4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Op 10 april 2019, omstreeks 16:55 uur waren verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , in burger gekleed en in een onopvallend dienstvoertuig op het parkeerterrein van restaurant McDonalds te Veenendaal.
Verbalisant [verbalisant 1] zag op de parkeerplaats een Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] geparkeerd staan met een persoon achter het stuur. Omstreeks 17:05 uur zag verbalisant [verbalisant 1] dat er een Seat Ibiza voorzien van het kenteken [kenteken] het parkeerterrein op kwam rijden. Verbalisant [verbalisant 1] zag gelijk dat de inzittende van de Volkswagen Caddy uit zijn voertuig stapte en contact maakte met de bestuurder van de Seat Ibiza en als passagier in de Seat Ibiza stapte. Hij zag dat de Seat Ibiza een rondje reed over het parkeerterrein en vervolgens het parkeerterrein verliet.
Verbalisant [verbalisant 1] hoorde verbalisant [verbalisant 2] zeggen dat er meerdere registraties op de Seat Ibiza stonden en dat er in één registratie gesproken werd dat er mogelijk drugs gedeald werd vanuit de Seat Ibiza. Omstreeks 17:10 uur zag verbalisant dat de Seat Ibiza het parkeerterrein weer op reed en dat nog steeds dezelfde personen op dezelfde plek in de Seat Ibiza zaten. De Seat Ibiza kwam ter hoogte van de Volkswagen Caddy tot stilstand. Hierop had verbalisant [verbalisant 1] zijn dienstvoertuig links naast de Seat Ibiza geparkeerd. Hij zag dat zijn collega van de eenheid [oproepnummer] zijn onopvallende dienstvoertuig voor de Seat Ibiza parkeerde en uitstapte.
Zijn collega van de eenheid [oproepnummer] stond voor de Seat Ibiza en hij hoorde hem schreeuwen dat hij van de politie was en dat hij moest stoppen. Verbalisant [verbalisant 1] zag dat de bestuurder van de Seat Ibiza hier niet aan voldeed en naar achteren reed. Vervolgens hoorde en zag hij dat de bestuurder van de Seat Ibiza vol gas vooruit reed en tussen zijn dienstvoertuig en het dienstvoertuig van de [oproepnummer] reed. Hij zag en voelde dat de Seat Ibiza zijn dienstvoertuig ramde en zag dat de collega van de eenheid [oproepnummer] nog net op tijd aan de kant kon springen om zo te voorkomen dat hij aangereden werd.
Verbalisant [verbalisant 1] zette vervolgens de achtervolging in op de Seat Ibiza, die zich even verderop vastreed in het verkeer. Vervolgens werden beide inzittenden van de Seat Ibiza aangehouden.
De bestuurder van de Seat Ibiza bleek te zijn: [verdachte] en de bijrijder bleek te zijn: [medeverdachte] .
In de onderbroek van [medeverdachte] trof verbalisant een grijze stoffen zak aan met daarin een hoeveelheid ponypacks.
Verbalisant [verbalisant 2] zag dat zijn collega [slachtoffer] zijn dienstvoertuig voor de Seat Ibiza zette en dat collega [verbalisant 1] hun dienstvoertuig naast de Seat zette. Verbalisant [verbalisant 2] stapte uit en legitimeerde zich met zijn politie-legimitatiebewijs aan de bestuurder van de Seat en riep daarbij luidkeels “Politie, staan blijven.” Verbalisant zag dat het raam aan de bestuurderszijde half open stond en dat de bestuurder hem aankeek en ook naar zijn politie-legitimatiebewijs keek. Hij zag dat collega [slachtoffer] rechts voor de Seat stond. Verbalisant [verbalisant 2] zag dat de bestuurder van de Seat achteruit reed en vervolgens vol gas tegen het dienstvoertuig reed en daardoor wegkwam. Collega [slachtoffer] kon net op tijd aan de kant springen om zo te voorkomen dat hij door de Seat werd aangereden.
Verbalisant [slachtoffer] was op 10 april 2019 onder oproepnummer [oproepnummer] op het parkeerterrein van de McDonalds in Veenendaal. Verbalisant [slachtoffer] plaatste zijn voertuig schuin voor de Seat en stapte daarna uit, liep naar de Seat en zag dat de bestuurder hem aankeek. Verbalisant [slachtoffer] riep: “Politie, staan blijven” en zag dat de bestuurder van de Seat achteruit reed. Vervolgens reed de bestuurder naar voren terwijl verbalisant [slachtoffer] zich op 1 meter midden voor de Seat bevond. Verbalisant [slachtoffer] was vervolgens naar links gesprongen om niet onder de Seat terecht te komen.
