend met wie hij kort daarvoor in zijn auto had gezeten..
De rechtbank acht de verklaring van verdachte niet aannemelijk. Verdachte is pas ter terechtzitting met deze verklaring gekomen en verdachte wil niet de naam van die betreffende vriend noemen van wie, volgens verdachte, de telefoons waren. Enig nader onderzoek naar de verklaring van verdachte is daardoor niet mogelijk. Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] geweest en heeft hij deze telefoon gebruikt voor de handel in verdovende middelen. Uit de voornoemde bewijsmiddelen blijkt immers het volgende.
Het telefoonnummer [telefoonnummer] staat onder “ [C] ” in de contactenlijst van de telefoon van [medeverdachte] . Hierover verklaarde [medeverdachte] dat hij degene bij wie hij in de auto zat alleen kent onder de naam “ [C] ” en dat die [C] degene is bij wie hij zijn drugs koopt. De dag voordat [medeverdachte] op 10 april 2019 bij verdachte in de Seat Ibiza stapte, heeft [medeverdachte] contact gehad met [C] om af te spreken wanneer zij elkaar zouden ontmoeten. Ook op 10 april 2019 was er contact tussen [medeverdachte] en [C] . Het laatste telefonische contact was per SMS op 10 april 2019 om 16.48 uur, met als inhoud: “''Ben er'' en “'Paar mkn”. Slechts enkele minuten later, omstreeks 16.55 uur, zagen de in burger geklede verbalisanten de Seat Ibiza met verdachte als bestuurder de parkeerplaats van de McDonalds oprijden en naast de auto van [medeverdachte] parkeren, die vervolgens bij verdachte instapte.
De getuigen [A] en [B] zijn achterhaald aan de hand van de contactenlijst van de Samsung telefoon met nummer [telefoonnummer] . Uit hun verklaringen volgt dat zij via het nummer [telefoonnummer] contact opnamen met hun dealer voor het kopen van drugs en dat ze een jaar drugs afnamen van die dealer.
Fotoconfrontaties en verklaringen getuigen [A] en [B]
De rechtbank zal de betreffende fotoconfrontaties niet gebruiken voor het bewijs en komt daarom niet toe aan bespreking van het verweer van de verdediging betreffende de wijze waarop de fotoconfrontaties zijn uitgevoerd.
De rechtbank acht de verklaring van beide getuigen betrouwbaar. Zij zijn benaderd omdat zij op de contactenlijst stonden van de onder verdachte inbeslaggenomen Samsung telefoon. Beide getuigen hebben onafhankelijk van elkaar verklaard en hun verklaringen vinden over en weer steun.
Grijze zak met verdovende middelen
Verdachte heeft verklaard dat de onder [medeverdachte] inbeslaggenomen zak met daarin 58 wikkels met verdovende middelen eigendom was van [medeverdachte] .
De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk.
De rechtbank heeft hiervoor al vastgesteld dat verdachte handelde in verdovende middelen.
Daarnaast is het niet aannemelijk dat [medeverdachte] drugs van verdachte zou kopen, terwijl hij, [medeverdachte] , in het bezit zou zijn van een zak met een groot aantal ponypacks.
Heroïne in de wasmachine
Verdachte heeft verklaard dat de heroïne aangetroffen in de wasmachine in zijn woning niet van hem is. Hij was hiervan ook niet op de hoogte, hij was nog bezig met de inrichting van zijn huis en had zijn wasmachine nog niet gebruikt. De drugs zouden afkomstig zijn van een vriend.
De rechtbank acht ook deze verklaring van verdachte niet aannemelijk. In meerdere ruimtes in zijn woning zijn – ook open en bloot - drugsgerelateerde goederen, zoals gripzakjes, aangetroffen. Verdachte stond ten tijde van de doorzoeking al ruim twee jaar ingeschreven op dat adres. De rechtbank acht het niet geloofwaardig dat verdachte geen enkele wetenschap had van al deze goederen in zijn woning en zijn wasmachine niet heeft gebruikt.
Daarnaast is verdachte pas ter terechtzitting met deze verklaring gekomen en wil verdachte niet de naam van die betreffende vriend noemen van wie, volgens verdachte, de heroïne was. Enig nader onderzoek naar de verklaring van verdachte is daardoor niet mogelijk.
