ECLI:NL:RBMNE:2021:895

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 maart 2021
Publicatiedatum
7 maart 2021
Zaaknummer
UTR 20/2404
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ZW-uitkering van een receptioniste na eerstejaarsziektewetbeoordeling

In deze zaak heeft eiseres, een receptioniste, zich op 15 oktober 2018 ziek gemeld en is haar dienstverband op 1 januari 2019 beëindigd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft haar een Ziektewet (ZW) uitkering toegekend, maar heeft deze per 3 februari 2020 stopgezet na een beoordeling op 26 november 2019. Eiseres is het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 30 december 2020, waarbij eiseres en haar gemachtigde via Skype aanwezig waren.

De rechtbank heeft beoordeeld of het Uwv de ZW-uitkering terecht heeft stopgezet. Eiseres betwist de conclusie van het Uwv dat zij in staat was om meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Ze verwijst naar haar klachten en beperkingen, en naar medische adviezen van haar verzekeringsarts. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rapporten van de verzekeringsartsen voldoen aan de eisen van zorgvuldigheid en dat er geen tegenstrijdigheden in de rapporten zijn. De rechtbank concludeert dat het Uwv de regels uit de wet correct heeft toegepast en dat de medische beoordeling op de beoordelingsdatum juist is.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de stopzetting van de ZW-uitkering per 3 februari 2020 terecht was. Eiseres heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd die de beoordeling van het Uwv zou kunnen ondermijnen. De rechtbank heeft ook het verzoek om een onafhankelijke deskundige in te schakelen afgewezen, omdat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2404

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 maart 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. A. Bijlsma),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: M. Tieman).

Inleiding

1. Eiseres heeft zich op 15 oktober 2018 voor haar werk als receptioniste bij [bedrijf]. ziek gemeld. Op 1 januari 2019 is haar dienstverband beëindigd. Het Uwv heeft per die datum aan eiseres een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
2. Het Uwv heeft voor de eerstejaarsziektewetbeoordeling beoordeeld hoe de medische situatie van eiseres is op de datum 26 november 2019, waarna de belastbaarheid van eiseres is vastgelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens zijn op basis van een arbeidsdeskundig onderzoek drie voorbeeldfuncties geduid die eiseres zou kunnen verrichten. Volgens het Uwv kan eiseres in die functies meer dan 65% verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Op 31 december 2019 heeft het Uwv daarom besloten dat de ZW-uitkering van eiseres met ingang van 3 februari 2020 eindigt. Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt.
3. In het besluit van 15 mei 2020 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
4. Het beroep is behandeld op de zitting van 30 december 2020. Eiseres en haar gemachtigde en de gemachtigde van het Uwv waren daarbij via skype aanwezig.

Het geschil

5. Het Uwv heeft de ZW-uitkering van eiseres vanaf 3 februari 2020 stopgezet, omdat eiseres op 26 november 2019 meer dan 65%, namelijk 82,59%, van het loon per uur kan verdienen dat zij als receptioniste verdiende (haar maatmaninkomen). Dit percentage verdienvermogen is met verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek berekend aan de hand van het loon dat eiseres ondanks haar beperkingen, zou kunnen verdienen met voorbeeldfuncties die voor haar zijn geselecteerd. Eiseres is het niet eens met de conclusie van het Uwv dat zij geen recht meer heeft op een ZW-uitkering. Zij vindt dat onvoldoende rekening is gehouden met haar klachten en beperkingen. Zij was nog niet in staat om te werken op 26 november 2019. Hiervoor verwijst eiseres ook naar de medische adviezen van verzekeringsarts/medisch adviseur G.J. van Wettum van 30 maart 2020 en
9 juni 2020.