Uit het proces-verbaal van [verbalisant 3] volgt dat in de onder [medeverdachte] aangetroffen grijze zak 58 ponypacks zaten. Na de aanhouding van verdachte werden bij hem 4 mobiele telefoons aangetroffen. In de Seat Ibiza werd een tasje aangetroffen met daarin € 816,70, met name bestaande uit biljetten van € 10,00.
Op 10 april 2019 werd de woning van verdachte aan [adres] in [woonplaats] doorzocht.
In de wasmachine werd een zakje met bruin poeder aangetroffen;
In de wasbak werd een kleine blender aangetroffen en in een plastic tas naast de wasmachine werd verpakkingsmateriaal aangetroffen.
In een kast op de slaapkamer werden 15 grote en 84 kleine gripzakjes, een weegschaaltje en een prepaid telefoon aangetroffen.
Aan verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , zijn de inbeslaggenomen, vermoedelijk, verdovende middelen aangeboden en door hen gewogen en getest.
Door verbalisanten werd het volgende waargenomen en bevonden:
Positief getest voor cocaïne werden:
- 1 ponypack, inhoudende wit brokje met een gewicht van 0,44 gram, SIN nummer AALY7408NL in relatie met SIN nummer AAMO3732NL;
- 5 ponypacks, inhoudende wit poeder/brokjes met een gewicht van 0,94 gram, SIN nummer AALY7409NL, in relatie met SIN nummer AAMO3731NL;
- 11 ponypacks, inhoudende wit poeder/brokjes met een gewicht van 1,09 gram, SIN nummer AALY7410NL, in relatie met SIN nummer AAMO3730NL;
- 6 ponypacks, inhoudende witte brokjes met een gewicht van 2,98 gram, SIN nummer AALY7407NL, in relatie met SIN nummer AAMO3733NL;
- 17 ponypacks, inhoudende wit poeder met een gewicht van 7,62 gram, SIN nummer AALY7405NL, in relatie met SIN nummer AAMO3734NL.
Positief getest op heroïne werden:
- 1 zakje, inhoudende 50 gram bruin poeder, SIN nummer AALY7411NL, in relatie met SIN nummer AAMO3729NL;
- 11 ponypacks, inhoudende 3,33 gram bruin poeder, SIN nummer AALY7404NL, in relatie met SIN nummer AAM03737NL;
- 7 ponypacks, inhoudende 2,35 gram bruin poeder, SIN nummer AALY7406NL, in relatie met SIN nummer AAMO3735NL.
Uit onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut volgt dat:
SIN nummer AAMO3732NL cocaïne bevat;
SIN nummer AAMO3731NL, cocaïne bevat;
SIN nummer AAMO3730NL, cocaïne bevat;
SIN nummer AAMO3733NL, cocaïne bevat;
SIN nummer AAMO3734NL, cocaïne bevat;
SIN nummer AAMO3729NL, heroïne bevat;
SIN nummer AAMO3737NL, heroïne bevat;
SIN nummer AAMO3735NL, heroïne bevat.
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij op 10 april 2019 bij de McDonalds in Veenendaal bij “ [C] ” op de bijrijdersstoel in de auto van [C] instapte, zijnde een Seat Ibiza. Hij kent hem alleen als “ [C] ” en zo staat hij ook in zijn telefoon. Zij hadden een rondje gereden. Het was voor hem, [medeverdachte] , even snel een overdracht. Op de parkeerplaats aangekomen kwamen er een auto en een bus aan. Er werd op het raam geslagen. Hij hoorde [C] iets zeggen van "shit" en toen gaf [C] vol gas. Er stonden twee politievoertuigen schuin voor hen en er stond een politieman tussen de auto's. Toen [C] gas gaf moest die politieagent opzij springen. Ter hoogte van de rotonde kreeg hij van [C] een tasje in zijn schoot geworpen. Het was een soort suède stoffen tas. Hij hoorde [C] roepen: "doe weg".Vanaf januari/februari van dit jaar (2019) kocht hij drugs van [C] . Het kenteken van de Volkswagen Caddy van [medeverdachte] was [kenteken] .
Onder de op 10 april 2019 onder verdachte inbeslaggenomen telefoons bevond zich een telefoon van het merk Samsung met telefoonnummer [telefoonnummer] .
Uit onderzoek van verbalisant [verbalisant 6] aan de telefoon van [medeverdachte] volgt dat er onder andere op 10 april 2019 tussen 16.33 uur en 16.52 uur diverse contacten waren met het in de contactenlijst vermelde contact [C] met telefoonnummer [telefoonnummer] .