Bedreiging verbalisant [slachtoffer] (feit 3)
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte met een auto is ingereden op verbalisant [slachtoffer] . De rechtbank is van oordeel dat dit handelen van verdachte kan worden gekwalificeerd als bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De rechtbank overweegt dat voor een veroordeling ter zake van artikel 285 Sr vereist is dat de bedreiging van een zodanige aard is of onder zodanige omstandigheden is gedaan dat bij het slachtoffer de redelijke vrees kon ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Door vanuit stilstaande positie snel op te trekken met de auto en met een hoog toerental en een verhoogde snelheid recht op verbalisant [slachtoffer] af te rijden, kon bij [slachtoffer] de redelijk vrees ontstaan dat hij bij een frontale botsing met de auto zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Dat verdachte slechts weg wilde komen uit de situatie omdat hij zich bedreigd voelde omdat hij dacht dat er criminele types om zijn auto stonden, acht de rechtbank voorts niet aannemelijk. Uit de bewijsmiddelen volgt dat het voor verdachte duidelijk moet zijn geweest dat hij te maken had met politieagenten, ondanks dat zij in burger gekleed waren en reden in een onopvallend voertuig. Verbalisanten [verbalisant 2] en [slachtoffer] hebben immers (meermalen) luidkeels geroepen dat zij van de politie waren en dat verdachte moest stoppen. [verbalisant 2] heeft zelfs zijn politielegitimatiebewijs aan verdachte getoond. Ook [medeverdachte] heeft verklaard dat voor hem duidelijk was dat zij te maken hadden met politieagenten.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank acht ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde een hoeveelheid van 13,07 gram cocaïne wettig en overtuigend bewezen nu de tenlastegelegde hoeveelheid, 16,07 gram, berust op een kennelijke optelfout.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben geen betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
partiële vrijspraak feit 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen verdovende middelen voorhanden heeft gehad. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanwijzingen. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
in de periode van 10 april 2018 tot en met 10 april 2019 in Nederland opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd,
- telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne,
- telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde heroïne en cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
op 10 april 2019 te Veenendaal opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 55,68 gram heroïne,
- ongeveer 13,07 gram cocaïne,
zijnde heroïne en cocaïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
op 10 april 2019 te Veenendaal [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, door dreigend met een door hem, verdachte, bestuurde auto op die [slachtoffer] in te rijden, terwijl die [slachtoffer] , die zich op dat moment in de directe nabijheid van de door verdachte bestuurde auto bevond, opzij is gesprongen teneinde niet door de door verdachte bestuurde auto te worden aangereden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3bedreiging met zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak ten aanzien van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten bepleit.
Verdachte heeft inmiddels een andere vriendenkring, werkt als zzp’er en is bezig zijn schulden af te lossen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou hetgeen verdachte heeft opgebouwd teniet doen. De verdediging heeft verzocht verdachte ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde een taakstraf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan de handel in harddrugs en aan het in bezit hebben van aanzienlijke hoeveelheden harddrugs. Daarnaast is verdachte op het moment dat de politie hem wilde aanhouden ingereden op een politieagent om zodoende aan zijn aanhouding te ontkomen.
Door het handelen in harddrugs is verdachte mede verantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van verdovende middelen veroorzaken. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs een gevaar oplevert voor de volksgezondheid en dat de handel daarin wordt omgeven door (overige) criminaliteit.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij op geen enkel moment heeft laten zien het kwalijke van zijn handelen in te zien en zijn verantwoording te nemen. Verdachte heeft volgehouden dat het hele dossier een opzet is van politie en justitie om hem een oor aan te naaien. Verdachte heeft zich enkel en alleen laten leiden door zijn eigen financiële gewin.
Gelet op het vorenstaande kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 3 februari 2021 en met hetgeen verdachte ter zitting heeft verklaard omtrent zijn persoonlijke omstandigheden.
Strafoplegging
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van de rechtspraak (LOVS) gaan voor:
- het verkopen/afleveren/verstrekken van gebruikershoeveelheden harddrugs vanuit een pand of op straat gedurende 6 tot 12 maanden met enige regelmaat, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden;
- het aanwezig hebben van 50 tot 100 gram harddrugs, uit van een taakstraf van 150 uren;
- een bedreiging, door middel van het inrijden op een persoon, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden. Indien deze bedreiging is gericht tegen een politieagent tijdens de rechtmatige uitoefening van diens beroep, kan dit uitgangspunt met 33% tot maximaal 100% worden verhoogd.