Beoordelingskader

6. De rechtbank moet in deze zaak beoordelen of het Uwv de uitkering van eiseres op
3 februari 2020 terecht heeft stopgezet. Hiervoor heeft de rechtbank bekeken of het Uwv de regels uit de wet goed heeft toegepast. Daarbij is het zo dat het Uwv dit soort besluiten mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: de rapporten moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch uit de rapporten voortvloeien. Verder is het zo dat degene die het niet eens is met het oordeel van een verzekeringsarts, dat moet onderbouwen met medische stukken. Bij de rechtbank werken immers geen artsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts een onjuiste medische conclusie heeft getrokken. Dit betekent dat hoe iemand zich zelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing van is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
Zorgvuldig onderzoek
7. Eiseres vindt dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ervan heeft afgezien om haar te zien en te spreken. Tijdens een spreekuuronderzoek had zij haar problemen met concentratie, geheugen en omgaan met omgevingsprikkels kunnen bespreken en had de verzekeringsarts bezwaar en beroep die aspecten grondiger kunnen onderzoeken. Ook had dan kunnen worden doorgevraagd over haar dagelijkse activiteiten. Nu dit niet is gebeurd, is het niet mogelijk om goed haar beperkingen in te kunnen schatten.
8. De rechtbank vindt dat de rapporten van de verzekeringsartsen voldoen aan de voorwaarden voor een zorgvuldig onderzoek. Dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres niet heeft opgeroepen voor een spreekuuronderzoek of onderzoek maakt niet dat haar onderzoek onzorgvuldig is. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep is in zijn algemeenheid niet verplicht eigen onderzoek te verrichten, indien ook op basis van andere informatie voldoende inzicht kan worden verkregen in de klachten en beperkingen van de belanghebbende.
9. Uit de stukken blijkt dat de eerste arts eiseres op het spreekuur op 26 november 2019 heeft gesproken en onderzocht en dat deze de beschikbare stukken heeft bestudeerd, waaronder de brief van de huisarts van 12 april 2019 en twee eerdere rapporten van verzekeringsartsen die eiseres op 25 maart 2019 en 12 juli 2019 hebben gesproken. Verzekeringsarts bezwaar en beroep Jansen-Bots heeft het dossier van eiseres bestudeerd. Zij vond een hoorzitting of medisch onderzoek niet nodig, omdat al veel medische informatie beschikbaar was. Bovendien had eiseres afgezien van een hoorzitting.
Jansen-Bots heeft in haar overwegingen zichtbaar de informatie betrokken die eiseres in bezwaar had overgelegd, waaronder het medisch advies van Van Wettum van 30 maart 2020, de brief van de behandelend psychotherapeut van 9 april 2020, de informatie van de huisarts van 3 april 2020 en de informatie van GGZ Altrecht van 21 mei 2019. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport van 11 mei 2020 eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe de beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de voorwaarden voor een zorgvuldig onderzoek voldoen.
De beroepsgrond slaagt niet.
Medische beoordeling
10. Eiseres stelt dat onvoldoende rekening is gehouden met haar - vooral vermoeidheids- en psychische - klachten en de beperkingen die zij ten gevolge daarvan ondervindt. Zij verwijst in dat verband naar het aanvullend medisch advies van 9 juni 2020, waarin Van Wettum erop wijst dat de verzekeringsartsen wel hebben geconstateerd dat de concentratie en het geheugen verminderd zijn en zij minder goed bestand is tegen omgevingsprikkels. Deze aspecten komen echter niet terug in de FML. Het argument daarvoor dat eiseres in staat was om een huishouden met twee jonge kinderen draaiende te houden, klopt niet. Van een ongestoord functioneren in de thuissituatie was helemaal geen sprake, omdat zij daartoe niet in staat was. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat ze rond de beoordelingsdatum nog veel vermoeidheidsklachten had en zich niet kon concentreren en zij daardoor er niet echt voor haar kinderen kon zijn. Vanaf september 2020 gaat het veel beter met haar.
Eiseres verzoekt de rechtbank om een onafhankelijke deskundige in te schakelen voor het verrichten van een nader onderzoek naar haar situatie op de beoordelingsdatum.
11. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling op de datum 26 november 2019. Verzekeringsarts bezwaar en beroep Jansen-Bots heeft in haar rapport van 11 mei 2020 inzichtelijk gemaakt waarom zij geen aanleiding ziet om in de FML van 28 november 2019 verdergaande beperkingen op te nemen. Ze heeft gemotiveerd dat in de aangenomen beperkingen rekening is gehouden met de aard en de ernst van de problematiek van eiseres, zoals benoemd door de huisarts en de psychotherapeut. Ze is in haar aanvullend rapport van 16 juli 2020 nog gemotiveerd ingegaan op het aanvullend medisch advies van de verzekeringsarts Van Wettum van 9 juni 2020. Daarbij legt zij uit waarom klachten niet één op één overgenomen worden in de FML als beperkingen ten aanzien van arbeid. Zij heeft gekeken waartoe eiseres in staat is ondanks haar klachten. Het dagverhaal zoals dat bij de verzekeringsartsen naar voren is gekomen, heeft ze daarbij betrokken. Ze maakt ook in haar rapport inzichtelijk waarom zij geen aanleiding ziet voor het aannemen van verdergaande beperkingen voor het vasthouden en verdelen van de aandacht en herinneren. Ze licht daarbij toe dat de normaalwaarden op de punten vasthouden en verdelen van de aandacht en herinneren laag-normale waarden zijn en daar voldoet eiseres ruimschoots aan. Ook heeft ze gemotiveerd waarom zij geen aanleiding ziet een ruimere urenbeperking aan te nemen en dat met de op de beoordelingsdatum nog lopende behandeling voldoende rekening is gehouden in de opgenomen urenbeperking.
12. Het is de specifieke deskundigheid van een verzekeringsarts om de klachten te vertalen in beperkingen bij het uitvoeren van werkzaamheden. Eiseres heeft in beroep geen nieuwe medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep deze vertaling niet goed heeft gedaan. De rechtbank twijfelt daarom niet aan de beoordeling van de medische toestand van eiseres op de beoordelingsdatum. Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling die ziet op de datum 26 november 2019 onjuist is. Zoals al eerder overwogen kan aan hoe eiseres zelf haar klachten en haar belastbaarheid ervaart bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid geen doorslaggevende betekenis toekomen.
De beroepsgrond slaagt niet.
13. Omdat er geen twijfel is over de juistheid van de medische beoordeling, is er geen aanleiding om een deskundige te benoemen. Het verzoek om benoeming van een onafhankelijke deskundige wijst de rechtbank daarom af.
Arbeidskundige beoordeling
14. Eiseres heeft naar voren gebracht dat zij om medische redenen de voorbeeldfuncties niet kan verrichten. In die functies is ook sprake van een drukke werkomgeving, terwijl zij in een prikkelarme omgeving moet werken om overprikkeling te voorkomen.
15. Het Uwv heeft zich voor de arbeidskundige beoordeling gebaseerd op het rapport van arbeidsdeskundige bezwaar en beroep Kurt van 13 mei 2020. Deze is tot de conclusie gekomen dat eiseres de geselecteerde voorbeeldfuncties kan verrichten, omdat die passen bij de beperkingen, zoals die zijn vastgesteld in de FML. Voor alle geduide functies geldt dat er gewerkt wordt in een rustige omgeving met weinig omgevingsgeluiden. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de conclusie van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
16. Eiseres krijgt geen gelijk. Het Uwv heeft terecht geconcludeerd dat de ZW-uitkering vanaf 3 februari 2020 eindigt.
17. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De beslissing is uitgesproken op 8 maart 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden, hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.