Op 10 april 2019 werd door verbalisant [verbalisant 7] in de Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] een iPhone aangetroffen. Op de iPhone stond een sms-gesprek met het contact “ [C] ”. In dit gesprek stonden de berichten:
gisteren 19:23(de rechtbank begrijpt 9 april 2019 te 19.23 uur)
''Jo''
“Jo”
''Waar jij''
"Tijd voor 20"
''Van a voort richting barneveld''
''Ja kom wel langs je hu8s''
''Huis''
''Half uur ongeveer''
' 'Ok dan Lunteren' '
, 'Top''
''En?''
''7min”
''Kom j''
' 'Waar jij dam' '
''Mij huis toch''
Vandaag 16:48(de rechtbank begrijpt 10 april 2019 te 16.48 uur)
''Ben er''
“'Paar mkn”.
Door de politie werden een aantal contacten uit de contactenlijst van de onder verdachte inbeslaggenomen telefoon van het merk Samsung met telefoonnummer [telefoonnummer] benaderd, waaronder [A] en [B] .
Verbalisant [verbalisant 8] heeft op 21 mei 2019 telefonisch contact opgenomen met [A] en hoorde dat [A] verklaarde dat “ [bijnaam] ” de enige dealer is bij wie hij zijn drugs, cocaïne, koopt. [bijnaam] heeft het telefoonnummer [telefoonnummer] . [bijnaam] komt de drugs bij hem brengen of zij spreken af bij de Jumbo in Amerongen.Hij neemt al ruim een jaar drugs af bij [bijnaam] en koopt één keer in de twee weken bij [bijnaam] , soms vaker.
Verbalisant [verbalisant 8] heeft op 25 mei 2019 telefonisch contact opgenomen met [B] en hoorde dat [B] verklaarde dat hij heroïne gebruikt en één keer per week drugs besteld. Hij bestelt vaak samen met [A] (de rechtbank begrijpt dat hier [A] wordt bedoeld) bij dezelfde dealer. Het telefoonnummer dat hij dan belt is hetzelfde nummer dat [A] en hij altijd bellen. Hij koopt zijn drugs nu iets meer dan een jaar bij deze dealer, die hij “ [bijnaam] ” noemt. Als zij bestellen bij deze jongen komt hij naar Amerongen.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 10 april 2019 [medeverdachte]
(de rechtbank begrijpt dat verdachte [medeverdachte] bedoelt) bij de parkeerplaats van de McDonalds in Veenendaal had opgehaald. Verdachte reed in een Seat Ibiza.
Gebruiker telefoonnummer[telefoonnummer]
Verdachte heeft verklaard dat de in zijn auto aangetroffen telefoons, waaronder de Samsung telefoon met nummer [telefoonnummer] , niet zijn eigendom zijn, maar van een vriend met wie hij kort daarvoor in zijn auto had gezeten..
De rechtbank acht de verklaring van verdachte niet aannemelijk. Verdachte is pas ter terechtzitting met deze verklaring gekomen en verdachte wil niet de naam van die betreffende vriend noemen van wie, volgens verdachte, de telefoons waren. Enig nader onderzoek naar de verklaring van verdachte is daardoor niet mogelijk. Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] geweest en heeft hij deze telefoon gebruikt voor de handel in verdovende middelen. Uit de voornoemde bewijsmiddelen blijkt immers het volgende.
Het telefoonnummer [telefoonnummer] staat onder “ [C] ” in de contactenlijst van de telefoon van [medeverdachte] . Hierover verklaarde [medeverdachte] dat hij degene bij wie hij in de auto zat alleen kent onder de naam “ [C] ” en dat die [C] degene is bij wie hij zijn drugs koopt. De dag voordat [medeverdachte] op 10 april 2019 bij verdachte in de Seat Ibiza stapte, heeft [medeverdachte] contact gehad met [C] om af te spreken wanneer zij elkaar zouden ontmoeten. Ook op 10 april 2019 was er contact tussen [medeverdachte] en [C] . Het laatste telefonische contact was per SMS op 10 april 2019 om 16.48 uur, met als inhoud: “''Ben er'' en “'Paar mkn”. Slechts enkele minuten later, omstreeks 16.55 uur, zagen de in burger geklede verbalisanten de Seat Ibiza met verdachte als bestuurder de parkeerplaats van de McDonalds oprijden en naast de auto van [medeverdachte] parkeren, die vervolgens bij verdachte instapte.