Gelet op de voornoemde oriëntatiepunten is de rechtbank van oordeel dat de straf zoals deze is gevorderd door de officier van justitie, dan wel enkel een taakstraf zoals door de verdediging is bepleit, onvoldoende recht doet aan de ernst en aard van de feiten.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank zal gelet op het tijdsverloop een deel hiervan, groot 4 maanden, voorwaardelijk opleggen met daarbij een proeftijd van twee jaren.
De rechtbank ziet in de persoon en/of persoonlijke omstandigheden van verdachte geen aanknopingspunten voor een andere strafmodaliteit.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de onder verdachte inbeslaggenomen personenauto (Seat Ibiza, kenteken [kenteken] ) en het onder verdachte inbeslaggenomen geldbedrag van
€ 816,70 verbeurd te verklaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht het inbeslaggenomen geldbedrag terug te geven aan verdachte, nu verdachte heeft verklaard dat hij het bedrag van zijn rekening heeft gepind en bij een café heeft gewisseld voor kleinere coupures. De inbeslaggenomen personenauto staat op naam van de broer van verdachte, dit maakt dat er geen reden is de auto verbeurd te verklaren.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een geldbedrag van € 816,70, verbeurd verklaren. Dit voorwerp is geheel door middel van/uit baten van het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit verkregen.
De rechtbank overweegt dat verdachte niet heeft aangetoond dat hij dit bedrag heeft gepind en vervolgens heeft gewisseld in kleinere coupures.
Teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een personenauto, merk Seat, type Ibiza, kenteken [kenteken] , aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van dit voorwerp kan worden aangemerkt.
Voormeld voorwerp komt niet voor een verbeurdverklaring in aanmerking nu dit voorwerp niet aan verdachte toebehoort.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen:
  • 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2B, 2C en 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 16 maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een
gedeelte van 4 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
 een geldbedrag van € 816,70;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het volgende voorwerp:
 personenauto, merk Seat, type Ibiza, kenteken [kenteken] .
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Hebly, voorzitter, mrs. E.J. van Rijssen en P.A. Buijs, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 maart 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij in de periode van 10 april 2018 tot en met 10 april 2019 te Veenendaal, althans in Nederland opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne en/of
- (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(Artikel art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet)
2
hij op of omstreeks 10 april 2019 te Veenendaal tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 55,68 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne;
- ongeveer 16,07 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne,
een middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet)
3
hij op of omstreeks 10 april 2019 te Veenendaal [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door dreigend met een door hem, verdachte, bestuurde auto op die [slachtoffer] in te rijden en/of hij, verdachte, op een zodanige wijze met een door hem, verdachte, bestuurde auto te rijden en/of manoeuvreren, terwijl die [slachtoffer] , die zich op dat moment in de directe nabijheid van de door verdachte bestuurde auto bevond, opzij is gesprongen teneinde niet door de door verdachte bestuurde
auto te worden aangereden;
(Artikel art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 11 april 2019, 15 april 2019, 22 april 2019 en 31 mei 2019, allen genummerd PL 0900-2019105431, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 218. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 34.
3.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 34.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 34 en 35.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 36.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 40.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 37.
8.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 38.
9.Proces-verbaal van verdenking, pagina 58.
10.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, pagina 61 en pagina 67.
11.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, pagina 61 en pagina 71.
12.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 74 tot en met pagina 80;
13.Proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, pagina 74 tot en met pagina 80;
14.Een geschrift, te weten een afschrift van een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 15 april 2019 opgemaakt door A.G.A. Sprong, pagina 118.
15.Een geschrift, te weten een afschrift van een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 15 april 2019 opgemaakt door A.G.A. Sprong, pagina 120.
16.Een geschrift, te weten een afschrift van een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 15 april 2019 opgemaakt door A.G.A. Sprong, pagina 121.
17.Een geschrift, te weten een afschrift van een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 12 april 2019 opgemaakt door A.G.A. Sprong, pagina 124.
18.Een geschrift, te weten een afschrift van een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 11 april 2019 opgemaakt door A.G.A. Sprong, pagina 123.
19.Een geschrift, te weten een afschrift van een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 15 april 2019 opgemaakt door A.G.A. Sprong, pagina 119.
20.Een geschrift, te weten een afschrift van een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 12 april 2019 opgemaakt door A.G.A. Sprong, pagina 125.
21.Een geschrift, te weten een afschrift van een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 11 april 2019 opgemaakt door A.G.A. Sprong, pagina 122.
22.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , pagina 30.
23.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , pagina 31.
24.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 165.
25.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 126.
26.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 42.
27.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 165.
28.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 181.
29.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 182.
30.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 185 en 186.
31.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 23 februari 2021.