De getuigen [A] en [B] zijn achterhaald aan de hand van de contactenlijst van de Samsung telefoon met nummer [telefoonnummer] . Uit hun verklaringen volgt dat zij via het nummer [telefoonnummer] contact opnamen met hun dealer voor het kopen van drugs en dat ze een jaar drugs afnamen van die dealer.
Fotoconfrontaties en verklaringen getuigen [A] en [B]
De rechtbank zal de betreffende fotoconfrontaties niet gebruiken voor het bewijs en komt daarom niet toe aan bespreking van het verweer van de verdediging betreffende de wijze waarop de fotoconfrontaties zijn uitgevoerd.
De rechtbank acht de verklaring van beide getuigen betrouwbaar. Zij zijn benaderd omdat zij op de contactenlijst stonden van de onder verdachte inbeslaggenomen Samsung telefoon. Beide getuigen hebben onafhankelijk van elkaar verklaard en hun verklaringen vinden over en weer steun.
Grijze zak met verdovende middelen
Verdachte heeft verklaard dat de onder [medeverdachte] inbeslaggenomen zak met daarin 58 wikkels met verdovende middelen eigendom was van [medeverdachte] .
De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk.
De rechtbank heeft hiervoor al vastgesteld dat verdachte handelde in verdovende middelen.
Daarnaast is het niet aannemelijk dat [medeverdachte] drugs van verdachte zou kopen, terwijl hij, [medeverdachte] , in het bezit zou zijn van een zak met een groot aantal ponypacks.
Heroïne in de wasmachine
Verdachte heeft verklaard dat de heroïne aangetroffen in de wasmachine in zijn woning niet van hem is. Hij was hiervan ook niet op de hoogte, hij was nog bezig met de inrichting van zijn huis en had zijn wasmachine nog niet gebruikt. De drugs zouden afkomstig zijn van een vriend.
De rechtbank acht ook deze verklaring van verdachte niet aannemelijk. In meerdere ruimtes in zijn woning zijn – ook open en bloot - drugsgerelateerde goederen, zoals gripzakjes, aangetroffen. Verdachte stond ten tijde van de doorzoeking al ruim twee jaar ingeschreven op dat adres. De rechtbank acht het niet geloofwaardig dat verdachte geen enkele wetenschap had van al deze goederen in zijn woning en zijn wasmachine niet heeft gebruikt.
Daarnaast is verdachte pas ter terechtzitting met deze verklaring gekomen en wil verdachte niet de naam van die betreffende vriend noemen van wie, volgens verdachte, de heroïne was. Enig nader onderzoek naar de verklaring van verdachte is daardoor niet mogelijk.
Bedreiging verbalisant [slachtoffer] (feit 3)
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte met een auto is ingereden op verbalisant [slachtoffer] . De rechtbank is van oordeel dat dit handelen van verdachte kan worden gekwalificeerd als bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De rechtbank overweegt dat voor een veroordeling ter zake van artikel 285 Sr vereist is dat de bedreiging van een zodanige aard is of onder zodanige omstandigheden is gedaan dat bij het slachtoffer de redelijke vrees kon ontstaan dat hij zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Door vanuit stilstaande positie snel op te trekken met de auto en met een hoog toerental en een verhoogde snelheid recht op verbalisant [slachtoffer] af te rijden, kon bij [slachtoffer] de redelijk vrees ontstaan dat hij bij een frontale botsing met de auto zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Dat verdachte slechts weg wilde komen uit de situatie omdat hij zich bedreigd voelde omdat hij dacht dat er criminele types om zijn auto stonden, acht de rechtbank voorts niet aannemelijk. Uit de bewijsmiddelen volgt dat het voor verdachte duidelijk moet zijn geweest dat hij te maken had met politieagenten, ondanks dat zij in burger gekleed waren en reden in een onopvallend voertuig. Verbalisanten [verbalisant 2] en [slachtoffer] hebben immers (meermalen) luidkeels geroepen dat zij van de politie waren en dat verdachte moest stoppen. [verbalisant 2] heeft zelfs zijn politielegitimatiebewijs aan verdachte getoond. Ook [medeverdachte] heeft verklaard dat voor hem duidelijk was dat zij te maken hadden met politieagenten.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Conclusie
De rechtbank acht op grond van voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank acht ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde een hoeveelheid van 13,07 gram cocaïne wettig en overtuigend bewezen nu de tenlastegelegde hoeveelheid, 16,07 gram, berust op een kennelijke optelfout.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben geen betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
partiële vrijspraak feit 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen verdovende middelen voorhanden heeft gehad. Het dossier bevat daartoe onvoldoende aanwijzingen. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.